ECLI:NL:GHARL:2022:10407

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
200.275.357/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeslissing omgangsregeling tussen vader en minderjarige na eerdere tussenbeschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2022 een eindbeslissing genomen over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, na een eerdere tussenbeschikking van 15 februari 2022. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar er was tot nu toe geen ondertoezichtstelling gekomen. Het hof constateert dat de situatie sinds de tussenbeschikking onveranderd is gebleven, en dat de raad voor de kinderbescherming een verzoek had ingediend om de minderjarige onder toezicht te stellen, maar dat dit verzoek door de kinderrechter was aangehouden vanwege verwarring over de uitleg van de tussenbeschikking.

Het hof benadrukt het belang van omgang tussen ouders en hun kinderen voor de identiteitsontwikkeling van het kind. Ondanks de bezwaren van de moeder, die de vader als een bedreiging voor de minderjarige beschouwt, oordeelt het hof dat er geen contra-indicaties zijn voor omgang. Het hof stelt dat het voor de minderjarige van groot belang is om zijn vader te leren kennen, en dat de huidige situatie een bedreiging vormt voor zijn ontwikkeling. De moeder heeft aangegeven dat de minderjarige niet openstaat voor contact met de vader, maar het hof twijfelt of dit werkelijk het geval is of dat het voortkomt uit loyaliteit aan de moeder.

De beslissing van het hof houdt in dat er toegewerkt moet worden naar een uur begeleide omgang per twee weken, te beginnen met een videoboodschap van de vader aan de minderjarige. Het hof verwacht dat de moeder contact opneemt met het wijkteam voor begeleiding bij het opstarten van de omgang. De moeder heeft ook een informatieverplichting naar de vader toe, die zij moet nakomen. De beschikking van de rechtbank Overijssel van 13 december 2019 wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de omgang, en het hof bepaalt dat de ouders moeten werken aan de omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.275.357/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 211664)
beschikking van 1 december 2022
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. T.H. Westerhof-Dijkstra te Zwolle
en
[verweerster](de moeder),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Mulderij-Anker te Zwolle.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 15 februari 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de brief namens de vader van 1 juli 2022 met bijlage(n);
- de brief van de raad van 14 juli 2022;
- de brief namens de moeder van 20 juli 2022 met bijlage(n).
1.3
Op 7 november 2022 is de mondelinge behandeling voortgezet.
Verschenen zijn:
- de moeder via een beeldbelverbinding, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) [naam1] .
De echtgenoot van de moeder was - via beeldbelverbinding - als toehoorder aanwezig.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof constateert dat de situatie sinds de tussenbeschikking van het hof van 15 februari 2022 onveranderd is. De raad heeft naar aanleiding van deze tussenbeschikking bij de kinderrechter een verzoek ingediend om [de minderjarige] onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft de beslissing op dat verzoek tot op heden aangehouden omdat bij de kinderrechter verwarring was ontstaan over de uitleg van de tussenbeschikking van het hof. Teneinde nu duidelijkheid te geven, vindt het hof het in het belang van [de minderjarige] dat er een eindbeslissing wordt genomen op het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen.
2.2
Zoals het hof in de tussenbeschikkingen van 27 oktober 2020 en 15 februari 2022 heeft overwogen, heeft de rechter een grote inspanningsplicht om omgang tussen ouders en hun kind mogelijk te maken. Ook heeft het hof vastgesteld dat er bij de vader geen contra-indicaties zijn voor omgang. Gelet op deze inspanningsverplichting en het feit dat de situatie van de vader onveranderd is, is het hof van oordeel dat er omgang tussen de vader en [de minderjarige] moet komen. Het is voor [de minderjarige] van groot belang voor zijn identiteitsontwikkeling om zijn vader te leren kennen en om zelf een realistisch beeld van hem te kunnen vormen. De moeder is niet bereid om contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen omdat zij de vader een bedreiging voor [de minderjarige] vindt. Hoewel het nu goed gaat met [de minderjarige] en er geen directe zorgen zijn over zijn ontwikkeling, vormt de onmogelijkheid voor hem om zijn vader te leren kennen een bedreiging in de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . Zolang de moeder de vader als ouder afwijst, wijst zij in feite een deel van [de minderjarige] af. Ook is van belang dat het in de toekomst mogelijk moeilijker voor [de minderjarige] zal zijn om zijn vader te leren kennen, omdat de kans bestaat dat de vader weer terug zal moeten keren naar Irak. Voor een evenwichtige identiteitsontwikkeling is het belangrijk dat [de minderjarige] (onbelast) contact kan hebben met beide ouders en zich met hen kan identificeren. De moeder heeft aangegeven dat [de minderjarige] ondanks de ruimte die zij hem geeft niet openstaat voor contact met de vader en dat zij contact met de vader zal zoeken indien [de minderjarige] dit in de toekomst wel zou willen. Gelet op de weerstand van de moeder tegen de vader vindt het hof het echter niet aannemelijk dat zij dat daadwerkelijk zal doen. Ook volgt het hof de visie van de raad dat het maar de vraag is of [de minderjarige] op dit moment echt niet openstaat voor contact met de vader of dat dit komt doordat hij loyaal wil zijn aan zijn moeder.
2.3
Duidelijk is dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] tot onrust zal leiden in de thuissituatie van [de minderjarige] . Zoals het hof in zijn tussenbeschikking van 15 februari 2022 heeft overwogen, is met name de angst van de moeder voor de vader en de weerstand die daaruit voortvloeit leidend geweest voor de raad om te adviseren geen omgang tot stand te brengen. Deze angst en weerstand zal voor [de minderjarige] merkbaar zijn als er omgang plaatsvindt. Dit zal bij [de minderjarige] voor stress en spanning gaan zorgen, vooral omdat de moeder onvoldoende in staat is om hem bij de omgang te begeleiden en ondersteunen. Dat het voor [de minderjarige] onmogelijk is om zijn vader te leren kennen en een eigen beeld over hem te vormen, vindt het hof echter -anders dan de raad- een zodanig ernstige ontwikkelingsbedreiging dat deze zwaarder weegt dan het nadeel voor [de minderjarige] dat zal plaatsvinden als er omgang wordt vastgesteld. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] dat wordt toegewerkt naar een uur (begeleide) omgang per twee weken, te beginnen met een videoboodschap van de vader aan [de minderjarige] en vervolgens een aantal kaartjes van de vader aan [de minderjarige] . Vanaf maart 2023 dient er vervolgens begeleide omgang plaats te vinden. Het hof verwacht van de moeder dat zij contact opneemt met het wijkteam voor begeleiding van de ouders bij (het opstarten van) de omgang.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de moeder de vader niet informeert over [de minderjarige] , ondanks dat de rechtbank haar een informatieverplichting heeft opgelegd. Het hof vindt het belangrijk dat de moeder uitvoering geeft aan deze informatieverplichting. Dat de vader (ook) geen contact met de moeder opneemt om te vragen naar [de minderjarige] , zoals zij tijdens de zitting heeft aangegeven, betekent niet dat zij deze verplichting niet hoeft na te komen.

3.De slotsom

Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover aan zijn oordeel onderworpen en in zoverre beslissen als hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 13 december 2019 wat betreft de omgang en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat door de ouders dient te worden toegewerkt naar een uur (begeleide) omgang per twee weken vanaf maart 2023 tussen de vader en [de minderjarige] , geboren [in] 2014, te beginnen met een videoboodschap van de vader aan [de minderjarige] en vervolgens een aantal kaartjes van de vader aan [de minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, I.A. Vermeulen en L. van Dijk, bijgestaan door mr. I.M. Klaver als griffier, en is op 1 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.