ECLI:NL:GHARL:2022:1071
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over vergoeding van kosten rechtsbijstand bij Halt-afdoening voor niet-aangehouden minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand werd afgewezen. De verzoeker, een minderjarige die niet was aangehouden, had verzocht om vergoeding van € 731,45 voor gemaakte kosten in verband met een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de Halt-afdoening, die verzoeker had aanvaard, een punitieve reactie was en dat er geen gronden van billijkheid waren voor vergoeding van de kosten. Verzoeker stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een andere afweging rechtvaardigden, en dat het onbillijk was dat hij de kosten zelf moest dragen, aangezien hij als minderjarige niet-aangehouden verdachte recht had op gefinancierde rechtsbijstand als hij was aangehouden.
Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld en de advocaat-generaal gehoord. Het hof oordeelde dat, hoewel de Halt-afdoening als een politiesepot moet worden beschouwd, de vraag of het redelijk en billijk is dat verzoeker de kosten zelf moet dragen, ontkennend moet worden beantwoord. Het hof bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. Echter, het hof besloot wel om de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift te vergoeden, tot een bedrag van € 1.360,-. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, maar de verzoeker kreeg een vergoeding voor de kosten van het verzoekschrift.