ECLI:NL:GHARL:2022:10168

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
200.318.758/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ambtshalve ondertoezichtstelling van een minderjarige door het hof

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De kinderrechter had op 30 augustus 2022 de ambtshalve ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige1] uitgesproken. De vader en de moeder van [de minderjarige1] hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2022 zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en zijn ook vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig geweest.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige1]. De raad voor de kinderbescherming had in een rapport aangegeven dat het verzoek om onderzoek naar [de minderjarige1] was ingetrokken, omdat er geen zorgen waren. Ook tijdens de zitting is bevestigd dat er geen signalen van onveiligheid zijn voor [de minderjarige1]. Het hof heeft geconcludeerd dat de ambtshalve ondertoezichtstelling geen passende maatregel is, aangezien er geen ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige1] is vastgesteld.

Daarom heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ondanks eventuele verdere rechtsmiddelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.758/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 215562)
beschikking van 24 november 2022
inzake
[verzoeker](de vader) en
[verzoekster](de moeder of [verzoekster] ),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. A. Mulder te Groningen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de GI),
gevestigd te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 30 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 21 september 2022;
- een journaalbericht namens de vader en de moeder van 10 oktober 2022 met bijlage(n);
- een brief van de raad van 20 oktober 2022;
- een journaalbericht namens de vader en de moeder van 2 november 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 november 2022 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de raad is [naam1] verschenen. Namens de GI is [naam2] verschenen. Als toehoorder was
[naam3] ( [naam3] ) aanwezig, alsmede haar advocaat mr. M.R.P. Ossentjuk. Op dezelfde zitting is met instemming van alle partijen en [naam3] behandeld de zaak met nummer 200.316.724/01. [verzoekster] was bij die behandeling toehoorder.

3.De feiten

3.1
Uit het huwelijk van de vader en de moeder is geboren [in] 2015
[de minderjarige1] . De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] .
3.2
De vader heeft met [naam3] nog twee kinderen, [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . [de minderjarige3] woont bij de vader, [verzoekster] en [de minderjarige1] en ziet [de minderjarige2] en zijn moeder momenteel niet. [de minderjarige2] woont bij zijn moeder en ziet de vader en [de minderjarige1] momenteel niet.

4.De omvang van het geschil

4.1
De raad heeft de kinderrechter verzocht [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van één jaar.
4.2
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter op voornoemd verzoek beslist en tevens, voor zover hier van belang, [de minderjarige1] ambtshalve onder toezicht gesteld van de GI tot 30 december 2022.
4.3
De vader en de moeder komen met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking voor zover deze ziet op de ambtshalve ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] . De vader en de moeder verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, althans zo begrijpt het hof, de ambtshalve ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] te vernietigen.
4.4
De raad en de GI hebben ter zitting hun standpunt kenbaar gemaakt.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Uit de stukken blijkt dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige1] . De raad vermeldt daarover in zijn rapport van 5 augustus 2022 dat het verzoek om onderzoek naar [de minderjarige1] door het CJG is ingetrokken omdat het CJG geen zorgen heeft over [de minderjarige1] . Ook de raad, die in een onderzoek altijd beoordeelt of er risico's zijn voor het veilig opgroeien van andere kinderen in het gezin, heeft in het onderzoek geen signalen van mogelijke onveiligheid vastgesteld voor [de minderjarige1] en daarom ook geen redenen gezien voor ambtshalve uitbreiding van het onderzoek naar [de minderjarige1] .
Ter zitting is zowel door de GI als de raad desgevraagd meegedeeld dat er nog altijd geen zorgen zijn over [de minderjarige1] , laat staan dat er een ernstige bedreiging in zijn ontwikkeling is gesignaleerd. Ook uit het gesprek dat de GI heeft gehad met de school van [de minderjarige1] zijn geen zorgelijke signalen naar voren gekomen. Het gezinsplan dat de GI voor [de minderjarige1] heeft opgesteld kent geen specifieke kind-doelen en vermeldt dat [de minderjarige1] opgroeit in een liefdevolle en stabiele thuissituatie en dat hij goed meekomt op school.
Omdat [de minderjarige1] in zijn ontwikkeling niet ernstig wordt bedreigd, is een ondertoezichtstelling naar het oordeel van het hof geen passende maatregel. Het hof zal daarom de ambtshalve uitgesproken ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] vernietigen Het ontbreken van contact met [de minderjarige2] , is in het licht van het voorgaande, onvoldoende om anders te oordelen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 30 augustus 2022 voor zover daarin [de minderjarige1] ambtshalve onder toezicht is gesteld van de GI;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.G. Idsardi en C. Coster, bijgestaan door mr. S. van der Meer als griffier, en is op 24 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.