ECLI:NL:RBAMS:2020:1679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
13/729061-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en vervalsing door notaris met aanzienlijke financiële gevolgen voor cliënten

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige man, die in zijn hoedanigheid als notaris grote geldbedragen heeft verduisterd van de derdengeldenrekening van zijn notariskantoor. De verdachte heeft in totaal € 560.000,- verduisterd op 5 september 2012 en later, op 8 december 2017, nog eens € 116.000,-. Gedurende een periode van drie jaar heeft hij samen met een medeverdachte diverse documenten vervalst om de indruk te wekken dat de financiële situatie van het notariskantoor positief was, terwijl er in werkelijkheid een aanzienlijk tekort was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en valsheid in geschrift, en heeft hem een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, evenals een beroepsverbod van 5 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het schaden van het vertrouwen in de notariële beroepsgroep zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen enkel voordeel gehad uit zijn daden en heeft geen schadevergoeding aangeboden aan de benadeelde cliënten, wat de rechtbank als strafverzwarend heeft beschouwd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van integriteit binnen het notariaat en de gevolgen van het schenden van dat vertrouwen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/729061-17 (Promis)
Datum uitspraak: 12 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedag] 1967,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
domicilie kiezende op het kantoor van zijn raadsman op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank wijst dit vonnis naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 27 februari 2020. Verdachte is aanwezig geweest bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Hart en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G.J. van Oosten naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 27 februari 2020 – ervan beschuldigd dat hij zich (samen met een ander/anderen) heeft schuldig gemaakt aan
1.verduistering van € 560.000,- uit hoofde van zijn beroep als notaris op 5 september 2012 te Amsterdam;
2.het opzettelijk gebruik maken, afleveren en/of voorhanden hebben van valse en/of vervalste geschriften, te weten:
  • ad A: 26 bankafschriften van Rabobank Amstel en Vecht ten name van [bedrijf] inzake derdengelden;
  • ad B: een akte van geldlening met schuldbekentenis d.d. 15 december 2015;
  • ad C: een e-mail d.d. 29 maart 2017 en/of een e-mail d.d. 15 augustus 2017 van e-mailadres [e-mailadres] ;
in de periode 1 december 2014 t/m 8 december 2017 te Amsterdam;
3.verduistering van in totaal € 116.000,- uit hoofde van zijn beroep als notaris op 8 december 2017 te Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in september 2012 als notaris € 560.000,- euro heeft verduisterd van de derdengeldenrekening [1] van zijn notariskantoor (feit 1). Het geldbedrag zou hij hebben verduisterd om het zelf als een ‘proof of fund’ te gebruiken om een financiering te verkrijgen in Duitsland en daarmee (met een goede vriend) te investeren in een project in Nederland. Deze onttrekking heeft geleid tot een negatieve bewaringspositie [2] . Om de negatieve bewaringspositie te verbergen zou verdachte – samen met een medeverdachte – tussen 2014 en 2017 26 bankafschriften van de Rabobank, een lening van Nationale Nederlanden en twee e-mailberichten en het e-mailadres van een cliënte van het notariskantoor hebben vervalst (feit 2). Daarnaast zou hij op 8 december 2017 – de dag dat verdachte door de Kamer voor het Notariaat werd geschorst in de uitoefening van het ambt van notaris – ook nog € 116.000,- hebben verduisterd van de derdengeldenrekening (feit 3). De Rabobank en het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) hebben aangifte gedaan wegens valsheid in geschrift en de verduisteringsfeiten.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle drie de feiten bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 1 en 2.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken van de verduistering van € 16.000,-. Verdachte heeft alleen € 100.000,- verduisterd. Ten aanzien van het bedrag van € 16.000,- lag er wel een titel aan de overboeking ten grondslag, omdat het facturen betrof van medeverdachte [medeverdachte] .
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte heeft op de zitting van 27 februari 2020 bekend dat hij als notaris € 560.000,- heeft verduisterd (feit 1) en dat hij – samen met een medeverdachte – 26 bankafschriften van de Rabobank, een akte van geldlening en twee e-mails heeft vervalst, deze heeft verstrekt aan de accountant en/of het BFT en daarvan gebruik heeft gemaakt (feit 2). De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door het overige bewijs in het dossier. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte deze ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna wordt beschreven in rubriek 4. Nu verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met een opgave van de bewijsmiddelen in bijlage II.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt vast dat de derdengeldenrekening die in de tenlastelegging staat genoemd een bijzondere rekening betreft als bedoeld in artikel 25 eerste lid Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Dit betekent dat de gelden op deze rekening toebehoren aan anderen dan aan het notariskantoor die de rekening aanhoudt, namelijk aan derden.
Uit het dossier blijkt dat verdachte € 116.000,- van de derdengeldenrekening van het notariskantoor heeft laten overboeken naar de kantoorrekening. De rechthebbenden hebben hem echter geen opdracht/toestemming gegeven om over hun geld te beschikken zoals verdachte heeft gedaan. Verdachte is zonder hiertoe gerechtigd te zijn als heer en meester over de gelden die aan derden toebehoorden gaan beschikken door de gelden over te boeken. Hiermee is dus al komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van € 116.000,-. Dat er vervolgens een deel van dit bedrag, € 16.000,-, niet aan verdachte zelf maar aan een ander is over gemaakt maakt dit niet anders. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte, in zijn hoedanigheid van notaris, € 116.000,- heeft verduisterd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 5 september 2012 te Amsterdam, opzettelijk een geldbedrag van 560.000 euro dat toebehoorde aan meerdere rechthebbenden tot een derdengeldenrekening/kwaliteitsrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] van het [bedrijf] , en welk geldbedrag hij onder zich had uit hoofde van zijn beroep als notaris, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
in de periode vanaf 1 december 2014 tot en met 8 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of gebruik heeft doen maken en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft doen voorhanden hebben meerdere valse of vervalste geschriften, te weten
A. zesentwintig bankrekeningafschriften van de Rabobank Amstel en Vecht ten name van [bedrijf] inzake derdengelden met rekeningnummer [rekeningnummer] voorzien van de volgnummers 520 tot en met 545 en
B. een akte van geldlening met schuldbekentenis d.d. 15 december 2015 voorzien van het leningnummer [leningnummer] en
C. een e-mailbericht d.d. 29 maart 2017 met het onderwerp "lening" afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] en een e-mailbericht d.d. 15 augustus 2017 met het onderwerp " [verdachte] " afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] ,
telkens zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
ad A.
over de periode van 3 december 2014 tot en met 6 oktober 2017 telkens bankrekeningafschriften zijn vervaardigd (met een positief saldo variërend van 560.000 euro tot 1.530.013,86), terwijl in werkelijkheid de betreffende bankrekening per 22 december 2014 was opgeheven, en
ad B.
een akte van geldlening met schuldbekentenis is vervaardigd waarin vermeld staat dat Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (de schuldeiseres) en (a) hij, verdachte, en (b) [bedrijf] (de schuldenaar) een overeenkomst tot geldlening hebben gesloten en de schuldenaar erkent wegens heden ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan de schuldeiseres een som van 75.000 en dat die akte het leningnummer [leningnummer] heeft, terwijl in werkelijkheid die lening niet door schuldeiseres aan schuldenaar is verstrekt en dat leningnummer toebehoort aan een andere cliënt van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., en
ad C.
e-mailberichten zijn vervaardigd en verstuurd afkomstig van [naam 1] met e-mailadres [e-mailadres] over een geldlening die aan hem, verdachte en/of zijn kantoor, door [naam 1] is verstrekt, terwijl in werkelijkheid deze e-mailberichten niet afkomstig zijn van [naam 1] en/of van haar e-mailadres en zij geen geldlening aan hem, verdachte en/of zijn kantoor, heeft verstrekt,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken en/of (doen) voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- ( ad A.) die vervalste bankrekeningafschriften op het notariskantoor voorhanden hadden en in de administratie hebben opgenomen en/of doen opnemen en/of doen hebben verstrekken aan de boekhouder en de accountant van het [bedrijf] en aan een toezichthouder/medewerker van het Bureau Financieel Toezicht, en
- ( ad B.) die vervalste akte van geldlening verstrekt hebben en/of doen hebben verstrekken aan de accountant van het [bedrijf] , en
- ( ad C.) die valse of vervalste e-mailberichten verzonden hebben en/of doen hebben verzenden aan de accountant van het [bedrijf] ,
waardoor verhuld werd dat hij, verdachte, geldbedragen van de derdengeldenrekening/kwaliteitsrekening van het [bedrijf] heeft onttrokken en waardoor bij het Bureau Financieel Toezicht de indruk werd gewekt dat de bewaringspositie van het [bedrijf] positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een bewaringstekort van 502.329 euro per 31 december 2014 oplopend tot 2.210.161 euro per 8 december 2017,
terwijl hij en zijn mededader wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
en
hij in de periode vanaf 1 december 2014 tot en met 8 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander meerdere geschriften, te weten
A. zesentwintig bankrekeningafschriften van de Rabobank Amstel en Vecht ten name van [bedrijf] inzake derdengelden met rekeningnummer [rekeningnummer] voorzien van de volgnummers 520 tot en met 545 en
B. een akte van geldlening met schuldbekentenis d.d. 15 december 2015 voorzien van het leningnummer [leningnummer] en
C. een e-mailbericht d.d. 29 maart 2017 met het onderwerp "lening" afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] en een e-mailbericht d.d. 15 augustus 2017 met het onderwerp " [verdachte] " afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] ,
telkens zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of doen opmaken of doen vervalsen, immers hebben verdachte en zijn mededader telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
ad A.
over de periode van 3 december 2014 tot en met 6 oktober 2017 telkens bankrekeningafschriften vervaardigd (met een positief saldo variërend van 560.000 euro tot 1.530.013,86), terwijl in werkelijkheid de betreffende bankrekening per 22 december 2014 was opgeheven, en
ad B.
een akte van geldlening met schuldbekentenis vervaardigd waarin vermeld staat dat Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (de schuldeiseres) en (a) hij, verdachte, en (b) [bedrijf] (de schuldenaar) een overeenkomst tot geldlening hebben gesloten en de schuldenaar erkent wegens heden ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan de schuldeiseres een som van 75.000 en dat die akte het leningnummer [leningnummer] heeft, terwijl in werkelijkheid die lening niet door schuldeiseres aan schuldenaar is verstrekt en dat leningnummer toebehoort aan een andere cliënt van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., en
ad C.
e-mailberichten vervaardigd en verstuurd afkomstig van [naam 1] met e-mailadres [e-mailadres] (over een geldlening die aan hem, verdachte en/of zijn kantoor, door [naam 1] is verstrekt), terwijl in werkelijkheid deze e-mailberichten niet afkomstig zijn van [naam 1] en van haar e-mailadres en zij geen geldlening aan hem, verdachte en/of zijn kantoor, heeft verstrekt,
waardoor verhuld werd dat hij, verdachte, geldbedragen van de derdengeldenrekening/kwaliteitsrekening van het [bedrijf] heeft onttrokken en waardoor bij het Bureau Financieel Toezicht de indruk werd gewekt dat de bewaringspositie van het [bedrijf] positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een bewaringstekort van 502.329 euro per 31 december 2014 oplopend tot 2.210.161 euro per 8 december 2017,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
3.
op 8 december 2017 te Amsterdam, opzettelijk een geldbedrag van in totaal 116.000 euro, dat toebehoorde aan meerdere rechthebbenden tot de derdengeldenrekening/kwaliteitsrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] van het [bedrijf] , welk geldbedrag hij onder zich had uit hoofde van zijn beroep als notaris, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Verder heeft zij geëist dat aan verdachte een strafrechtelijk beroepsverbod wordt opgelegd voor de periode van 5 jaar, inhoudende dat verdachte wordt ontzet uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, dan wel notarieel medewerker en/of het (anderszins) verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte beseft dat hij fouten heeft gemaakt waarvan hij veel spijt heeft en waarvoor hij zich diep schaamt. Verdachte is in omstandigheden terecht gekomen die hem kwetsbaar hebben gemaakt. Hij heeft feitelijk gezien geen enkel voordeel verkregen uit de strafbare feiten en hij heeft volledig zijn medewerking verleend aan het strafrechtelijk onderzoek. Verder is verdachte reeds op een andere manier al gestraft, omdat hij uit zijn ambt is gezet en failliet is verklaard. Tot slot is hij met naam en toenaam uitgebreid genoemd in de media.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van notaris grote geldbedragen verduisterd van de derdengeldenrekening van het notariskantoor. De eerste keer heeft hij € 560.000,- van de derdengeldenrekening afgehaald. Verdachte heeft verklaard dat het bedrag van € 560.000,- was bedoeld voor een financieringsproject in Duitsland en dat hij verwachtte het snel terug te zullen krijgen. Wat de intenties van verdachte ook waren, feit is dat hij niet het recht had te beschikken over de gelden die hem niet toebehoorden. De tweede keer heeft hij vlak vóór het tijdstip waarop zijn schorsing zou ingaan, welk tijdstip hem toen al was meegedeeld, € 116.000,- van de derdengeldenrekening over laten boeken en een groot deel van dat bedrag vervolgens overgeboekt naar Thailand, waarheen hij is gevlucht. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn (monopolie)positie als notaris en van het vertrouwen dat zijn kantoor en de cliënten in hem mochten stellen. Een notaris dient zich onkreukbaar op te stellen en ook als zodanig te handelen. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen dat men in een notaris mag stellen in zeer ernstige mate beschaamd. Bovendien is door toedoen van verdachte het aanzien van zijn beroepsgroep geschaad.
Naast het verduisteren van grote geldbedragen, heeft verdachte – samen met een medeverdachte – over een periode van drie jaar diverse stukken vervalst om de indruk te wekken dat de bewaringspositie van het notariskantoor positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een bewaringstekort. Verdachte en zijn medeverdachte zijn hierbij zeer geraffineerd te werk gegaan. Zo hebben zij 26 bankafschriften van de Rabobank, een akte van geldlening van Nationale Nederlanden en twee e-mails en het e-mailadres van een cliënte van het notariskantoor vervalst. Deze stukken zijn ook verstrekt aan de accountant van het notariskantoor en/of het BFT. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen ondermijnd dat in het maatschappelijk verkeer aan dit soort documenten wordt gesteld en misbruik gemaakt van de identiteit van een van zijn cliënten die een aanzienlijk geldbedrag in depot had staan op de derdenrekening.
Het tekort op de bewaringspositie is door de gepleegde strafbare feiten opgelopen tot € 2.210.000,-, waardoor cliënten van het notariskantoor ernstig zijn benadeeld. De Stichting Voorzieningsfonds van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) heeft ruim € 1,5 miljoen uit moeten keren aan de benadeelde cliënten.
Deze feiten alleen rechtvaardigen al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Andere relevante omstandigheden
Daarnaast weegt strafverzwarend mee dat het niet aan verdachte is te danken dat de door hem gepleegde strafbare feiten aan het licht zijn gekomen, maar dat dit door een toevalligheid is gebeurd. Verder wordt meegewogen dat verdachte – tegen de Beleidsregel integere beroepsuitoefening van de KNB in – twee personen voor hem liet werken die uit het ambt van notaris waren ontzet. Een van die personen maakte soms gebruik van een valse naam om zijn identiteit te verhullen en zond e-mails uit naam van verdachte. Verdachte gaf ter zitting te kennen dat dit ‘niet knaagde aan zijn beroepseer’. Ook weegt mee dat het notariskantoor van verdachte failliet is verklaard, maar dat verdachte pas voor het eerst met de curator een gesprek heeft ingepland onder de druk van de zitting van deze strafzaak. Hoewel verdachte spijt heeft betuigd op de zitting, krijgt de rechtbank niet de indruk dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet. Verdachte heeft geen adres in Nederland en heeft tot nu toe nog geen cent vergoed van de schade die hij heeft veroorzaakt. Hij biedt daarvoor ook geen verhaal. Verdachte werkt niet en zegt te leven van giften van zijn moeder en broer. Ter zitting zegt verdachte niet voor de curator te willen gaan werken.
Verder is gekeken naar het strafblad van verdachte van 20 februari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Tot slot is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor fraude bij een benadelingsbedrag van ‘€ 1.000.000,- en hoger’ wijst op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Deze bandbreedte past bij de door verdachte gepleegde fraude, gezien de ontstane negatieve bewaringspositie. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het oriëntatiepunt af te wijken en ziet ook geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Zij zal zich dan ook aansluiten bij het genoemde oriëntatiepunt.
De straf
Alles overziend wordt verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 24 maanden.
BeroepsverbodVerdachte is op 8 mei 2018 (onder andere) vanwege de hierboven genoemde strafbare feiten door de Kamer voor het Notariaat al ontzet uit het ambt van notaris. De rechtbank vindt het van belang dat aan verdachte daarnaast ook het door de officier van justitie geëiste beroepsverbod wordt opgelegd, zodat hij op geen enkele manier nog in het notariaat werkzaam zal kunnen zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook – voor een periode van 5 jaar – ontzetten uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, dan wel notarieel medewerker en/of het (anderszins) verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk, conform artikel 28, eerste lid, onder 5° van het Wetboek van Strafrecht (Sr) jo. 235 Sr en 325 Sr.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
Eén map, met opschrift: ‘rabo 2015/2016/2015’, vallende onder goednummer 5548061 .
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 28, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 225, 235, 322 en 325 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 3:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
24 (vierentwintig) maanden.
Ontzet verdachte uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, dan wel notarieel medewerker en/of het (anderszins) verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk, voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Eén map, met opschrift: ‘rabo 2015/2016/2015’, vallende onder goednummer 5548061 .
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Op een derdengeldenrekening storten cliënten geld totdat dit aan de uiteindelijke begunstigde kan worden uitgekeerd, bijvoorbeeld bij de aankoop van een huis.
2.De bewaringspositie van een notaris is het saldo van alle gelden ten behoeve van cliënten op de derdengeldenrekeningen minus de financiële verplichtingen in verband met die cliënten. Een notaris moet voldoende geld hebben op de derdengeldenrekeningen om alle cliënten op dezelfde dag te kunnen uitbetalen. Dit betekent dat de bewaringspositie minimaal nul moet zijn.