Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2022 een eindbeslissing genomen over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, na een eerdere tussenbeschikking van 15 februari 2022. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar er was tot nu toe geen ondertoezichtstelling gekomen. Het hof constateert dat de situatie sinds de tussenbeschikking onveranderd is gebleven, en dat de raad voor de kinderbescherming een verzoek had ingediend om de minderjarige onder toezicht te stellen, maar dat dit verzoek door de kinderrechter was aangehouden vanwege verwarring over de uitleg van de tussenbeschikking.
Het hof benadrukt het belang van omgang tussen ouders en hun kinderen voor de identiteitsontwikkeling van het kind. Ondanks de bezwaren van de moeder, die de vader als een bedreiging voor de minderjarige beschouwt, oordeelt het hof dat er geen contra-indicaties zijn voor omgang. Het hof stelt dat het voor de minderjarige van groot belang is om zijn vader te leren kennen, en dat de huidige situatie een bedreiging vormt voor zijn ontwikkeling. De moeder heeft aangegeven dat de minderjarige niet openstaat voor contact met de vader, maar het hof twijfelt of dit werkelijk het geval is of dat het voortkomt uit loyaliteit aan de moeder.
De beslissing van het hof houdt in dat er toegewerkt moet worden naar een uur begeleide omgang per twee weken, te beginnen met een videoboodschap van de vader aan de minderjarige. Het hof verwacht dat de moeder contact opneemt met het wijkteam voor begeleiding bij het opstarten van de omgang. De moeder heeft ook een informatieverplichting naar de vader toe, die zij moet nakomen. De beschikking van de rechtbank Overijssel van 13 december 2019 wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de omgang, en het hof bepaalt dat de ouders moeten werken aan de omgangsregeling.