ECLI:NL:GHARL:2022:10302

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21-005660-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en witwassen door vervalsing van bankdocumenten met betrekking tot de aankoop van vakantieparken

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor fraude en witwassen. De verdachte, een 53-jarige man, werd veroordeeld tot dertien maanden gevangenisstraf. Hij had als bestuurder van een vennootschap vier vakantieparken gekocht voor een bedrag van meer dan € 3,2 miljoen, waarbij hij vervalste bankbrieven gebruikte om een hypothecaire lening van € 4,5 miljoen te verkrijgen. Deze lening werd gebruikt om de vakantieparken aan te kopen en om geld door te sluizen naar andere vennootschappen. De rechtbank Midden-Nederland had de verdachte eerder veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat deze straf te laag was gezien de ernst van de feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een zwaardere straf op, waarbij het ook de rol van de verdachte als feitelijk leidinggever aan de rechtspersoon in aanmerking nam. De verdachte werd nietontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de vrijspraak van een ander feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005660-19
Uitspraak d.d.: 1 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 2 oktober 2019 met parketnummer 16-706270-16 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats] ( [land] ), [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.E. van der Werf, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft verdachte bij vonnis van
2 oktober 2019 ter zake van de eendaadse samenloop van het opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, en feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, (feit 1 A en feit 1 B) en
feitelijke leidinggeven aan witwassen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, (feit 2 B) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Het hof stelt vast dat verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 2 A. Voor verdachte, die onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld, staat ingevolge artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering tegen die vrijspraak geen hoger beroep open. In zoverre zal verdachte dan ook in zijn hoger beroep nietontvankelijk worden verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het onder meer tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:

1.A

[medeverdachte 1] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van (een) valse of vervalst(e) brief/brieven, te weten:
-de brief inzake ' [naam brief 1] ' van [naam bank 1] . d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en/of -de brief inzake ' [naam brief 2] ' van [naam bank 1] . d.d. 25.06.2014 (vindplaats dossier: pagina 0129), en/of
-de brief inzake ' aankoop recreatiepark ' [medeverdachte 5] ' van [naam bank 2] d.d. 25 juni 2014 (vindplaats dossier: pagina 0130),
- (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die (telkens) bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat dat/die (geschrift)en (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s), de brief/brieven (telkens) bij de hypotheekverstrekker [hypotheekverstrekker] . heeft/hebben ingebracht als overtuigingsstuk van de door [medeverdachte 1] te betalen koopsom (vindplaats dossier: pagina 1631), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde brief/brieven (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
-de koopsom voor het recreatiepark [medeverdachte 2] 1.200.000,-, in plaats van 295.000,-bedroeg (brief [naam bank 1] d.d. 25 juli 2014, vindplaats dossier: pagina 0124), en/of
-de koopsom voor de recreatieparken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg ( [naam bank 1] d.d. 25.06.2014,vindplaats dossier: pagina 0122), en/of
-de koopsom voor het recreatiepark [medeverdachte 5] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief [naam bank 2] d.d. 25 juni 2014, vindplaats dossier: pagina 0126), zulks terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven, en/of
B
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van (een) valse of vervalst(e) brief/brieven, te weten:
-de brief inzake ' [naam brief 1] ' van [naam bank 1] . d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en/of -de brief inzake ' [naam brief 2] ' van [naam bank 1] . d.d. 25.06.2014 (vindplaats dossier: pagina 0129), en/of
-de brief inzake ' aankoop recreatiepark ' [medeverdachte 5] ' van [naam bank 2] d.d. 25 juni 2014 (vindplaats dossier: pagina 0130),
- (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die (telkens) bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat dat/die (geschrift)en (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s), de brief/brieven (telkens) bij de hypotheekverstrekker [hypotheekverstrekker] . heeft/hebben ingebracht als overtuigingsstuk van de door [medeverdachte 1] te betalen koopsom (vindplaats dossier: pagina 1631), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde brief/brieven (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
-de koopsom voor het recreatiepark [medeverdachte 2] 1.200.000,-, in plaats van 295.000,-bedroeg (brief [naam bank 1] d.d. 25 juli 2014, vindplaats dossier: pagina 0124), en/of
-de koopsom voor de recreatieparken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief [bank 1] d.d. 25.06.2014, vindplaats dossier: pagina 0122), en/of
-de koopsom voor het recreatiepark [medeverdachte 5] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief [bank 2] d.d. 25 juni 2014, vindplaats dossier: pagina 0126).

2.2.B

[medeverdachte 1] en/of [naam stichting] [medeverdachte 1] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te [pleegplaats] en/of [pleegplaats] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
A. één of meer geldbedrag(en) verkregen uit een hypothecaire lening (in totaal circa EUR 4.500.000,-,vindplaats dossier: pagina's: 1636 en 1818), en/of
B. één of meer kavel(s) grond en/of opstalrecht(en) met betrekking tot [medeverdachte 4] , en/of
C. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot [medeverdachte 3] , en/of
D .één of meer perce(e)l(en) grond en/of appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot [medeverdachte 2] , en/of
E. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot recreatiepark [medeverdachte 5] , heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren van uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
De volgende feiten zijn niet betwist:
[vertegenwoordiger rechtspersonen] was, via een aantal rechtspersonen, eigenaar van (onder meer) vier vakantieparken, [medeverdachte 3] in [plaatsnaam] , [medeverdachte 2] in [plaatsnaam] , [medeverdachte 4] in [plaatsnaam] en [medeverdachte 5] in [plaatsnaam] (hierna: de parken). De parken waren gefinancierd door middel van hypothecaire leningen van de [bank 1] ( [plaatsnaam] , [plaatsnaam] en [plaatsnaam] ) en [naam bank 2] ( [plaatsnaam] ) en belast met daartegenover staande hypothecaire zekerheden en pandrechten. Omdat [vertegenwoordiger rechtspersonen] zijn aflossings- en renteverplichtingen aan de banken niet kon nakomen, is in overleg met de banken aangestuurd op een verkoop van de parken. [vertegenwoordiger rechtspersonen] kwam hierop in contact met verdachte, optredend voor [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]). De [naam bank 1] en [naam bank 2] stonden positief tegenover een verkoop aan [medeverdachte 1] en op 25 juni 2014 stuurden de banken ieder een brief aan [medeverdachte 1] waarin bevestigd werd dat deze akkoord waren met een koopsom van € 3.000.000,-- voor het vrijgeven van hun zekerheidsrechten op de parken in [plaatsnaam] , [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . Op 25 juli 2014 volgde een brief van de [naam bank 1] waarin op gelijke wijze werd bevestigd dat de zekerheidsrechten op het park in [plaats recreatiepark 1] zouden worden vrijgegeven tegen betaling van een koopsom van € 295.000,--.
[medeverdachte 1] kwam met het in [plaatsnaam] gevestigde [hypotheekverstrekker] (
hierna: [hypotheekverstrekker]) overeen, dat [hypotheekverstrekker] ter financiering van de parken een hypothecaire lening zou verstrekken van € 4.500.000,--. Op 29 oktober 2014 vond de overdracht van de parken plaats bij notaris [naam notaris 1] in [plaatsnaam] . Diezelfde dag zijn de parken grotendeels doorgeleverd aan dochtervennootschappen van [medeverdachte 1] .
Op 17 oktober 2015 meldde de civiele advocaat van [hypotheekverstrekker] aan de [bank 1] en [naam bank 2] , dat zij mogelijk vervalste brieven hadden ontvangen van [medeverdachte 1] . De drie brieven van de banken uit juni en juli 2014 waren als bijlagen bij een
e-mailbericht van 27 oktober 2014 van verdachte aan [hypotheekverstrekker] gevoegd. Deze brieven vermeldden echter een koopsom voor de drie parken van € 4.800.000,-- en voor het park in [plaatsnaam] van € 1.200.000,--, dus in totaal € 6.000.000,-- in plaats van
€ 3.295.000,--. De [naam bank 1] en [naam bank 2] hebben vervolgens aangifte gedaan van valsheid in geschrift.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft (ook) hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Ten aanzien van de bewezenverklaring richt het beroep zich tegen de impliciete vrijspraak van witwassen voor de periode 30 oktober 2014 tot en met 27 januari 2017. Nu witwassen een voortdurend delict is en verdachte de parken nog in bezit had, is hij ten onrechte voor die periode vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting geconcludeerd dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van de tenlastegelegde periode heeft de advocaat-generaal het volgende gesteld:
Voor alle verdachten kan worden vastgesteld dat er ook sprake is van voorhanden hebben. Om van ‘voorhanden hebben’ te kunnen spreken is feitelijke zeggenschap/feitelijke beschikkingsmacht voldoende. De rechtbank heeft ‘voorhanden hebben’ ten onrechte uit de tenlastelegging gestreept en heeft ook ten onrechte daarmee de bewezenverklaarde periode
beperkt tot één dag. Vanwege het voortdurende voorhanden hebben, dient de gehele tenlastegelegde periode te worden bewezenverklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Met betrekking tot feit 1
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat opzet bij het gebruik van de vervalste bankbrieven niet bewezen kan worden. [verdachte] weet niet meer wie deze mail met de bankbrieven heeft verstuurd, hij heeft in ieder geval nooit bedoeld om vervalste brieven aan de email te hechten.
Subsidiair is er geen sprake van misleiding. [hypotheekverstrekker] heeft niet als gevolg van het gebruik van vervalste brieven de lening verstrekt of de hoogte daarvan bepaald.
Begin oktober 2014 is [verdachte] via tussenpersoon [naam tussenpersoon] in contact gekomen met mevrouw [naam medewerker] van [hypotheekverstrekker] . Rond die tijd vond een bespreking plaats in het bijzijn van [naam tussenpersoon] , waarin cliënt een aantal ordners heeft overgelegd aan [naam medewerker] . Op basis van die gegevens belde [naam medewerker] de volgende dag dat zij bereid waren om een lening van € 4.500.000,-- te verstrekken.
Op 16 oktober 2014 heeft [verdachte] de afspraak per e-mail bevestigd. Bij het notariskantoor werd een bedrag van € 970.000,-- in depot gestort. [verdachte] heeft aldus, via een buitenlandse financier, € 970.000,-- privégeld ingebracht. Op 24 oktober 2014 is het door [hypotheekverstrekker] uitgeleende geld ontvangen door de notaris. Hieruit blijkt dat er op 24 oktober 2014 al overeenstemming was bereikt over de lening en dat de nadien op 27 oktober 2014 verstuurde e-mail met bijlagen, waaronder de bedoelde bankbrieven, geen invloed heeft gehad op het verstrekken van de lening of de hoogte daarvan.
Bovendien was [naam medewerker] wel degelijk op de hoogte van de juiste koopprijs. Zij beschikte immers over de opstelling van notaris [naam notaris 2] en de afrekening van notaris [naam notaris 1] . [naam medewerker] was ook aanwezig bij de tweeënhalf uur durende sessie bij [naam notaris 1] waarin de parken werden overgedragen. Het is onbestaanbaar dat de koopprijs bij die bespreking niet aan de orde is geweest. Daarnaast blijkt de koopprijs uit de nota van afrekening van de notaris aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had de parken ook helemaal niet kunnen betalen als de koopsom € 6.000.000,-- was geweest. Met de lening en de eigen inbreng van € 970.000,-- had [medeverdachte 1] nooit de koopsom en de kosten kunnen voldoen. Dat € 4.500.000,-- is geleend terwijl de koopsom maar € 3.295.000,-- bedroeg, is goed te verklaren. Naast de koopsom en de kosten is al ruim € 225.000,-- betaald aan advocaten en notarissen. Het restant is geïnvesteerd in de parken, zoals wel blijkt uit de overmakingen van de notaris naar bankrekeningen van [medeverdachte 1] .
[naam medewerker] nam ook geen enkel risico door de parken te financieren. [verdachte] had er veel eigen geld ingestoken, er werd direct een jaar rente vooruit betaald en de waarde van de beschikbare taxatierapporten overtrof de koopprijs ruimschoots.
De rechtbank heeft verder zwaar geleund op de verklaringen van [naam medewerker] dat de bankbrieven van belang waren voor het verstrekken van de lening, terwijl deze als onbetrouwbaar moeten worden beoordeeld. Uit het vonnis van de rechtbank OostBranbant in haar eigen strafzaak blijkt dat zij onjuist heeft verklaard en daarnaast bevat haar verklaring tegenstrijdigheden. [naam medewerker] heeft niet alleen verschillend verklaard over haar rol in [hypotheekverstrekker] , maar ook over het moment van overeenstemming over de lening en over de vraag tot welk bedrag [hypotheekverstrekker] bereid was te financieren.
Haar verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Met betrekking tot feit 2
Vrijspraak van valsheid tot geschrift heeft automatisch tot gevolg dat er geen sprake kan zijn van witwassen.
Oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Feit 1
Het opzet
Op 27 oktober 2014 is uit naam van [medeverdachte 1] een e-mail verzonden aan [hypotheekverstrekker] . Uit de opstelling van het e-mailbericht blijkt dat er wordt geantwoord op vragen van [hypotheekverstrekker] . Zo staat bijvoorbeeld vermeld: ‘Als bijlage vindt u ook de bankbrieven waardoor ook punt 2 is beantwoord’. Bij deze e-mail zijn als bijlagen de drie vervalste bankbrieven gevoegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de email misschien door iemand anders is gestuurd en dat de bankbrieven per ongeluk bij het bericht zijn gevoegd. Er was in ieder geval geen sprake van opzet, volgens de verdediging.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de bankbrieven onder zijn verantwoordelijkheid zijn verstuurd met de bedoeling om het dossier compleet te maken en dat het hem niet is opgevallen dat er andere bedragen in stonden vermeld. In die tijd had hij wel twee zzp’ers lopen, dus misschien heeft één van hen de email gestuurd of de brieven vervalst.
Het hof acht het ongeloofwaardig dat een medewerker van verdachte de bankbrieven zou hebben vervalst en vervolgens bij een email aan [hypotheekverstrekker] zou hebben gevoegd. De e-mail is ondertekend door verdachte en hij heeft zelf alle onderhandelingen gevoerd met [hypotheekverstrekker] . In de mail wordt bovendien gesproken over persoonlijke omstandigheden. Zo heeft de opsteller van het bericht het over ‘ [medeverdachte 6] , mijn echtgenote’ (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 6] , de echtgenote van verdachte) en over het feit dat hij de dag ervoor iets verkeerds heeft gegeten en dat dit op dat moment opspeelt. Daarnaast betrof de aankoop een voor verdachte belangrijke transactie, wat het toevallig en abusievelijk meezenden van vervalste brieven onwaarschijnlijk maakt, terwijl niemand anders dan verdachte enig belang had bij het veranderen van de koopsommen. Hoewel niet uit het dossier kan worden afgeleid wie daadwerkelijk de bankbrieven heeft vervalst, staat wel vast dat verdachte de vervalste brieven heeft gebruikt. Daarbij wordt nog opgemerkt dat niet alleen de koopsommen waren veranderd: ook de contactgegevens en het kenmerk van de bank waren verwijderd, wat de verificatie van de brieven op korte termijn zou bemoeilijken.
Het hof is van oordeel dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de drie vervalste bankbrieven.
Misleiding
Om tot een bewezenverklaring van het gebruikmaken van vervalste documenten te kunnen komen, moeten de brieven ook gebruikt zijn om de ontvanger te misleiden. In dit geval: om [hypotheekverstrekker] ertoe te bewegen een hypothecaire lening van € 4.500.000,-- op de vier vakantieparken te verstrekken.
Verdachte heeft gesteld dat de werkelijke koopsom van de parken al voordat de overeenkomst werd gesloten bekend was bij [hypotheekverstrekker] en dat de lening is verstrekt op basis van de al aan [hypotheekverstrekker] overgelegde taxatierapporten en op grond van zijn eigen inbreng.
[hypotheekverstrekker] heeft een lening verstrekt aan [medeverdachte 1] van 136% van de koopsom. Verdachte heeft gesteld dat de verklaring van [naam medewerker] dat [hypotheekverstrekker] nooit 100% van de koopsom verstrekt wordt weersproken door haar eigen verklaring dat zij wel 100% financierden als er maar voldoende zekerheid tegenover stond en door het overzicht dat de verdediging aan de politie heeft overgelegd (p. 357 van dossier [naam dossier] ). Die zekerheden waren volgens de verdediging ruimschoots aanwezig: de eigen inbreng van verdachte, de onderliggende taxatierapporten en de voor een jaar vooruitbetaalde rente.
Uit een overzicht van notaris [naam notaris 1] (p. 1638) blijkt echter niet van eigen inbreng bij de financiering van de parken. Evenmin is gebleken dat er in de parken is geïnvesteerd met het overgebleven saldo. De verdediging heeft weliswaar aangevoerd dat een groot deel van dat geld is overgemaakt aan [medeverdachte 1] , maar dat zegt nog niets over de besteding van die gelden. Uit het dossier blijkt in ieder geval niet dat in de parken is geïnvesteerd.
Het hof is van oordeel dat - of [hypotheekverstrekker] nu al dan niet wel eens 100% van een koopsom financierde - het hoogst onwaarschijnlijk is en dan ook niet aannemelijk is geworden dat [hypotheekverstrekker] 136% van de koopsom als lening heeft willen verstrekken. Van belang hierbij is ook dat [naam voorheen bestuurder] , die destijds bestuurder was van [hypotheekverstrekker] , bij de rechtercommissaris heeft verklaard dat het wel kon dat [hypotheekverstrekker] 100% van de koopsom financierde, maar dat dat in deze zaak niet het geval is geweest.
De stelling dat [hypotheekverstrekker] al vóór 27 oktober 2014 van de werkelijke koopsom op de hoogte was, wordt niet door enige verklaring of document ondersteund. Het hof is van oordeel dat verdachte tijdens de onderhandelingen en zelfs tot op de dag van het passeren van de hypotheekakte de werkelijke koopsom voor [hypotheekverstrekker] heeft verhuld.
Het hof leidt dat af uit het volgende:
Op 8 juli 2014 was al een koopovereenkomst tussen [vertegenwoordiger rechtspersonen] c.s. en [medeverdachte 1] gesloten en getekend ten kantore van notaris [naam notaris 2] in [plaatsnaam] . In deze koopovereenkomst is onder meer het volgende overeengekomen:
  • De akten van levering van de onroerende zaken zullen worden verleden voor notaris [naam notaris 2] in [plaatsnaam] ;
  • Koper koopt van verkoper alle activa van de parken;
  • De koopprijs ziet voor een door koper te bepalen deel op roerende zaken, garanties, vorderingen en rechtsverhoudingen. Het resterende deel vormt de koopprijs voor onroerende zaken.
Er is geen ontbindende voorwaarde van financiering in de overeenkomst opgenomen.
Notaris [naam notaris 2] heeft verder een onderverdeling van de koopsom van € 3.295.000,-- opgesteld ten behoeve de verschuldigde overdrachtsbelasting. Volgens verdachte, die deze stukken van notaris [naam notaris 2] ter zitting van de rechtbank heeft overgelegd, is de onderverdeling al in juli 2014 opgemaakt en ook aan notaris [naam notaris 1] verstrekt om bij de leningsovereenkomst te voegen. In de onderverdeling zijn aan de onroerende zaken van de parken de volgende waarden toegekend:
park [medeverdachte 3] € 900.000,--
park [medeverdachte 4] € 200.000,--
park [medeverdachte 5] € 750.000,--
park [medeverdachte 2]
€ 295.000,-- +
totaal € 2.145.000,--.
De waarde van de roerende zaken, vorderingen en exploitatie is gesteld op in totaal € 1.150.000,--.
Bij de akten van levering, die zijn gepasseerd bij notaris [naam notaris 1] , is
de koopsom op een hoogst ongebruikelijke en op een met de op een notaris rustende zorgplicht strijdige wijze [1] verwoord. In de akten van levering van zowel de eerste levering aan [medeverdachte 1] als de doorlevering aan de dochtervennootschappen wordt geen geldelijke tegenprestatie vermeld. De koopsom wordt in de eerste akte van levering omschreven als: ‘De koopprijs voor het verkochte bedraagt het bedrag dat partijen in de Koopovereenkomsten zijn overeengekomen. In de koopovereenkomsten wordt voor wat betreft de koopsom verwezen naar een koopsom die gelijk is aan het bedrag waarvoor de betreffende banken royement verlenen ter zake de onderhavige leveringen’. De koopsom in de tweede akte van levering (aan de dochtervennootschappen) is daar weer van afgeleid.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de koopsom zo is omschreven omdat de banken de koopsom om de reden dat het een packagedeal betrof niet wilde splitsen. Dat verklaart echter niet waarom ten minste in de eerste akte niet de totale koopsom is vermeld. Er is geen reden denkbaar waarom de banken, die overigens geen partij waren bij de leveringen, bezwaar zouden hebben tegen vermelding van de koopsom. [naam notaris 1] heeft als verweer tegen de door [hypotheekverstrekker] later tegen hem ingediende klacht kennelijk aangevoerd dat ook hij bij het passeren van de hypotheekakte de werkelijke koopsom niet kende. [2]
Verdachte heeft verder gesteld dat [hypotheekverstrekker] al op de notariële afrekening heeft moeten zien wat de werkelijke koopsom was. [hypotheekverstrekker] was echter geen partij bij de levering van de parken. Dat zij een afrekening van de aan- of verkoop zou hebben ontvangen of aanwezig zou zijn geweest bij besprekingen tijdens de notariële levering, zou ongebruikelijk zijn geweest en is overigens ook niet aannemelijk geworden.
Op enig moment in de onderhandelingsperiode heeft [hypotheekverstrekker] kennelijk naar de koopsom gevraagd. De overgelegde taxatierapporten gaven een veel hogere waarde aan dan de overeengekomen koopsom, maar bij die waardebepaling was al rekening gehouden met een algehele renovatie van de parken en nog uit te voeren uitbreidingen van de parken met nieuwe chalets. De onderhandelingsperiode tussen verdachte en [hypotheekverstrekker] heeft vanaf het eerste contact tot en met de datum van overdracht, nog geen maand in beslag genomen. Voor [hypotheekverstrekker] was er dus niet veel tijd om stukken te verifiëren of nieuwe taxatierapporten te laten opmaken.
Verdachte stuurt dan op 27 oktober 2014 een email aan [hypotheekverstrekker] en voegt daar de bankbrieven bij. In dit bericht is daarover zoals gezegd opgenomen: ‘Als bijlage vindt u ook de bankbrieven waardoor ook punt 2 is beantwoord’. [naam medewerker] is ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Zij wist niet meer op welke vraag de bankbrieven precies een antwoord gaven, maar wel dat de koopsom van de parken essentieel was voor het verlenen van financiering door MKD. Weliswaar blijkt uit de bankbrieven niet meer dan de koopsom voor het vrijgeven van zekerheidsrechten, maar nu zonder het vrijgeven van de zekerheden de notaris sowieso geen eerste recht van hypotheek op de parken ten gunste van [hypotheekverstrekker] kon vestigen, zal de gevraagde informatie vrijwel zeker de koopsom betreffen. Het feit dat in de meegeleverde bankbrieven een koopsom van € 6.000.000,-- wordt gesuggereerd, duidt erop dat [hypotheekverstrekker] niet eerder op de hoogte was van de werkelijke koopsom.
In 2015 ontdekte de advocaat van [hypotheekverstrekker] dat er iets mis was met de gestelde zekerheden in de hypotheekakte. De zaak werd verder uitgezocht en zo ontstond ook twijfel aan de authenticiteit van de bankbrieven en de taxatierapporten. De notaris heeft toen contact opgenomen met de banken, die de echte brieven beschikbaar stelden. [hypotheekverstrekker] heeft daarop direct een kort geding aangespannen tegen [medeverdachte 1] en een klacht ingediend tegen notaris [naam notaris 1] . Dat zijn nutteloze en zeer kostbare acties als [hypotheekverstrekker] tijdens het passeren van de akte al op de hoogte zou zijn geweest van de werkelijke koopsom van de parken. Ook in het licht hiervan is niet aannemelijk geworden dat zoals namens verdachte is aangevoerd [hypotheekverstrekker] van de echte koopsom op de hoogte is geweest.
Betrouwbaarheid van de verklaringen getuige [getuige 1]
De raadsman heeft verzocht de verklaringen van [getuige 1] buiten beschouwing te laten, omdat deze onbetrouwbaar zouden zijn. [getuige 1] heeft verschillend verklaard over het percentage van de koopsom dat [hypotheekverstrekker] wilde financieren, over haar positie binnen [hypotheekverstrekker] en over de basis waarop [hypotheekverstrekker] de hoogte van de lening vaststelde, de taxatierapporten of de koopsom.
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat “veel dingen een rol spelen” als zij bepalen welk deel van de koopsom kan worden geleend. Zij hadden geen vaste criteria en het lag aan de bijzondere omstandigheden van het geval. “Tegenover de lening moest altijd voldoende zekerheid staan. Het hypotheekrecht, het pandrecht, gaf daar zekerheid toe. Ook de persoonlijke borg kan daarbij een rol spelen.” In essentie stelt [getuige 1] telkens dat [hypotheekverstrekker] de zekerheden van geval tot geval bekeek, maar dat de waarde van het onderpand in ieder geval belangrijk was. Bij de politie en de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat bij de geldverstrekking aan [medeverdachte 1] de koopsom een grote rol speelde. Ter terechtzitting bij het hof heeft [getuige 1] verklaard dat zij aan verdachte heeft gevraagd wat de waarde was van de parken en hoeveel geld hij nodig had. Hij heeft toen de bankbrieven gemaild. Zij begreep daaruit dat hij nog ten minste € 1.500.000,-- zelf moest inbrengen.
Het hof is van oordeel dat [getuige 1] als getuige op momenten wisselend en mogelijk niet steeds naar waarheid heeft verklaard. De kern van haar verklaringen is echter, voor zover zij relevant zijn voor de beoordeling van wat aan verdachte is ten laste gelegd, consistent, te weten dat de koopsom van de parken van groot belang was, niet alleen om te kunnen afwegen of de parken voldoende zekerheid boden, maar ook om te kunnen vaststellen dat de hypotheekgever voldoende eigen vermogen kon inbrengen. Ook grote institutionele geldverstrekkers beoordelen én de koopsom én de taxatierapporten. Voor [hypotheekverstrekker] zal evengoed gelden dat zij haar oordeel baseerde op verschillende factoren, waaronder de hoogte van de koopsom waarvan [getuige 1] heeft gezegd dat deze bij de verstrekking en het bepalen van de hoogte van de lening van groot belang was, wat in het licht van alle omstandigheden van het geval plausibel voorkomt.
Kortom:
- in geen enkele email of brief aan [hypotheekverstrekker] , behalve in de bankbrieven, wordt de koopsom van de parken genoemd. Als verdachte tijdens de onderhandelingen de werkelijke koopsom al had genoemd, was hij door het versturen van de vervalste bankbrieven direct door de mand gevallen;
- de notaris verbloemt in de akten van levering zonder enige goede reden de koopsom van de parken;
- op de derdenrekening van notaris [naam notaris 1] is € 970.000,-- gestort. Gesuggereerd wordt dat dit de eigen inbreng en eigen vermogen van verdachte betrof. Ook dit geldbedrag was echter afkomstig van een lening;
- de bankbrieven worden pas twee dagen voordat de akte passeert aan [hypotheekverstrekker] gemaild. De contactgegevens van de banken zijn verwijderd, wat het zeer lastig maakt om de inhoud nog tijdig te verifiëren;
-[medeverdachte 1] en verdachte beschikten niet over eigen middelen om de kosten van de levering van de parken te voldoen. Uit de notariële afrekening blijkt dat het in totaal om ongeveer € 3,4 miljoen ging. Dat [hypotheekverstrekker] op basis van die kosten en zonder eigen inbreng € 4,5 miljoen aan verdachte zou lenen, acht het hof uitgesloten;
- [hypotheekverstrekker] is onmiddellijk nadat zij kennis kreeg van de werkelijke koopsom van de parken procedures tegen [medeverdachte 1] en de notaris begonnen.
Uit de hiervoor genoemde omstandigheden, in samenhang gezien, leidt het hof af dat de vervalste bankbrieven door verdachte zijn verzonden met de bedoeling om [hypotheekverstrekker] te misleiden wat betreft de koopsom van de parken. Die conclusie wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] . Het hof verwerpt de verweren.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van notaris B. [naam notaris 1]
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van notaris [naam notaris 1]
als het hof zou overwegen om te oordelen dat [hypotheekverstrekker] niet op de hoogte was van de werkelijke koopsom. [naam notaris 1] zou ook kunnen verklaren over andere aspecten van de levering, zoals de wijze waarop de koopsom is omschreven in de akten van levering.
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis over het afwijzen van het voorwaardelijk verzoek tot het horen van de (voormalige) notaris heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Bij de beoordeling van dit verzoek is het noodzaakscriterium van toepassing. Dat betekent
dat als criterium geldt of het horen van de gevraagde getuige noodzakelijk is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit zowel de
verklaring van getuige [getuige 1] als uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat verdachte hen
gedurende de onderhandelingen een valse voorstelling van de verkoopprijs heeft gegeven.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de hypotheekakte en de akte van levering - die zich
beide in het dossier bevinden - niet de koopprijs vermelden, maar verwijzen naar de
bankbrieven. Aldus heeft de notaris verhinderd dat de koopprijs in de stukken stond. Dat had niet zo gemogen en de notaris heeft een rectificatie moeten uitvoeren. Gelet op het voorgaande is het horen van notaris [naam notaris 1] niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. De rechtbank wijst het verzoek af.
Het hof voegt daaraan toe dat [naam notaris 1] inmiddels door de rechtbank Amsterdam tot een gevangenisstraf van twee jaar is veroordeeld ter zake van verduistering van geldbedragen van de derdengeldrekening en het vervalsen van stukken [3] en dat hem een beroepsverbod van vijf jaar is opgelegd. Mede gelet op zijn verweer in de tuchtzaak naar aanleiding van de klacht van [hypotheekverstrekker] , verwacht het hof niet dat een verklaring van [naam notaris 1] redelijkerwijs van belang kan zijn voor enige door het hof te nemen beslissing.
Het hof wijst - net als de rechtbank - het verzoek tot het horen van [naam notaris 1] af.
Het hof kan zich verder vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis over het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Juridische toerekening aan [medeverdachte 1]
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat opzettelijk gebruik is gemaakt van vervalste
brieven. Dat is gedaan door verdachte. Hetzelfde feit is ook tenlastegelegd aan verdachte in de hoedanigheid van feitelijk leidinggever van [medeverdachte 1]
Ter beoordeling daarvan dient eerst te worden vastgesteld of [medeverdachte 1] een strafbaar feit heeft begaan. Pas als dat het geval is, zou verdachte als feitelijk
leidinggever in beeld kunnen komen.
Ingevolge artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht kunnen strafbare feiten worden begaan
door rechtspersonen. De strafbaarheid van een rechtspersoon wordt vastgesteld aan de hand van drie vraagpunten:
1. Is de rechtspersoon geadresseerde van de norm?
2. Kan de verboden gedraging - die door een natuurlijk persoon is verricht - aan de
rechtspersoon worden toegerekend?
3. Kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen?
De eerste vraag kan bevestigend worden beantwoord. Valsheid in geschrifte is een delict dat
door een rechtspersoon kan worden gepleegd.
Bij de beantwoording van de tweede vraag is van belang dat de vervalste brieven zijn
verstuurd vanaf een e-mailadres van [medeverdachte 1] , in het kader van
onderhandelingen over de koop van recreatieparken door [medeverdachte 1]
waarbij de verkregen hypothecaire lening geheel ten goede is gekomen aan [medeverdachte 1]
Ook de tweede vraag dient daarmee bevestigend te worden beantwoord.
Ten slotte acht de rechtbank ook bewezen dat de verboden handelingen opzettelijk door
[medeverdachte 1] zijn gepleegd.
Feitelijk leidinggeven
Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan ingevolge het tweede lid
van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht ook strafvervolging worden ingesteld, en
kunnen ook straffen worden uitgesproken tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven
en/of aan dat feit feitelijk leiding hebben gegeven.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen - waaronder de verklaring van verdachte -
volgt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde de dagelijkse leiding had binnen
[medeverdachte 1] Nu verdachte bovendien (ook) zelf opzettelijk de vervalste
brieven heeft verstuurd, behoeft het naar het oordeel van de rechtbank geen nadere
motivering dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [medeverdachte 1]
gepleegde valsheid in geschrifte.
(Opmerking hof: verdachte heeft ter terechtzitting van 9 september 2019 bevestigd dat hij de dagelijkse leiding had binnen [medeverdachte 1] .)
Plegen of feitelijk leidinggeven?
Indien een leidinggevende ervan verdacht wordt persoonlijk de delictsbestanddelen te
hebben vervuld, heeft het Openbaar Ministerie de keuze om hem ofwel ter zake van plegen
ofwel op de voet van artikel 51 Sr te vervolgen als feitelijk leidinggever naast eventueel de
rechtspersoon. Dat is een kwestie van opportuniteit. In onderhavige zaak heeft de officier
van justitie er echter voor gekozen om verdachte in beide hoedanigheden te vervolgen.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of het juridisch mogelijk is om de
strafbare gedraging ook in beide hoedanigheden bewezen te verklaren. De Hoge Raad heeft
zich daarover niet uitgelaten. De rechtbank ziet echter geen juridisch-technische bezwaren
om een verdachte in beide varianten te vervolgen zo lang bij de strafoplegging rekening
wordt gehouden met de verwevenheid tussen de feiten. [4] De rechtbank acht daarom het
gebruikmaken van vervalste brieven in beide hoedanigheden bewezen. Verdachte heeft als
natuurlijk persoon immers zelf alle delictsbestanddelen vervuld, maar heeft ook feitelijk
leidinggegeven aan de rechtspersoon.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en
overtuigend bewezen dat verdachte als natuurlijk persoon én als feitelijk leidinggever in de
periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
vervalste bankbrieven die bestemd waren om als bewijs van de koopprijs te dienen als ware
deze brieven echt en onvervalst.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft
gemaakt aan witwassen van 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken (die bestaan uit kavels
grond, opstalrechten en/of appartementsrechten), en/of dat hij daaraan feitelijk leiding heeft
gegeven.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen genoemd ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank
vast dat [medeverdachte 1] door gebruik te maken van vervalste documenten een lening heeft verkregen van 4,5 miljoen euro en dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het gebruikmaken van de vervalste documenten.
In een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens is gerelateerd welke gegevens door
[naam notaris 1] zijn verstrekt. Deze documenten zijn als bijlage bij het proces-verbaal
gevoegd.
Uit het uittreksel van de Kwaliteitsrekening van [naam notaris 1] volgt dat door
[hypotheekverstrekker] op 24 oktober 2014 een bedrag van 4.049.942,71 euro is overgemaakt op de
kwaliteitsrekening van [naam notaris 1] en dat vervolgens op 31 oktober 2014 een bedrag van 3.295.000,- euro is overgemaakt aan de [bank 1] . Bij de
omschrijving staat vermeld ‘afl. hypotheken inz [medeverdachte 2] / [medeverdachte 3] / [medeverdachte 4] ’.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het gehele geldbedrag van 4,5 miljoen euro onmiddellijk uit eigen misdrijf is verkregen. Daarbij verdient opmerking dat [hypotheekverstrekker] niet 4,5 miljoen euro heeft overgeschreven, maar een lager bedrag, omdat door
[medeverdachte 1] direct een rente-aflossing werd gedaan ter hoogte van tien
procent van de hoofdsom.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende investeringen in recreatieparken is het
volgende gerelateerd:
[medeverdachte 1] is opgericht op 26 juni 2014. Enig aandeelhouder en
bestuurder is [naam stichting] [medeverdachte 1] . Onder
[medeverdachte 1] hangen vervolgens zes werkmaatschappijen waarvan
[medeverdachte 1] de enig aandeelhouder en bestuurder is.
Mij werd medegedeeld dat de levering van de vier recreatieparken op 29 oktober
2014 bij de notaris [naam notaris 1] te [plaatsnaam] zal plaatsvinden. Tevens werd
medegedeeld dat [verdachte] namens de kopende partij de onderhandelingen voert dan wel heeft gevoerd.
Uit de kadastrale bevraging bleek dat er op 29 oktober 2014 drie akten waren
gepasseerd in relatie tot de vier recreatieparken.
Eerste levering
Op 29 oktober 2014, 12.05 uur wordt de akte tot levering van de parken aan [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 7] ondertekend. Uit de akte blijkt het volgende:
Bij de notaris verscheen [vertegenwoordiger rechtspersonen] . Hij handelt namens:
- [medeverdachte 4] . , verder als verkoper 1 aangeduid;
- [medeverdachte 3] , verder als verkoper 2 aangeduid;
- [medeverdachte 2] , verder als verkoper 3 aangeduid;
- [medeverdachte 5] , verder als verkoper 4 aangeduid
- [naam opstaller] , verder als Opstaller en/of verkoper 5 aangeduid.
Verkoper 1 t/m 5 en de Opstaller worden verder tezamen als verkoper aangeduid.
Daarnaast verscheen mevr. [medeverdachte 6] . Zij handelt namens:
- [medeverdachte 1] , verder aan te duiden als koper 1
- [medeverdachte 7] , verder aan te duiden als koper 2 en/of de
- Opstalgerechtigde.
Koper 1 en Koper 2 worden verder tezamen als koper aangeduid.
Op basis van de koopovereenkomsten worden op 29 oktober 2014, bij de akte van levering
geleverd:
Door [medeverdachte 4] B.V. , gevestigd te [plaatsnaam] (verkoper 1) aan [medeverdachte 1]
(koper 1):
24 percelen grond gelegen bij [adres] te [plaatsnaam] ;
234 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te
[plaatsnaam] ;
30 opstalrechten op percelen grond gelegen aan [adres] ! te [plaatsnaam] ;
Dit wordt hierna genoemd [medeverdachte 4] .
Door [medeverdachte 3] , gevestigd te [plaatsnaam] (verkoper 2) aan [medeverdachte 1]
(koper 1):
203 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels voor onder
meer het plaatsen van een stacaravan/chalet, het gebruik als camping,
hoofdgebouwen, wegen enzovoort
Door [naam opstaller] (verkoper 5) aan [medeverdachte 7] (koper 2):
194 Opstalrechten om op genoemde appartementen te [plaatsnaam] een chalet of
recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen [medeverdachte 3] genoemd.
Door [medeverdachte 2] , gevestigd te [plaatsnaam] (verkoper 3) aan [medeverdachte 1]
(koper 1)
3 percelen grond, gelegen aan [adres] te [plaatsnaam]
34 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor
het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping,
hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [naam opstaller] (verkoper 5) aan [medeverdachte 7]
31 opstalrechten om op genoemde appartementen te [plaatsnaam] een chalet of
recreatiewoningen in eigendom te hebben.
Door [medeverdachte 5] B.V. , gevestigd te [plaatsnaam] aan [medeverdachte 1] :
24 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor
het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping,
hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [naam opstaller] , (verkoper 5) aan [medeverdachte 7]
15 opstalrechten om op genoemde appartementen te [plaatsnaam] een chalet of
recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen onder 4A en 4B [medeverdachte 5]
genoemd.
De verdachte heeft ter terechtzitting als volgt verklaard:
De eigendom van de recreatieparken is op 29 oktober 2014 door [plaatsnaam]
overgedragen aan [medeverdachte 1] en de opstalrechten van drie van de
vier recreatieparken zijn overgedragen aan [medeverdachte 7] De
recreatieparken zijn op dezelfde dag via [medeverdachte 1] doorgeleverd aan
de dochterondernemingen.
Voor de aankoop van de recreatieparken hebben wij 4,5 miljoen euro geleend van
[hypotheekverstrekker] . We hebben de rente één jaar vooruitbetaald. Die rente is ingehouden op de
hypothecaire lening. Ik had de dagelijkse leiding binnen [medeverdachte 1] .
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat op
29 oktober 2014 de overdracht heeft plaatsgevonden van de recreatieparken. Bij de overdracht zijn aan [medeverdachte 1] kavels/percelen grond en appartementsrechten geleverd met betrekking tot [medeverdachte 4] gevestigd te [plaatsnaam] , [medeverdachte 3] gevestigd te [plaatsnaam] , [medeverdachte 2] gevestigd te [plaatsnaam] en [medeverdachte 5] gevestigd te [plaatsnaam] , als ook de opstalrechten met betrekking tot [medeverdachte 4] .
Aan [medeverdachte 7] zijn de opstalrechten met betrekking tot [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] geleverd.
Hypotheekakte
Op 29 oktober 2014, 13.35 uur passeert er een hypotheekakte. Daarin staat het volgende
vermeld, voor zover hier van belang.
Voor het passeren van deze akte zijn verschenen:
[medeverdachte 6] , handelend namens:
De [naam stichting] [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 1] , schuldenaar
- [medeverdachte 4] , onderzetter 1
- [medeverdachte 3] , onderzetter 2
- [medeverdachte 2] , onderzetter 3
- [medeverdachte 5] . . onderzetter 4

Onderzetters 1 t/m 4 worden verder tezamen als onderzetter benoemd.

[gemachtigde] . handelend namens
- [hypotheekverstrekker] naar het recht van [plaatsnaam] , gevestigd te [plaatsnaam] », verder te noemen Schuldeiser.
Uit akte blijkt dat er recht van hypotheek ten gunste van [hypotheekverstrekker]
gevestigd wordt op de volgende registergoederen:
- van [medeverdachte 4] , de 24 percelen grond
- van [medeverdachte 3] , 203 appartementsrechten
- van [medeverdachte 2] , de 3 percelen grond en 34 appartementsrechten
- van [medeverdachte 5] . , de 24 appartementsrechten.
De basis van dit recht is een Overeenkomst tussen [hypotheekverstrekker] en [medeverdachte 1]
De inhoud daarvan is niet bekend. De hoofdsom bedraagt
€4.500.000.
Daarnaast worden ten gunste van [hypotheekverstrekker] diverse pandrechten
gevestigd op zaken van de onderzetter ( [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2]
en [medeverdachte 5] ).
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde hypotheekakte stelt de rechtbank vast dat de door
[hypotheekverstrekker] aan [medeverdachte 1] geleende 4.5 miljoen is gebruikt ter financiering
van de door [medeverdachte 1] gekochte recreatieparken. Nu de uit misdrijf
verkregen 4,5 miljoen euro is gebruikt ter financiering van de recreatieparken is sprake van witwassen in de zin van ‘omzetten’. Het uit misdrijf verkregen geld is omgezet in vier
recreatieparken.
Tweede levering
Vervolgens wordt om 14.40 uur een akte gepasseerd ter zake de (door)levering van de diverse registergoederen.
De betrokken partijen zijn:
- [medeverdachte 1] . verkoper
- [medeverdachte 4] . koper 1
- [medeverdachte 3] , koper 2
- [medeverdachte 2] , koper 3
- [medeverdachte 5] ., koper 4.

Kopers 1 t/m 4 werden tezamen koper genoemd.

De levering in deze akte betreft:

1. Door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] de levering van [medeverdachte 4] : 24 percelen grond

2. Door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] de levering van [medeverdachte 3] : 203 appartementsrechten

3. Door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] de levering van [medeverdachte 2] : 3 percelen grond, 34 appartementsrechten

4. Door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 5] . de levering van [medeverdachte 5] : 24 appartementsrechten.

Tussenconclusie
Op basis van voorgaande akte van levering concludeert de rechtbank dat ook met de
overdracht van de recreatieparken en de daarop gevestigde rechten wederom een
witwashandeling is verricht. De recreatieparken, die middellijk uit misdrijf afkomstig waren, zijn overgedragen aan de dochterondernemingen, hetgeen zich ook laat kwalificeren als witwassen.
Voorhanden hebben
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de parken weliswaar juridisch eigendom van de afzonderlijke (dochter)vennootschappen zijn, maar dat daarnaast de mogelijkheid bestaat dat een ander feitelijk over het vermogensbestanddeel kan beschikken, zoals in dit geval verdachte en [medeverdachte 1] . Omdat deze vorm van witwassen een voortdurend delict is, dient volgens de advocaat-generaal de gehele tenlastegelegde periode bewezen te worden verklaard.
De grondpercelen en de appartementsrechten van de parken zijn overgedragen aan de dochtervennootschappen. Deze vennootschappen worden (eveneens bij arrest van vandaag) veroordeeld ter zake van het voorhanden hebben van de parken. De exploitatie van de parken vindt ook binnen die vennootschappen plaats. Het hof acht bewezenverklaard dat [medeverdachte 1] de parken heeft
overgedragenaan de dochters. Dat staat naar het oordeel van het hof in de weg aan een bewezenverklaring van ‘voorhanden hebben’ na die overdracht.
Bij de doorlevering aan de dochtervennootschappen zijn echter de opstalrechten van
[medeverdachte 4] in [plaatsnaam] achtergebleven in [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van deze opstalrechten zal het hof ook het voorhanden hebben voor de gehele tenlastegelegde periode bewezen verklaren.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.A

[medeverdachte 1]
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober
2014 te [pleegplaats] , althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk gebruik heeft gemaakt
of doen makenvan
(een) valse ofvervalst
(e
) brief/brieven, te weten:
- de brief inzake ' [naam brief 1] ' van [naam bank 1] . d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en
/of
- de brief inzake ' [naam brief 2] ' van [naam bank 1] . d.d. 25 juni 2014, en
/of
- de brief inzake ' aankoop recreatiepark ' [medeverdachte 5] ' van [naam bank 2] d.d. 25 juni 2014,
-
(elk
)zijnde
(een
)geschrift
(en)dat
/die (telkens)bestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
dat dat/die
(geschrift
)en
(telkens)echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken
of doen gebruikmakenhierin dat verdachte
en/of zijn mededader(s),de
brief/brieven
(telkens)bij de hypotheekverstrekker [hypotheekverstrekker] . heeft
/hebbeningebracht als overtuigingsstuk van de door [medeverdachte 1] te betalen koopsom en bestaande die
valsheid ofvervalsing hierin dat op voornoemde
brief/brieven
(telkens)valselijk en
/ofin strijd met de waarheid stond vermeld dat:
- de koopsom voor het recreatiepark [medeverdachte 2] € 1.200.000,-- in plaats van
€ 295.000,-- bedroeg en
/of
- de koopsom voor de recreatieparken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroegen
/of
- de koopsom voorhet recreatiepark [medeverdachte 5] € 4.800.000,-- in plaats van
€ 3.000.000,-- bedroeg, zulks terwijl hij
, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/ofaan die verboden gedraging
(en)feitelijk leiding heeft
/hebbengegeven,
en
/of
B
hij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014
te [pleegplaats] , althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk gebruik heeft gemaakt
of doen makenvan
(een) valse ofvervalst
(e
) brief/brieven, te weten:
- de brief inzake ' [naam brief 1] ' van [naam bank 1] . d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en
/of
- de brief inzake ' [naam brief 2] ' van [naam bank 1] . d.d. 25 juni 2014, en
/of
-de brief inzake ' aankoop recreatiepark ' [medeverdachte 5] ' van [naam bank 2] d.d. 25 juni 2014,
-
(elk
)zijnde
(een
)geschrift
(en)dat
/die (telkens)bestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen - als ware
dat dat/die
(geschrift
)en
(telkens)echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken
of doen gebruikmakenhierin dat verdachte
en/of zijn mededader(s),de
brief/brieven
(telkens)bij de hypotheekverstrekker [hypotheekverstrekker] . heeft
/hebbeningebracht als overtuigingsstuk van de door [medeverdachte 1] te betalen koopsom en bestaande die
valsheid ofvervalsing hierin dat op voornoemde
brief/brieven
(telkens)valselijk en
/ofin strijd met de waarheid stond vermeld dat:
- de koopsom voor het recreatiepark [medeverdachte 2] € 1.200.000,-- in plaats van
€ 295.000,-- bedroeg en
/of
- de koopsom voor de recreatieparken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroegen
/of -de koopsom voorhet recreatiepark [medeverdachte 5]
€ 4.800.000,-- in plaats van € 3.000.000,-- bedroeg;

2.B

[medeverdachte 1]
en/of [naam stichting] op één of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van
29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017
te [pleegplaats] en/of [pleegplaats] en/of (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een ofmeerdere voorwerp
(en
), te weten:
A. één
of meergeldbedrag
(en)verkregen uit een hypothecaire lening (in totaal
circa€ 4.500.000,--) en
/of
B.
één of meerkavel
(s
)grond en
/ofopstalrecht
(en
)met betrekking tot [medeverdachte 4] , en/
of
C.
één of meerappartementsrecht
(en
) en/of opstalrecht(en)met betrekking tot [medeverdachte 3]
,en
/of
D.
één of meerperce
(e)l
(en
)grond en
/ofappartementsrecht(en)
en/of opstalrecht(en)met betrekking tot [medeverdachte 2]
,en
/of
E.
één ofmeer appartementsrecht
(en
) en/of opstalrecht(en)met betrekking tot recreatiepark [medeverdachte 5] ,
heeft
/hebbenverworven, voorhanden gehad (
uitsluitend met betrekking tot de opstalrechten van recreatiepark [medeverdachte 4]) en overgedragen
en/of omgezet en/of daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp voorhanden had, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
dat voorwerp/die voorwerpen geheel
of gedeeltelijk - onmiddellijk ofmiddellijk afkomstig
was/waren van
uitenig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben gegeven en/ofaan die verboden gedraging
(en
)feitelijk leiding heeft
/hebbengegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 A en 1 B bewezenverklaarde levert op, de eendaadse samenloop van:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van
opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 B bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden zal worden opgelegd.
Het openbaar ministerie heeft in haar appelschriftuur gesteld dat niet voor alle feiten artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat de door de rechtbank opgelegde straf dus te laag is. De rechtbank heeft overwogen dat de rechterlijke oriëntatiepunten voor fraude niet goed toepasbaar zijn, omdat verdachte de lening grotendeels zou hebben terugbetaald. Dat is een voorbarige en onjuiste conclusie. Zelfs al zou de schade door toedoen van verdachte ongedaan zijn gemaakt, dan nog zijn de oriëntatiepunten van toepassing. In de oriëntatiepunten wordt dit uitdrukkelijk als strafmatigende omstandigheid benoemd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het voor de strafmaat van belang is om vast te stellen wat de hoogte van de door de bewezenverklaarde feiten geleden schade is. Volgens de verdediging is er geen schade geleden. De enige mogelijke benadeelde is [hypotheekverstrekker] , maar de gehele hoofdsom is inmiddels afgelost en [hypotheekverstrekker] heeft goed aan de lening verdiend. [hypotheekverstrekker] frustreert al jaren de overdracht van onroerende zaken waar de ten gunste van haar gevestigde hypotheekrechten op rusten. [medeverdachte 1] moet daar iedere keer weer over procederen. De kosten van die werkzaamheden en procedures worden allemaal gedragen door [medeverdachte 1] , die daardoor al jaren schade lijdt. Een substantiële straf ligt dus niet in de rede.
De raadsman heeft verder een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – het volgende:
Verdachte heeft zonder enige eigen inbreng vier vakantieparken kunnen kopen door gebruik te maken van vervalste brieven van de [naam bank 1] en [naam bank 2] . In het algemeen wordt in het economisch verkeer vertrouwd op informatie die afkomstig is van een grote (handels)bank. Het gebruikmaken van vervalste bankbrieven tast dat vertrouwen aan. Bovendien heeft [hypotheekverstrekker] (mede) op basis van die brieven een, voor een aanzienlijk deel, ongedekte lening verstrekt en daarmee het risico gelopen op een mogelijk groot verlies. Dat [hypotheekverstrekker] en [naam medewerker] ook niet van onbesproken gedrag zijn, zoals verdachte heeft aangevoerd, is voor de ernst van de feiten niet relevant.
Verdachte heeft uitsluitend voor eigen gewin gebruikgemaakt van vervalste bankbrieven, een lening van € 4,5 miljoen afgesloten en met die lening vier vakantieparken verworven. Verdachte is verder volledig voorbijgegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Op een aantal van die parken woonden mensen permanent of zij hadden er een vakantiewoning. Aan de parken moest onderhoud worden gepleegd en op de parken moesten voorzieningen in stand worden gehouden. Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte enige bedoeling had om te investeren in de parken, die schijnbaar alleen maar verder zijn verloederd.
Het hof heeft rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht: verdachte is op 27 juni 2022 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor onder meer valsheid in geschrift, witwassen en bedrieglijke bankbreuk tot een gevangenisstraf van 40 maanden.
De verdediging heeft geen bijzondere persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht.
Redelijke termijn
Het hof is van oordeel dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM met ongeveer een jaar is overschreden. Verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 9 oktober 2019. De inhoudelijke behandeling was aanvankelijk gepland op 3 maart 2021, maar is destijds aangehouden op verzoek van de verdediging.
De rechtbank heeft een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden opgelegd.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat die straf substantieel te laag is. Verdachte heeft voor een zeer fors bedrag gefraudeerd. Bij vergelijking met soortgelijke zaken, rekening houdende met de rechterlijke oriëntatiepunten voor fraude en in aanmerking genomen dat het hof de in beslag genomen goederen niet zal verbeurdverklaren (zie hierna), acht het hof als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden. De overschrijding van de redelijke termijn zal het hof compenseren door de duur van de straf met twee maanden te verminderen. Daarom zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal in beginsel volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vier parken worden verbeurdverklaard. Gelet op het waarde-advies van het Rijksvastgoedbedrijf van 18 januari 2021, zal de huidige waarde van de parken op maximaal € 5.750.000,-- uitkomen. Dat ligt slechts beperkt boven de aanschafwaarde en verdachte zal door verbeurdverklaring dus niet disproportioneel in zijn vermogen worden getroffen. Daarbij dient niet vergeten te worden dat de parken met uitsluitend geleend geld zijn gefinancierd. Dat het vermogen van verdachte sinds de aankoop is gegroeid is dus alleen mogelijk gemaakt doordat verdachte de parken door middel van een misdrijf heeft kunnen verwerven. Er is geen enkele reden om hem dat profijt te laten behouden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie zich coöperatief opstelt bij het uitwinnen van de onroerende zaken. Hij begrijpt daarom niet dat nu verbeurdverklaring van de parken wordt gevorderd. De raadsman heeft verder aangevoerd dat het verbeurdverklaren van de parken volkomen disproportioneel is en heeft voor de onderbouwing daarvan verwezen naar zijn pleidooi in eerste aanleg.
Oordeel van het hof
Hoewel het hof niet kan vaststellen welke waarde de parken op dit moment exact vertegenwoordigen, is het wel duidelijk dat de waarde hoger is dan de aankoopwaarde, maar vermoedelijk lager dan de door verdachte ter terechtzitting opgegeven € 15 miljoen.
Verbeurdverklaring is een bijkomende straf, die in de eerste plaats is bedoeld om een verdachte in zijn vermogen te treffen. Het hof is van oordeel dat verbeurdverklaring van de parken met een waarde van, zoals de advocaatgeneraal heeft berekend, ten minste € 5,5 miljoen, als disproportioneel moet worden aangemerkt. Voor zover verbeurdverklaring is bedoeld om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen, is van belang dat de officier van justitie kenbaar heeft gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken, in welke procedure de waarde van de parken nauwkeuriger en na een uitvoeriger debat daarover kan worden bepaald en ook met eventueel vervolgprofijt rekening kan worden gehouden.
Het hof gelast voor zover daarop beslag rust op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de teruggave aan de rechthebbende van de parken en een na te melden geldbedrag. Deze beslissing heeft geen gevolgen voor een eventueel op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering op deze goederen gelegd beslag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 51, 55, 57, 63, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte nietontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 A.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 A en 1 B en onder 2 B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 A, 1 B en 2 B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van de met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen goederen, te weten: de vier in de processtukken nader aangeduide vakantieparken en een geldbedrag van € 646.984,72.
Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. O.O. van der Lee , raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 1 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Zie de beslissing op de klacht van [hypotheekverstrekker] tegen notaris [naam notaris 1] van de Kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam van 19 september 2016, ECLI:NL:TNORAMS:2016:26, rov. 3.93.10.
2.Idem, rov. 3.10.
3.Rechtbank Amsterdam 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1679.
4.Vgl. conclusie A-G Spronken: ECLI:NL:PHR:2017:122, nummer 4.15.