ECLI:NL:GHARL:2022:10234

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
200.302.453/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door ongeschikte ondervloer bij tegelvloer

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de aannemer, [geïntimeerde1] V.O.F., voor schade die is ontstaan doordat een tegelvloer is aangebracht op een vinyl ondervloer die daarvoor niet geschikt zou zijn. De appellanten, [appellanten], hebben de aannemer opdracht gegeven om de vloer van hun woning te verbouwen, waarbij keramische tegels en vloerverwarming zouden worden aangebracht. Na oplevering van het werk ontstonden er problemen met de voegen van de tegelvloer, wat leidde tot een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeerde dat de tegels niet volgens goed vakmanschap waren gelegd en dat de vinyl ondervloer niet geschikt was voor de nieuwe tegelvloer. De appellanten hebben de aannemer aansprakelijk gesteld voor de schade en vorderden schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld of de aannemer aansprakelijk was voor de schade. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de aannemer niet aansprakelijk kan worden gesteld, omdat de toestand van de vinyl vloer niet meer kan worden beoordeeld en er onvoldoende bewijs is dat de aannemer tekort is geschoten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellanten tot betaling van de proceskosten van de geïntimeerden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.302.453/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8076667)
arrest van 29 november 2022
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,
2. [appellante] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. A.M. Takkenberg, die kantoor houdt te Zwolle,
tegen

1.[geïntimeerde1] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [woonplaats2] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. A.J. Welvering, die kantoor houdt te Leek.
Het verdere verloop van de procedure bij het hof
Naar aanleiding van het arrest van 16 augustus 2022 heeft op 1 november 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
De kern van de zaak
1. Het gaat in deze zaak om de vraag of [geïntimeerde1] en haar vennoten schade van [appellanten] moeten vergoeden omdat zij een tegelvloer hebben aangebracht op een vinyl ondervloer die daarvoor niet geschikt zou zijn. Dat geschil heeft de volgende achtergrond.
2. [appellanten] hebben [geïntimeerde1] opdracht verstrekt tot het verbouwen van de woning aan de [adres] in [plaats1] . Eén van de werkzaamheden betrof de vervanging van de bestaande vloer van de benedenverdieping door een vloer met keramische tegels en vloerverwarming. [geïntimeerde1] heeft voor deze werkzaamheden een onderaannemer ingeschakeld. De gebeurtenissen die daarna plaatsvonden, laten zich indelen in 4 periodes:
- Periode 1: problemen met de voegen van de tegelvloer en afspraken daarover (medio mei 2016 – mei 2018)
3. Het werk is medio mei 2016 opgeleverd. Enige tijd daarna ontstonden scheuren in de voegen tussen de tegels en lieten de voegen ook los. [geïntimeerde1] heeft daarna vergeefs een herstelpoging uitgevoerd. Daarop hebben [appellanten] deskundige [de deskundige1] (technisch commercieel adviseur bij Mapei Nederland B.V.) voor een inspectie ingeschakeld. [de deskundige1] heeft een aantal vloertegels verwijderd en heeft geconstateerd dat de tegels met een zeer minimale voeg verwerkt waren en dat er veel spanning in de vloer zat. Ook viel hem op dat de tegels met dotverlijming waren geplaatst, waardoor te weinig contactverlijming plaatsvond. Hij adviseerde de vloertegels en de losse lijmresten te verwijderen, voor te strijken en te egaliseren, en daarna de tegels opnieuw te verlijmen en in te voegen. Hij adviseerde ook onderzoek door een bouwkundig adviesbureau naar de constructieve toestand van de vloer. [de deskundige1] maakte toen nog geen melding van problemen met de ondergrond (de vinyl vloer).
4. Op 30 augustus 2017 is de vloer door de heer [naam1] van Vloertechnisch Adviesbureau A. van der Bruggen onderzocht. Op 1 september 2017 rapporteerde ook hij dat de vloer niet volgens goed vakmanschap was gelegd: over de gehele vloer waren de tegels maar gedeeltelijk verlijmd door de vloer met een grove lijmkam van lijm te voorzien en de tegels in de lijm te drukken door middel van het aanbrengen van circa 8 dotten lijm per tegel. Hierbij is het getande lijmbed voor het grootste deel niet in aanraking gekomen met de tegels. Het effect hiervan was dat de meeste tegels alleen waren verlijmd door middel van de aangebrachte lijmdotten. Keramische tegels dienen echter vol in de lijm te worden gedrukt, zodat de tegels op alle plekken het lijmbed raken. De gebreken deden zich volgens [naam1] in de gehele vloer en in alle vertrekken voor. Het zou niet voldoende zijn om de vloer enkel opnieuw te verlijmen en te voegen. De tegels opnieuw verlijmen ging niet, omdat ze niet heel waren te verwijderen. Het alleen opnieuw voegen van de voegen die gebroken zijn, zou de oorzaak van de gebreken niet opheffen. Het was, aldus [naam1] , voor herstel noodzakelijk de gehele vloer eruit te slopen, de werkvloer schoon te schrapen, de vloer opnieuw in zijn geheel te egaliseren en nieuwe tegels volgens goed vakmanschap aan te brengen en te voegen.
5. Op 1 oktober 2017 hebben [appellanten] [geïntimeerden] laten weten hiervoor een duurdere tegel te willen gebruiken en zelf het verschil in de kosten voor de tegels bij te leggen. Zij hebben [geïntimeerden] voorgesteld om het bedrijf dat de tegels levert de vervanging van de vloer te laten uitvoeren: “Voordeel voor jullie is dat jullie betreffende de vloer overal vanaf zijn.” Met dat voorstel zijn [geïntimeerden] op 18 oktober 2017 akkoord gegaan. [geïntimeerden] c.s. hebben conform de gemaakte afspraak de factuur van de tegelleverancier betaald (€ 5.686,40), verminderd met de meerkosten van de duurdere tegels die [appellanten] hadden aangeschaft. Met de uitvoering van dit plan is tot het voorjaar 2018 gewacht, omdat de vloerverwarming tijdens het uitharden van de tegellijm niet aan mag staan.
- Periode 2: twijfels over de geschiktheid van de vinyl vloer (mei 2018)
6. De door [appellanten] ingeschakelde tegelleverancier (Tegelhome) betwijfelde of de ondervloer (ook wel: de bouwvloer of cement druklaag genoemd) geschikt was voor het aanbrengen van nieuwe tegels. Tegelhome heeft daarop besloten zijn werkzaamheden te staken en eerst onderzoek naar de constructie en opbouw van de vloer af te wachten. Op 9 mei 2018 is de al genoemde [de deskundige1] op verzoek van [appellanten] opnieuw naar de vloer komen kijken. Hij heeft toen laten weten dat de egaline op meerdere plekken losliet van de vinyl vloer en merkte op dat dit geen goede basis was voor de nieuwe tegelvloer. Hij adviseerde die lagen te verwijderen. Daarna heeft [naam1] nader onderzoek verricht. Op 27 mei 2018 constateerde hij dat de leidingen van de vloerverwarming door het vinyl in de betonvloer waren gefreesd en dat [geïntimeerden] bij het aanbrengen van de tegels de oude vinyl vloerbedekking niet hadden verwijderd. Deze vloerbedekking was voorzien van een primer en er was een egalisatielaag op aangebracht waarop de tegelvloer was gelegd. Bij het slopen van de tegelvloer is volgens [naam1] zichtbaar geworden dat in de woonkamer en keuken de vinyl vloerbedekking nog onder de egaline lag.
7. De keuze om het vinyl onder een nieuw aan te brengen keramische tegelvloer te laten liggen, is naar zeggen van [naam1] vakinhoudelijk een onjuiste keuze. Het is naar zijn mening te allen tijde noodzakelijk om oude vloerbedekking en lijmresten volledig te verwijderen alvorens een nieuwe keramische tegelvloer aan te brengen. [naam1] ging er daarbij vanuit dat het vinyl asbest bevatte: “Bij de hier aanwezige oude vloerbevlekking dient, met de huidige kennis over de gevaren van asbesthoudende vloerbedekking te worden geadviseerd de vloerbedekking te laten verwijderen voor er überhaupt nieuwe vloerafwerking kan worden gelegd.” Als bij het verwijderen van de vinyl vloerbevlekking de leidingen en de vloerverwarming beschadigen, moeten deze worden vervangen, aldus [naam1] .
- periode 3: de verwijdering van de vinyl vloer (juni 2018 – oktober 2018)
8. Op 4 juni 2018 heeft de voormalige gemachtigde van [appellanten] [geïntimeerden] van de conclusies van [naam1] op de hoogte gebracht en zijn [geïntimeerden] aansprakelijk gesteld voor de door [appellanten] geleden en nog te lijden schade. De kosten voor het verwijderen van de asbesthoudende vinyl vloerbedekking werden in deze brief begroot op € 17.000: “Aangezien het verwijderen van asbest door een gespecialiseerd bedrijf moet worden uitgevoerd, en uw bedrijf hierin zich niet heeft gespecialiseerd, maken cliënten ook op dit punt aanspraak op derdenherstel ex artikel 6:87 BW”. De vinyl vloer is hierna in oktober 2018 op kosten van [appellanten] door een asbestsaneringsbedrijf verwijderd. Daarbij zijn de ondervloer en de verwarming beschadigd geraakt.
9. Op 12 oktober 2018 heeft [de deskundige1] aan [appellanten] laten weten dat de afwerkvloer veel scheuren vertoonde en hoogstwaarschijnlijk op een groot aantal plekken los lag. Daarnaast trilde en veerde de vloer bij belasting (lopen), waardoor deze niet geschikt was voor het aanbrengen van tegelwerk. Kort daarna, op 23 oktober 2018, heeft de deskundige van Vloertechnisch Adviesbureau A. van der Bruggen aan [appellanten] laten weten dat het ook niet mogelijk is een nieuwe vloerverwarming te frezen, omdat de bouwvloer te veel was gescheurd en beschadigd door het uithakken van de lijm en de egaline en het verwijderen van de vloerbedekking. Een van de oplossingen die hij bij die stand van zaken adviseerde, was het aanbrengen van een laminaatvloer na het egaliseren van de gescheurde bouwvloer en de leidingen met een vezel versterkte egaline. In dat geval zou moeten worden gekozen voor een normale verwarming met radiatoren. [appellanten] hebben voor die optie gekozen.
- periode 4: latere ontwikkelingen
10. In 2019 is de woning verkocht en geleverd aan een derde.
11. Op 3 juni 2019 heeft de gemachtigde van [appellanten] [geïntimeerden] opnieuw aansprakelijk gesteld. In deze brief zijn ook de buitengerechtelijke kosten aangezegd. Omdat partijen hun geschil niet onderling konden oplossen, hebben [appellanten] hierna bij de kantonrechter een verklaring ‘voor recht’ gevorderd dat [geïntimeerden] jegens hen is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, met veroordeling van deze partijen tot betaling van € 20.183,09 aan schadevergoeding en € 875 aan buitengerechtelijke incassokosten – een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.
12. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van [appellanten] is dat hun vorderingen alsnog worden toegewezen. [geïntimeerden] hebben ook bezwaren aangetekend tegen enkele overwegingen van de kantonrechter, maar die hebben niet de strekking dat enige uitspraak zou moeten worden vernietigd; deze bezwaren komen erop neer dat zij hun verweer handhaven. Het hof zal daar nog op ingaan.
Het oordeel van het hof
Inleiding
13. Het hof zal de bezwaren van [appellanten] en die van [geïntimeerden] (voor zover nodig) thematisch behandelen. De conclusie zal zijn dat de bestreden uitspraak in stand blijft.
De overwegingen van de kantonrechter in het kort
14. Naar het oordeel van de kantonrechter twisten partijen over het antwoord op de vraag (i) of het mogelijk was de vloerverwarming in de ondervloer met daarop de vinyl vloerbedekking te leggen en (ii) of de bouwvloer constructief geschikt was voor het leggen van de vloerverwarming. Op de laatste vraag is de kantonrechter niet inhoudelijk ingegaan, omdat de constructieve staat van de vloer volgens de door [appellanten] zelf ingeschakelde deskundige [naam1] voldoende was voor het aanbrengen van een vloerverwarming en een keramische vloer. Daarmee diende volgens de kantonrechter te worden beoordeeld of het noodzakelijk was de vinyl vloer te verwijderen en (als dat zo is) of dat mogelijk was zonder de bouwvloer en de vloerverwarming te beschadigen. Die vragen wilde de kantonrechter door een deskundige laten beantwoorden. Partijen hebben er echter vanaf gezien een deskundige voor te dragen en de door de kantonrechter zelf benaderde deskundige [de deskundige2] heeft in een brief laten weten niet beschikbaar te zijn. Hij schreef wel dat het een zeer slecht idee is om een dunne, harde laag (egaline en tegels) over een enigszins elastische tussenlaag (zeil) aan te brengen. Op die manier wordt een eierschaalconstructie gecreëerd die zeer eenvoudig door belasting zal bezwijken. Wordt aan die situatie dan ook nog vloerverwarming toegevoegd in de meest risicovolle uitvoeringswijze (ingefreesd, dus nauwelijks dekking op de leidingen), dan is het vooruitzicht op schade welhaast zeker. Dit had volgens hem nooit zo mogen worden uitgevoerd. Daarnaast concludeerde [de deskundige2] dat een correcte bepaling van schadebedragen nauwelijks meer mogelijk is: “Ter plaatse zal nu alleen een laminaatvloer zichtbaar zijn, benodigde hoeveelheden materiaal en ernst van op te lossen problemen vallen niet of nauwelijks meer betrouwbaar vast te stellen. Gezien het voorgaande verwacht ik helaas dat het zeer lastig zal worden om een deskundige te vinden die de gestelde vragen wel betrouwbaar zal kunnen beantwoorden.”
15. De kantonrechter heeft op basis hiervan aangenomen dat de vinyl vloerbedekking ongeschikt was om als onderlaag voor de vloerverwarming te dienen, en dat het noodzakelijk was die te verwijderen. Zij constateerde echter ook dat de vraag onbeantwoord is gebleven of dat zonder beschadiging aan de bouwvloer en de vloerverwarming mogelijk zou zijn geweest. Die constatering is daarbij voor risico van [appellanten] gelaten. Daarom is hun vordering afgewezen.
De verwijten van [appellanten]
16. In hoger beroep staat niet ter discussie dat de bouwvloer (het beton) geschikt was voor het aanbrengen van vloerverwarming en een keramische vloer. Anders dan bij de kantonrechter, luidt het verwijt ook niet meer dat [geïntimeerde1] ervoor had moeten
waarschuwendat op de vinyl vloer niet kon worden getegeld; het gaat alleen nog om het verwijt dat zij dat ondanks die ongeschiktheid wel heeft gedaan. Van de diverse schadeposten die worden gevorderd, maken de kosten van verwijdering van de vinyl vloer geen deel uit. Net als de kantonrechter moet het hof om die reden de vraag beantwoorden of de vinyl vloer inderdaad ongeschikt was om als ondergrond voor de vloertegels te dienen en, zo ja, welke schade daaruit dan is voortgevloeid. Het hof zal daar hierna op ingaan. Eerst zal echter een ander verweer worden besproken dat in dit hoger beroep door [geïntimeerden] eveneens is gehandhaafd.
De tussen partijen gemaakte afspraak
17. De kantonrechter heeft aangenomen dat de finale regeling tussen partijen geen betrekking heeft op de tekortkoming die nu aan de orde is, maar enkel op het tekortschieten van [geïntimeerden] ten aanzien van het niet goed verlijmen van de tegelvloer. [geïntimeerden] stellen zich echter nog steeds op het standpunt dat met de betaling van € 2.338,35 de kwestie omtrent de vloer en de aansprakelijkheid voor gebreken aan die vloer finaal is opgelost.
18. Het hof verwerpt dit verweer en schaart zich achter het oordeel van de kantonrechter daarover, omdat ten tijde van de gemaakte afspraken bij [appellanten] nog niet bekend was dat het opnieuw betegelen van de vloer door een derde partij op het bezwaar zou kunnen stuiten dat de vinyl vloer niet was verwijderd.
De vraag of de tegels op de vinylvloer konden worden gelegd
19. Nadat de door [geïntimeerden] gelegde tegelvloer was verwijderd en de vinyl vloer in het zicht was komen te liggen, heeft deskundige [naam1] opgemerkt dat de keuze om het vinyl onder een nieuw aan te brengen keramische tegelvloer te laten liggen vakinhoudelijk onjuist was. Het is volgens hem altijd noodzakelijk om oude vloerbedekking en lijmresten volledig te verwijderen voordat een nieuwe keramische tegelvloer wordt aangebracht. Ook deskundige [de deskundige1] (eveneens door [appellanten] ingeschakeld) adviseerde het vinyl te verwijderen. De door de kantonrechter benaderde, maar niet benoemde deskundige [de deskundige2] tot slot, heeft zich feitelijk achter dat advies geschaard: het is volgens hem een zeer slecht idee om een dunne, harde laag (egaline en tegels) over een enigszins elastische tussenlaag (zeil) aan te brengen, zeker als een vloerverwarming is toegevoegd.
20. Het dossier bevat hiermee sterke aanwijzingen dat de tegelvloer niet over het vinyl had mogen worden gelegd. Daar staat de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerden] tegenover. Die komt erop neer dat de gekozen werkwijze gebruikelijk is, dat de dunne en stevig verlijmde vinyl vloer ook na het stookseizoen feitelijk niet tot complicaties heeft geleid, en dat de tegellijm kennelijk ook goed aan deze ondervloer heeft gehecht (de tegels moesten met een kango worden verwijderd). Zelfs bij nieuwbouw is het volgens de heren [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] gebruikelijk op een vergelijkbare ondervloer te tegelen. De problemen die wel zijn ontstaan (de loslatende voegen), konden eenvoudig worden ondervangen. Dit verweer wordt ondersteund door weer een andere deskundige: de heer [de deskundige3] van Janijko Tegels & Sanitair. [de deskundige3] schrijft dat vinyl dat vast zit aan de ondergrond een prima ondergrond is om een tegelvloer op te lijmen. Dat het vinyl in dit geval daadwerkelijk stevig vast zat, blijkt uit het feit dat deze niet zonder (forse) beschadiging van de ondervloer verwijderd kon worden.
21. Al met al is voor het hof nog steeds onvoldoende zeker of een vinyl vloer nooit geschikt is om voor een tegelvloer als ondergrond te dienen en vooral, of de vinyl vloer zich daar in deze situatie voor leende. Bij de beantwoording van die laatste vraag zou moeten worden betrokken in welke toestand de vinyl vloer zich bevond (de vraag naar de mate van elasticiteit ervan; het feit dat sprake was van sterke hechting aan de ondervloer; de vraag of vrees voor het ‘eierschaaleffect’ hier wel reëel was), en dat in de dekvloer een verwarming was gefreesd, zonder dat dit tot problemen aanleiding lijkt te hebben gegeven. Nu de toestand van die vloer niet meer kan worden beoordeeld, ziet het hof onvoldoende aanleiding om over dit alles alsnog aan een deskundige vragen te stellen. Daarmee valt voor de vordering het doek. Die is immers gebaseerd op het standpunt dat niet op de vinyl vloer had mogen worden getegeld.
De vraag of [geïntimeerde1] gelegenheid heeft gehad het gebrek zelf te verhelpen
22. Zelfs al zouden na de gemaakte afspraken over het vervangen van de tegels onverwachte nieuwe tegenvallers zijn opgetreden, dan nog had het volgens [geïntimeerden] op de weg van [appellanten] gelegen om hun de gelegenheid te geven zelf voor herstel zorg te dragen. Dat is niet gebeurd: zij zijn geheel buiten dat herstel gehouden, en de kosten ervan zijn meteen gevorderd.
23. Het hof begrijpt dat met dit verweer wordt bestreden dan [geïntimeerden] in verzuim zijn gekomen, en dat om die reden geen schade kan worden gevorderd. Ook dat verweer gaat op. Gesteld al dat op de vinyl vloer niet getegeld had mogen worden, dan hadden [geïntimeerden] in de gelegenheid moeten worden gesteld het probleem op te lossen dat was ontstaan doordat zij wel op die vloer hebben getegeld. Op dit uitgangspunt zijn uitzonderingen denkbaar, maar die zijn niet aan de orde. [appellanten] hebben namelijk niet aangevoerd dat een aanmaning zinloos zou zijn geweest, en onduidelijk is gebleven of (en vooral: tegen welke kosten) [geïntimeerden] de verwijdering van het vinyl en het herstel van de betegeling zelf hadden kunnen (laten) uitvoeren.
De conclusie
24. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het hoger beroep van [geïntimeerden] Geen kostenveroordeling zal in het incidenteel appel worden uitgesproken, omdat dit niet de strekking had enige beslissing van de kantonrechter te vernietigen.
De beslissing
Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden van 20 juli 2021;
2. veroordeelt [appellanten] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] :
€ 2.106,- aan verschotten
€ 2.884 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (tariefgroep III, 2 punten)
€ 165 aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak).
3. veroordeelt [appellanten] tot betaling van € 85 aan extra nakosten als zij de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan [geïntimeerden] hebben betaald.
4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J. Wichers en M.M Lorist , en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
29 november 2022.