In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, verzoekt de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland te vernietigen en het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar vast te stellen. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, verzoekt de moeder niet ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad voor de kinderbescherming heeft in deze procedure een adviserende rol gespeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader moet worden bepaald, gezien de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder heeft in het verleden problemen gehad met middelengebruik en het bieden van structuur aan de minderjarige. Ondanks dat de moeder momenteel een traject volgt om haar situatie te verbeteren, zijn de zorgen over haar opvoedcapaciteiten nog steeds aanwezig. De raad heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen, wat het hof heeft overgenomen.
Wat betreft de zorgregeling heeft het hof besloten dat de minderjarige één weekenddag per week bij de moeder verblijft, alsook iedere woensdagmiddag, onder regie van de GI. Het hof heeft de mogelijkheid voor de GI om de zorgregeling incidenteel te wijzigen, in het belang van de minderjarige, benadrukt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder zwaar hebben gewogen.