ECLI:NL:GHARL:2022:10014

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.312.883
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige in het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vader over de minderjarige. De vader had jarenlang geen bijdrage geleverd aan het leven van de minderjarige, die bij de moeder woont. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 8 april 2022 besloten dat de moeder alleen het ouderlijk gezag zou uitoefenen, een beslissing waar de vader tegen in beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2022 was de vader niet aanwezig, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in de afgelopen jaren nauwelijks contact heeft gehad met de minderjarige en dat hij niet in staat is om een zinvolle bijdrage aan haar leven te leveren. De moeder heeft de vader beschuldigd van gebrek aan betrokkenheid en heeft moeten procederen voor gezagsbeslissingen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder zelfstandig beslissingen kan nemen en dat het gezamenlijk gezag van de vader moet worden beëindigd. De grieven van de vader werden verworpen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.883
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 535833)
beschikking van 22 november 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Salhi te Den Haag,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.P. van Straten te Utrecht.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 juli 2022;
- een journaalbericht van mr. Salhi van 13 juli 2022 met productie (productie 3);
- het verweerschrift in hoger beroep met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 oktober 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- namens de vader: mr. Salhi, via een digitale Teams-verbinding;
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Stralen, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De vader is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet zelf naar de mondelinge behandeling gekomen.
3. De feiten
3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 12 november 2019 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2012 te [plaats1] , Marokko. [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.3
Tot 8 april 2022 waren partijen gezamenlijk belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Sindsdien oefent de moeder het gezag over [de minderjarige] alleen uit.
3.4
De vader heeft de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Marokkaanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de moeder het gezag van de vader over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat alleen de moeder het ouderlijk gezag heeft over [de minderjarige] , die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten gecompenseerd en de verzoeken van de ouders voor het overige afgewezen.
4.2
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De grieven lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder haar voortaan alleen te belasten met het ouderlijk gezag, alsnog af te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer. Zij verzoekt het hof het hoger beroep te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Daarnaast verzoekt de moeder het hof de griffier te verzoeken krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van de door het hof te nemen uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Krachtens artikel 8 lid 1 van de hier toepasselijke Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (de Verordening Brussel II-bis) komt de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toe, omdat [de minderjarige] op het tijdstip van aanhangig maken van het geding haar gewone verblijfplaats in Nederland had.
Op grond van het bepaalde in artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (Trb. 1997, 299) dient het Nederlandse recht te worden toegepast.
5.2
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.4
De vader stelt in hoger beroep dat de moeder in 2017 de echtelijke woning met [de minderjarige] heeft verlaten. Het is niet de keus van de vader geweest om [de minderjarige] niet meer te zien. De moeder zou de vader op de hoogte houden van de ontwikkeling van [de minderjarige] . Zij heeft zich daaraan niet gehouden. Dan kan de vader niet verweten worden dat hij weinig weet over [de minderjarige] . Hij wil graag informatie over [de minderjarige] . De moeder neemt alle beslissingen aangaande [de minderjarige] en de vader verleent medewerking waar nodig. De vader is in staat goede besluiten te nemen over [de minderjarige] en kan meedenken over belangrijke besluiten aangaande [de minderjarige] , als hij door de moeder op de hoogte wordt gehouden. De vader heeft het recht om mee te denken en te adviseren. De vader had een valide reden om zijn toestemming te weigeren voor een reis naar Marokko. De medische zorg is daar slecht en in Marokko zijn veel mensen overleden door corona omdat zij niet de juiste zorg kregen. De moeder komt haar plicht niet na om de ontwikkeling van de band van de vader met [de minderjarige] te bevorderen. Het belang van [de minderjarige] vergt dat de vader ook na de scheiding het gezamenlijk gezag met de moeder blijft uitoefenen. De vader is bereikbaar via e-mail en via zijn advocaat en hij is bereid te werken aan de communicatie met de moeder.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader hieraan nog het volgende toegevoegd. Door deze procedure is de vader overspannen geraakt. Het is hem geestelijk en financieel allemaal teveel geworden. Als deze problemen achter de rug zijn wil de vader werken aan herstel van het contact met [de minderjarige] . Op dit moment is hij daartoe niet in staat.
5.5
De moeder voert aan dat de vader niet reageert op haar verzoeken om toestemming voor gezagsbeslissingen. De vader bemoeit zich al jaren niet met moeder en hij toont al jaren geen belangstelling voor [de minderjarige] . De moeder heeft moeten procederen voor het verkrijgen van een paspoort en om toestemming te krijgen om met [de minderjarige] op vakantie te gaan naar Marokko. Volgens de moeder heeft de vader zich kennelijk teruggetrokken uit het leven van [de minderjarige] . De vader wil informatie, maar hij reageert zelf nergens op. Bij voortduren van het gezamenlijk gezag zal de moeder in de toekomst voor gezagsbeslissingen weer naar de rechter moeten om vervangende toestemming te krijgen. Dit alles heeft een negatieve invloed op het beeld dat [de minderjarige] heeft van de vader. De vader is niet betrokken in het leven van [de minderjarige] en hij heeft geen blijk gegeven daarin betrokken te willen zijn. De vader heeft in de afgelopen jaren niets gedaan om de band met [de minderjarige] te bevorderen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is namens de vader naar voren gebracht dat het niet goed gaat met de vader en dat hij nog niet toe is aan contactherstel. Het is dan ook niet in het belang van [de minderjarige] dat de vader medegezagsdrager blijft, aldus de moeder.
5.6
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het gezag van de vader over [de minderjarige] moet worden beëindigd. Het hof neemt de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
Vast staat dat de vader de afgelopen zes jaar nauwelijks tot geen contact heeft gehad met [de minderjarige] , die binnenkort tien jaar wordt. Hierdoor heeft de vader een groot deel van het leven van [de minderjarige] gemist. De vader is er niet van op de hoogte hoe het met [de minderjarige] gaat. De vader stelt wel dat hij bereikbaar is voor de moeder, maar in de praktijk is het de afgelopen jaren gebleken dat hij niet op verzoeken van de moeder over gezagsbeslissingen heeft gereageerd en moest de moeder twee gerechtelijke procedures starten om vervangende toestemming te krijgen voor die beslissingen. In hoger beroep is op de mondelinge behandeling namens de vader aangevoerd dat het niet goed gaat met hem, dat hij overspannen is, dat hij financiële problemen heeft, en dat hij op dit moment niet in staat is om het contact te herstellen. Dat is ook de reden dat de vader in deze procedure in eerste aanleg en in hoger beroep niet op de mondelinge behandeling aanwezig is geweest, aldus de advocaat van de vader. Het hof stelt vast dat de vader nog steeds geen zinvolle bijdrage aan het leven van [de minderjarige] kan leveren.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat het belang van [de minderjarige] vereist dat de moeder zelfstandig beslissingen met betrekking tot [de minderjarige] kan nemen en dat zij alleen met het gezag over [de minderjarige] wordt belast.
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 april 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 22 november 2022 door mr Van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.