ECLI:NL:GHARL:2021:9825

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
200.281.344/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een overeenkomst en onverschuldigde betaling met betrekking tot contractuele boetes en geheimhoudingsverplichtingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van Athenos Adviesgroep B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De zaak betreft de beëindiging van een overeenkomst tussen Athenos en een zelfstandige ondernemer, [geïntimeerde], die als ZZP-er werkzaamheden verrichtte op het gebied van letsel- en inkomensschade. Athenos vorderde betaling van een bedrag voor overschrijding van een persoonsbudget en boetes wegens schending van geheimhoudingsverplichtingen. De kantonrechter had deze vorderingen afgewezen, waarna Athenos in hoger beroep ging.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 23 september 2021, naar aanleiding van een eerder arrest van 3 november 2020. De kern van de zaak draait om de vraag of Athenos recht heeft op de gevorderde bedragen, waaronder een boete van € 25.000,- voor schending van de geheimhoudingsplicht. Het hof oordeelde dat de geheimhoudingsclausule door [geïntimeerde] was geschonden, maar dat de boete voor elke dag van schending niet toewijsbaar was, omdat het om een eenmalige inbreuk ging.

Het hof heeft de vordering van Athenos met betrekking tot de budgetoverschrijding voor de helft toegewezen, evenals de boete voor de schending van de geheimhoudingsverplichting. De vordering met betrekking tot de financiële gegevens uit het dossier Sweeren werd afgewezen, omdat Athenos niet tijdig had gesommeerd. Het hof heeft de proceskosten ten laste van [geïntimeerde] gesteld en de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.281.344/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7589489)
arrest van 19 oktober 2021
in de zaak van
Athenos Adviesgroep B.V.,
gevestigd te Groningen,
appellante,
bij de rechtbank : gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
Athenos,
advocaat: mr. P.P.R. Hoekstra, die kantoor houdt te Groningen,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [naam1],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. G.A.M.F. Galjé-Deckers, die kantoor houdt te Druten.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 3 november 2020 heeft op 23 september 2021 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een beknopt verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het draait in deze procedure om de beëindiging van een aan [geïntimeerde] door Athenos gegeven opdracht om als ZZP-er ondernemers te adviseren en te begeleiden bij letsel- en inkomensschade. Nadat [geïntimeerde] betaling had gevorderd van zijn slotfacturen, heeft Athenos
vorderingen ingesteld in verband met een budgetoverschrijding en door [geïntimeerde] aan haar verschuldigde boetes. Alleen over de vorderingen van Athenos wordt een beslissing van het hof gevraagd. Het volgende staat vast.
2.2
Op 14 maart 2016 is tussen Athenos en [geïntimeerde] een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd tot stand gekomen op grond waarvan [geïntimeerde] als zelfstandige werkzaamheden voor Athenos is gaan verrichten op het gebied van letsel- en inkomensschade (de eerste overeenkomst). Vanwege een uitbreiding van deze werkzaamheden is op 1 december 2017 een nieuwe overeenkomst van opdracht gesloten. Daarin is bepaald dat de overeenkomst aanvangt op 1 december 2017 en eindigt op
1 januari 2019 (de tweede overeenkomst).
2.3
In artikel 11 van de tweede overeenkomst is een boetebeding opgenomen waarin is het volgende is bepaald:
11. l Ingeval de Opdrachtnemer toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van zijn verplichting uit hoofde van de artikelen 8, 9 en 10 van deze overeenkomst, zal Opdrachtgever - binnen een redelijke termijn nadat hij op de hoogte is geraakt van dit tekort schieten - Opdrachtnemer per aangetekend schrijven verzoeken de verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst na te komen en de tekortkoming te herstellen c.q. ongedaan te maken op een door Opdrachtgever aangegeven redelijke wijze (hierna te noemen: het Verzoek).
11.2
Indien Opdrachtnemer de toerekenbare tekortkoming binnen één week na ontvangst van het Verzoek herstelt c.q. ongedaan maakt conform het verzoek, is Opdrachtnemer geen boete verschuldigd als bedoeld in artikel 11.3. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor Opdrachtgever om verlies of schade die hij heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Opdrachtnemer in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 8, 9 en 10 van deze overeenkomst, te vorderen van Opdrachtnemer.
11.3
Opdrachtnemer is, zonder dat enige verdere actie of formaliteit is vereist, jegens Opdrachtgever een onmiddellijk opeisbare boete verbeurd van € 25.000,- voor ieder zulks toerekenbaar tekortschieten alsmede een onmiddellijk opeisbare boete van € 250,- voor iedere dag dat zo een toerekenbaar tekortschieten voortduurt, indien:
- herstel of ongedaanmaking van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen niet mogelijk is. Opdrachtgever zal Opdrachtnemer hiervan in kennis stellen binnen een redelijke termijn nadat hij op de hoogte is geraakt van dit toerekenbaar tekortschieten, vanaf deze melding wordt de boete in ieder geval niet meer verhoogd met € 250,- per dag of;
- herstel of ongedaanmaking van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door of namens Opdrachtnemer niet plaats heeft gevonden conform de door Opdrachtgever in het Verzoek aangewezen redelijke wijze, of;
- Opdrachtnemer niet binnen één week na ontvangst van het Verzoek tot herstel of ongedaanmaking van de toerekenbare tekortkoming is overgegaan;
dit alles zonder dat Opdrachtgever enig verlies of schade hoeft te bewijzen en onverminderd het recht van Opdrachtgever om in plaats van de boete schade vergoeding te claimen.
2.4
Athenos heeft [geïntimeerde] op 13 december 2018 bevestigd dat zij de met [geïntimeerde] gesloten overeenkomst niet zou gaan verlengen en dat zijn werkzaamheden per
1 januari 2019 dienden te eindigen. [geïntimeerde] heeft vanaf 14 december 2018 geen toegang meer gehad tot de systemen van Athenos.
2.5
Athenos heeft betaling gevorderd van € 14.253,63 voor overschrijding van een persoonsbudget bij Aegon inzake het dossier Warmerdam en in drie gevallen een boete van telkens € 25.000,-, vermeerderd met € 250,- per dag – te weten voor (1) schending van de geheimhoudingsplicht in ‘het dossier Takx-Movir’, (2) het niet verstrekken van financiële gegevens uit ‘het dossier Sweeren’ en (3) het in algemene zin niet verstrekken of onder zich houden van vertrouwelijke informatie. Deze vorderingen zijn vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten.
2.6
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het door Athenos ingestelde hoger beroep is dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de bezwaren (grieven) van Athenos hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken. Maar eerst wordt nog ingegaan op een beslissing die de kantonrechter in het nadeel van [geïntimeerde] heeft genomen. Die zou van belang worden als de bezwaren van Athenos (deels) zouden worden gehonoreerd. Als die beslissing onjuist is, zouden deze bezwaren namelijk voor het grootste deel sowieso geen doel kunnen treffen.
Athenos komt een beroep toe op de bepalingen uit de tweede overeenkomst
3.2
[geïntimeerde] heeft zich bij de kantonrechter op het standpunt gesteld dat de eerste overeenkomst, die voor onbepaalde tijd gold in december 2018, nog steeds van kracht was. Daarin was geen boetebeding opgenomen, net zo min als de hierna te behandelen clausules. De kantonrechter heeft dat verweer verworpen, omdat deze eerste overeenkomst kennelijk met wederzijds goedvinden is geëindigd en is vervangen door de tweede overeenkomst. Die tweede overeenkomt, die voor bepaalde tijd is aangegaan, is niet opgezegd, maar is enkel niet verlengd.
3.3
Dit oordeel is juist. [geïntimeerde] kan zich er dus niet op beroepen dat de opdracht op grond van de eerste overeenkomst nog doorloopt of dat Athenos geen beroep toekomt op de boeteclausule of de hierna nog te bespreken bepalingen uit de tweede overeenkomst.
De vordering met betrekking tot de budgetoverschrijding met € 14.252,63 bij Aegon (dossier Warmerdam) is deels toewijsbaar
3.4
Volgens Athenos is [geïntimeerde] tekortgeschoten in de nakoming van de tweede overeenkomst door zonder overleg met Aegon het budget inzake ‘het dossier Warmerdam’ fors te overschrijden. Zij beroept zich daarbij op de volgende bepalingen uit de tweede overeenkomst: in artikel 6 .1 is geregeld dat Athenos aan [geïntimeerde] uitsluitend 50% van de overeengekomen werkzaamheden betaalt die Athenos zelf aan haar klant in rekening kan brengen. In artikel 2 aanvaardt [geïntimeerde] de volle verantwoordelijkheid voor het op juiste wijze uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden. In dat artikel is ook bepaald dat [geïntimeerde] zelf verantwoordelijk is voor de bewaking van het budget. Indien hij constateert dat het door de klant (Aegon) toegekende budget te laag is, zal hij hierover tijdig met Aegon overleg plegen en beargumenteren waarom additionele werkzaamheden nodig zijn.
3.5
Athenos heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] deze voorschriften heeft geschonden en heeft als schade de terugbetaling gevorderd van het bedrag waarmee [geïntimeerde] het budget heeft overschreden. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen. [geïntimeerde] heeft namelijk in een e-mail van 30 oktober 2018 aan Athenos onderbouwd dat sprake was van budgetoverschrijding en dat hij daarover op 1 maart 2018 zou spreken met Aegon. Die afspraak is niet doorgegaan. [geïntimeerde] heeft ook gewezen op een e-mail van
12 november 2018 waarin hij één en ander heeft uitgelegd en zijn excuses heeft aangeboden voor het niet aanvragen van aanvullende budgetten. Uit deze mails blijkt volgens de kantonrechter dat Athenos er eind oktober 2018 al van op de hoogte was dat er problemen waren met het budget. Athenos heeft [geïntimeerde] na het ontzeggen van toegang tot de bedrijfssystemen niet meer in de gelegenheid gesteld om de budgetkwestie met Aegon en Athenos op te lossen. Niet gesteld of gebleken is dat Athenos en/of Aegon na het einde van de overeenkomst op l januari 2019 [geïntimeerde] op enigerlei wijze hebben of heeft betrokken bij (overleg over) de financiële afwikkeling van dit dossier. Dat had wel voor de hand gelegen, gezien het eerdere voornemen om al op 1 maart 2018 de budgetkwestie te zullen bespreken. Athenos heeft ondanks de uitvoerige schriftelijke uitleg van [geïntimeerde] over de problematiek inzake Warmerdam onmiddellijk het door Aegon gevorderde bedrag betaald. Athenos heeft [geïntimeerde] daar niet over geraadpleegd. Door nu dit bedrag van [geïntimeerde] te vorderen, handelt Athenos in strijd met de overeenkomst van opdracht, aldus nog steeds de kantonrechter;
zij had [geïntimeerde] vanaf 31 oktober 2018 op zijn minst in de gelegenheid moeten stellen om een en ander jegens haar en jegens Aegon recht te zetten. Door dit na te laten is Athenos in verzuim gekomen en heeft zij geen recht op schadevergoeding.
3.6
Voor zover Athenos heeft bedoeld schade te vorderen die het gevolg is van schending van de hiervoor besproken verplichtingen van [geïntimeerde] , kan de vordering naar het oordeel van het hof inderdaad niet worden toegewezen – zij het op basis van andere overwegingen. Athenos heeft namelijk niet onderbouwd welke schade zij heeft geleden doordat zij de vergoeding van Aegon ten bedrage van de budgetoverschrijding heeft moeten terugbetalen. In hoger beroep is de grondslag van deze vordering echter aangevuld: Athenos heeft de helft van de onverschuldigd door Aegon betaalde bijdrage aan [geïntimeerde] doorbetaald en vordert dat deel op haar beurt als onverschuldigd van hem terug. In zoverre is de vordering terecht ingesteld. Vast staat immers dat het budget van Aegon voor dit dossier aanmerkelijk is overschreden, terwijl nergens uit blijkt dat Aegon het deel dat boven dat budget uitstijgt toch verschuldigd was. Onvoldoende bestreden is, dat de betaling aan Aegon van € 14.253,63 inclusief BTW hierop ziet. Dat deel is dus terecht door Aegon als onverschuldigd teruggevorderd. Omdat Athenos alleen 50% aan [geïntimeerde] moet betalen van de overeengekomen werkzaamheden die zij zelf aan Aegon in rekening kan brengen, kon [geïntimeerde] dat deel op zijn beurt ook niet aan Athenos in rekening brengen. Athenos heeft hem de desbetreffende factuur dus onverschuldigd betaald. Het beroep op het leerstuk eigen schuld dat [geïntimeerde] nog heeft gedaan, kan hem bij een onverschuldigde betaling niet van dienst zijn. Hetzelfde geldt voor het beroep op artikel 6:89 BW (schending van de klachtplicht na ontvangst van een gebrekkige prestatie).
De vordering met betrekking tot schending van de geheimhoudingsplicht is toewijsbaar (Takx-Movir)
3.7
In artikel 8 van de tweede overeenkomst is een geheimhoudingsclausule opgenomen waarin [geïntimeerde] zich verplicht om zowel voor, tijdens, als na afloop van de overeenkomst geheimhouding te betrachten ten aanzien van feiten en informatie waarvan hij heeft kennisgenomen in verband met zijn werkzaamheden waarvan het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs kan worden vermoed. Hij mag deze vertrouwelijke informatie niet voor enig ander doel gebruiken dan nodig is in verband met de vervulling van zijn werkzaamheden.
3.8
Athenos heeft zich beroepen op schending van deze geheimhoudingsplicht. De heer Takx zou door toedoen van [geïntimeerde] op de hoogte zijn gekomen van de tarifering die tussen Athenos en [geïntimeerde] was afgesproken. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen, omdat uit niets blijkt hoe en of wanneer dat zou zijn gebeurd. Dat Takx kennis heeft gekregen van de tarifering, kan volgens de kantonrechter evengoed uit een andere bron komen - bijvoorbeeld van Movir, met wie deze cliënt ook contact heeft gehad.
3.9
Het hof volgt de kantonrechter hierin niet en zal de vordering van Athenos toewijzen. Uit de door [geïntimeerde] zelf in het geding gebrachte verklaringen van Takx blijkt immers dat deze persoon op de hoogte is geraakt van zowel de tarifering van Athenos (het door die partij aan haar klanten in rekening gebrachte tarief) als het percentage dat Athenos daarvan aan [geïntimeerde] afdroeg (de verklaring van 21 december 2018). Uit een andere, ook door [geïntimeerde] zelf in het geding gebrachte verklaring van diezelfde Takx (van 26 september 2019), blijkt dat het [geïntimeerde] is geweest die hem over dit verdienmodel heeft geïnformeerd. Naar het oordeel van het hof is voldoende onderbouwd en onvoldoende bestreden dat het daarbij gaat om concurrentiegevoelige informatie waarvan [geïntimeerde] het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs kon vermoeden. Door die informatie met Takx te delen, heeft hij dan ook de geheimhoudingsclausule geschonden. De tekst van de overeenkomst en hetgeen over de schending van de geheimhoudingsplicht is aangevoerd, bieden echter geen ruimte voor toewijzing van een boete van € 250,- voor iedere dag dat deze schending voortduurt. Het gaat immers om een eenmalige inbreuk.
De vordering met betrekking tot de financiële gegevens uit het dossier Sweeren is niet toewijsbaar
3.1
In artikel 8 van de tweede overeenkomst is ook bepaald dat vertrouwelijke informatie waarover [geïntimeerde] beschikt voor zover mogelijk op eerste verzoek van Athenos, maar uiterlijk op de laatste dag van de duur van de overeenkomst, aan Athenos ter hand moet worden gesteld.
3.11
Athenos heeft [geïntimeerde] verweten dat hij deze verplichting heeft geschonden door na te laten om uiterlijk op de laatste dag van de duur van de overeenkomst financiële gegevens uit ‘het dossier Sweeren’ af te geven. De kantonrechter heeft de desbetreffende vordering afgewezen, omdat niet is voldaan aan het voorschrift [geïntimeerde] per aangetekende brief te verzoeken deze verplichting na te komen, terwijl niets is aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat herstel of nakoming van deze tekortkoming niet meer mogelijk was.
3.12
Het hof deelt de conclusie van de kantonrechter op grond van de volgende redenering. Volgens Athenos beschikte [geïntimeerde] over financiële gegevens die betrekking hadden op de door hem begeleide heer Sweeren. Het is juist dat die informatie gedurende de looptijd van de overeenkomst op eerste verzoek aan Athenos ter hand had moet worden gesteld. Een dergelijk verzoek is echter niet gedaan. Ook is juist dat [geïntimeerde] deze informatie uit eigen beweging op de laatste dag van de overeenkomst aan Athenos ter hand had moeten stellen. Een boete is hij op grond van die tekortkoming echter pas verschuldigd wanneer hem binnen een redelijke termijn nadat Athenos van het tekort schieten op de hoogte is geraakt, per aangetekend schrijven is verzocht die verplichting na te komen en de tekortkoming te herstellen c.q. ongedaan te maken (artikel 11.1 en artikel 11.2 van de tweede overeenkomst). Daarvan is geen sprake geweest. Athenos stelt daar terecht tegenover dat in de regel een aangetekende sommatie achterwege kan blijven als een dergelijke sommatie [geïntimeerde] wel heeft bereikt, maar dat kan haar niet baten. Zij heeft immers tot aan het einde van de overeenkomst niet gesommeerd, terwijl zij zich wel op het standpunt stelt dat het om informatie gaat die [geïntimeerde] zelf niet onder zich mocht houden. Zij moest er om die reden rekening mee houden dat [geïntimeerde] dergelijke vertrouwelijke informatie na beëindiging van de overeenkomst zou kunnen vernietigen. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij dat na de beëindiging van de overeenkomst ook heeft gedaan. Athenos heeft niet gesteld wanneer zij exact heeft ontdekt dat [geïntimeerde] er niet toe over is gegaan de bewuste informatie te verstrekken. Het hof gaat ervan uit – nu redengevende feiten en omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen niet zijn gesteld- dat dit kort na beëindiging van de overeenkomst per 1 januari 2019 moet zijn geweest. Het verzoek om terhandstelling van de informatie deed Athenos pas twee maanden nadat het automatiseringssysteem voor [geïntimeerde] twee weken voor de beëindiging van de overeenkomst al ontoegankelijk was gemaakt, namelijk in een brief van 15 februari 2019. Dat is onder de gegeven omstandigheden niet binnen een redelijke termijn zoals artikel 11.1 van de overeenkomst vereist. De vordering van Athenos wordt om die reden afgewezen.
De vordering met betrekking tot de in deze procedure door [geïntimeerde] gebruikte dossierinformatie is niet toewijsbaar
3.13
Athenos heeft [geïntimeerde] verweten dat hij dossiergegevens die in deze procedure spelen heeft gebruikt om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter heeft dat verwijt ook niet gehonoreerd, omdat (afgezien van het dossier Sweeren) [geïntimeerde] aan het einde van de overeenkomst de vertrouwelijke informatie waarover hij beschikte aan Athenos heeft afgegeven - waardoor Athenos over een compleet dossier beschikte - en omdat de geheimhoudingsclausule niet het gebruik van dergelijke gegevens door [geïntimeerde] in deze procedure verbiedt
.Het hof deelt dat oordeel.
3.14
Artikel 8 lid 2 van de tweede overeenkomst verplicht [geïntimeerde] ertoe vertrouwelijke informatie waarover hij beschikt voor zoveel mogelijk, op eerste verzoek, maar uiterlijk op de laatste dag van de duur van de overeenkomst aan Athenos ter hand te stellen. Ingevolge het derde lid van dit artikel omvat vertrouwelijke informatie tevens persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming Persoonsgegevens (Wbp). Athenos kwalificeert, aldus expliciet deze bepaling, ten aanzien van die persoonsgegevens als bewerker in de zin van de Wbp en is derhalve gehouden alle ingevolge de toepasselijke privacywet- en regelgeving op de bewerker rustende verplichtingen na te komen. In deze formulering van artikel 8 lid 3 valt niet te lezen dat het [geïntimeerde] is verboden digitaal afschrift te behouden van dergelijke, door hem aan Athenos ter hand gestelde informatie (lees met name: van aan hem gerichte e-mails). Er is ook onvoldoende aangevoerd waaruit kan volgen dat het [geïntimeerde] duidelijk was dat deze door Athenos opgestelde bepalingen die strekking wel hadden. Het argument dat het ‘nog los van de tussen partijen geldende afspraken’ strijdig is met de Algemene verordening gegevensbescherming om over dergelijke informatie te beschikken, is in dit verband onvoldoende. Het hof deelt verder het oordeel van de kantonrechter dat artikel 8 geen verbod bevat om gegevens die [geïntimeerde] nog in zijn bezit had te gebruiken in de relatie met Athenos, daaronder begrepen het onderbouwen van een rechtsvordering tegen Athenos, dan wel het voeren van een verweer tegen een door Athenos ingestelde vordering. Het gebruiken van vertrouwelijke informatie voor dat doel houdt direct verband met en volgt uit de vervulling van de werkzaamheden door [geïntimeerde] uit hoofde van de tweede overeenkomst met Athenos. Om deze redenen, en ook omdat de bepalingen door Athenos zelf zijn geformuleerd en op schending ervan een forse sanctie is gesteld, kan de vordering van Athenos bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing geen doel treffen.
De conclusie
3.15
De vordering ter zake van de budgetoverschrijding zal voor de helft alsnog worden toegewezen, net als de boete ter zake van de schending van de geheimhoudingsverplichting, te vermeerderen met de gevorderde en onbestreden gebleven wettelijke rente. De gevorderde handelsrente is niet toewijsbaar: artikel 6:119a BW heeft alleen betrekking op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst. Dit betreft de primaire betalingsverplichting uit de handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente ziet dus niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe zo’n overeenkomst aanleiding kan geven en derhalve evenmin op een vordering uit onverschuldigde betaling.
3.16
De buitengerechtelijke incassokosten zullen overeenkomstig de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten worden vastgesteld op € 1.096,27. Voor het overige moeten de vorderingen van Athenos ook volgens het hof stranden. [geïntimeerde] zal in beide procedures (bij de kantonrechter; in de reconventie) als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen (tariefgroep III, in eerste aanleg 3 punten; in hoger beroep 2 punten).
De beslissing
Het hof:
1. vernietigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Groningen van 28 april 2020 voor zover dat in reconventie is gewezen en neemt de volgende beslissing:
2. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Athenos van € 7.126,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2019;
3. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Athenos van € 25.000,- voor het schenden van het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding van artikel 8 juncto artikel 11 van de tweede overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2018;
4. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van Athenos van € 1.096,27 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5. veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties. Tot nu toe worden die vastgesteld
in eerste aanleg op
  • € 231,- aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 2.163,- aan salaris.
In hoger beroep op
  • € 2.156,09 aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 2.884,- aan salaris.
Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
6. veroordeelt [geïntimeerde] ook tot betaling van € 163,- aan nakosten. Dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,-- als [geïntimeerde] niet heeft betaald binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak aan [geïntimeerde] bekend heeft gemaakt. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
7. verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af wat verder in de oorspronkelijke reconventie is gevorderd en bekrachtigt het genoemde vonnis voor zover dat in conventie is gewezen.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.E. Wichers en H.H.B. Vedder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 oktober 2021.