ECLI:NL:GHARL:2021:9584

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
21-002427-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzetheling van een vrachtauto en oplegger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van opzetheling van een vrachtauto en oplegger, die op 7 november 2019 waren gestolen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2019 om 05.50 uur een vrachtauto met oplegger voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft geen verklaring willen afleggen over zijn aanwezigheid bij de vrachtwagen en heeft geprobeerd te vluchten toen hij door de politie werd aangehouden. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling en hem een taakstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen stoorzender, die bij de verdachte is aangetroffen, aan het verkeer zal worden onttrokken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002427-20
Uitspraak d.d.: 5 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2020 met parketnummer 16-265649-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiar 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen jammer. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.A. Buntsma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter voornoemd heeft verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde (opzetheling) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast de inbeslaggenomen stoorzender (‘jammer’) onttrokken aan het verkeer. De politierechter heeft verdachte ter zake van de overige tenlastegelegde feiten vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een vrachtauto (merk: Daf, XF 460 Ft, met kenteken: [kenteken1] ) en/of
- een oplegger/aanhanger (met kenteken [kenteken2] ) met lading,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] en/of [naam2] en/of [naam3] , heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten door zonder toestemming van die [naam1] gebruik te maken van de sleutel van die vrachtauto.
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen,
- een vrachtauto (merk: Daf, XF 460 Ft, met kenteken: [kenteken1] ) en/of
- een oplegger/aanhanger (met kenteken [kenteken2] ) met lading,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn (onbekend gebleven mededader(s)) toebehoorde, te weten aan [naam1] en/of [naam2] en/of [naam3] ,
heeft/hebben weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten door zonder toestemming van die [naam1] gebruik te maken van de sleutel van die vrachtauto,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 november 2019, [plaats1] en/of [plaats2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de voornoemde vrachtauto met oplegger/aanhanger met lading te verplaatsen/te besturen/te vervoeren.
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats1] en/of te [plaats2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten:
- een vrachtauto (merk: Daf, XF 460 Ft, met kenteken: [kenteken1] ) en/of
- een oplegger/aanhanger (met kenteken [kenteken2] ) met lading,
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.
hij op of omstreeks 7 november 2019 te [plaats1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een elektriciteitskast (gelegen op het bedrijventerrein aan de [adres1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/mededader(s), te weten aan [naam1] en/of [naam2] en/of een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
3.
hij op 7 november 2019 te [plaats1] en/of te [plaats2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een technisch hulpmiddel, te weten een (draagbare) multiband/1-, 2-, 3-, 4-band GSM/UMTS/GPS/LTE jammer(s), die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is/zijn voor het opzettelijk vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/of veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie, heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350a, eerste lid, of 350c werd gepleegd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting – evenals de politierechter - niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het
onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1 meer subsidiair wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Nadere bewijsoverweging
Op 7 november 2019 wordt tussen 02.30 en 03.15 uur een vrachtwagen met oplegger/trailer met daarop [naam2] gestolen van een afgesloten terrein gelegen aan de [adres1] te [plaats1] . [1]
Naar aanleiding van een melding wordt de betreffende vrachtwagen door verbalisanten gezien op de A12 ter hoogte van de Goudse Poort. Om 05.50 uur zien de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] [2] de vrachtwagen rijden op de snelweg. Zij geven de bestuurder een stopteken. De bestuurder lijkt in eerste instantie te voldoen aan het stopteken van de politie en volgt de politie naar de afrit [plaats2] bij de A20, maar rijdt vervolgens toch de snelweg weer op.
Vanuit een andere politieauto ziet verbalisant [verbalisant3] [3] de vrachtwagen de A20 weer oprijden en hij rijdt achter deze vrachtwagen aan. De verbalisant ziet dat de vrachtwagen begint te slingeren, vaart mindert en scherp naar rechts richting de vluchtstrook stuurt. De vrachtwagen komt daarop schuin over de 2 rijstroken van de A20 te staan. De verbalisant ziet dat er een man uit de cabine komt en rennend wegvlucht de vangrail over. De man steekt de naast gelegen parallelle weg over en rent vervolgens het weiland in. De verbalisant, die ook was uitgestapt, omschrijft de man als: rond de 1,70 meter lang en gekleed in een grijskleurige broek met een zwartkleurige trui of jas.
Verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] die ter plaatse komen, zien dat een donkere schim zich door het weiland verplaatst en zetten de achtervolging in.
Verbalisant [verbalisant2] [4] geeft een beschrijving van de man die hij in het weiland ziet lopen, die overeenkomt met de beschrijving door zijn collega [verbalisant3] .
Verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant1] volgen voetsporen in het gras. Zij konden de voetsporen goed zien, omdat er dauw op het gras lag en de voetsporen donker uitsloegen in het licht van de zaklamp. De voetsporen liepen richting een sloot en gingen aan de overkant daarvan weer verder. Even raken verbalisanten de man uit het oog, maar dan zien zij een schim richting de [adres2] te [plaats2] rennen.
De verbalisanten krijgen vervolgens hulp van collega’s van de hondengeleiding.
Een van de diensthonden loopt het spoor uit en gaat door 4 achtereenvolgende weilanden in de richting van een boerderij op de [adres2] te [plaats2] . [5] Een boer vertelt de verbalisanten dat de man rechtdoor was gelopen naar de overzijde van de weg. Een opvolgende diensthond pakt precies hetzelfde spoor op en loopt deze uit in de richting van huisnummer 18a van de [adres2] . De hond loopt naar de achterzijde van de boerderij richting bosschages naar een kas. Daar wordt verdachte aangetroffen en aangehouden. Verdachte probeert te vluchten en springt in een sloot. Verbalisant [verbalisant4] haalt samen met zijn diensthond verdachte uit de sloot.
Verbalisant [verbalisant5] heeft na de aanhouding van verdachte en voor het vervoer naar het politiebureau een foto van de verdachte gemaakt in verband met het aantonen van de kleding van verdachte op het moment van aanhouding. [6]
Het hof heeft ter terechtzitting d.d. 21 september 2021, aan de hand van een kleurenkopie die is opgenomen in het dossier van de advocaat-generaal, vastgesteld dat verdachte op die foto een zwarte jas, zwarte broek en zwarte schoenen aan heeft.
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden af dat verdachte degene is geweest die de vrachtwagen met oplegger heeft bestuurd. Verbalisant [verbalisant3] heeft waargenomen dat een man uit de cabine van de vrachtwagen komt en wegrent en de opeenvolgende diensthonden hebben het spoor van de vrachtwagen naar verdachte gevolgd. Daar komt nog bij dat verdachte over zijn aanwezigheid aan de [adres2] te [plaats2] geen verklaring heeft willen afleggen.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de vrachtauto en oplegger wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
Volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97) mag het hof bij de bewijsvoering van de wetenschap van de criminele herkomst van een goed ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed, betrekken dat aanwijzingen ontbreken dat de wetenschap van die criminele herkomst eerst is ontstaan na het voorhanden krijgen van dat goed. Daarbij kan de proceshouding van verdachte een rol spelen.
Het hof overweegt dat de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet tot het bewijs kan bijdragen. Wel kan het hof in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken, dat een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat verdachte op 7 november 2019 om 05.50 uur een vrachtwagen met oplegger voorhanden heeft gehad die van diefstal afkomstig waren. Het hof acht niet wettig en overtuigende bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het wegnemen van de vrachtwagen met oplegger van het terrein van [naam2] . Op basis van het dossier stelt het hof evenwel vast dat verdachte de vrachtwagen tussen het moment van wegnemen en 05:21 uur voorhanden kreeg op een plaats die ver weg is gelegen van zijn woonplaats, te weten ergens tussen [plaats1] en [plaats2] terwijl verdachte in [woonplaats] woonde, en op een ongebruikelijk tijdstip. Dit terwijl verdachte, zo verklaarde hij, niet over een vrachtwagenrijbewijs beschikte. Daar komt bij dat verdachte – als bestuurder van de vrachtwagen – heeft gepoogd de politie van zich af te schudden en het op enig moment op een lopen heeft gezet. Ook heeft verdachte geen hem ontlastende verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de vrachtwagen.
Gelet op deze feiten en de omstandigheden en in aanmerking genomen dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van de vrachtwagen en oplegger en de reden waarom hij op de vlucht is geslagen, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de goederen eerst is ontstaan na het voorhanden krijgen daarvan. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
hij op 7 november 2019 te [plaats2] goederen, te weten:
- een vrachtauto (merk: Daf, XF 460 Ft, met kenteken: [kenteken1] ) en
- een oplegger/aanhanger (met kenteken [kenteken2] ), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een vrachtwagen met oplegger/trailer. Heling bevordert het plegen van strafbare feiten zoals diefstal, omdat het een markt voor gestolen goederen in stand houdt of bijdraagt aan het verhullen van dergelijke delicten. Verdachte heeft laten zien doelbewust mee te willen werken aan het in bevorderen van deze delicten en die illegale markt. Daarnaast heeft verdachte hiermee laten zien dat hij alleen oog heeft voor zijn eigen belang en dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 19 augustus 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals door hem en zijn raadsman ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Alles overwegend is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde straf onvoldoende recht doet aan aard en de ernst van het feit.
Het hof acht oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren een passender bestraffing. Het hof zal een deel daarvan, te weten 40 uren, voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk deel van de straf is (mede) bedoeld om verdachte te weerhouden van het opnieuw begaan van (soortgelijke) strafbare feiten.

Beslag

Het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 meer subsidiair begane feit aangetroffen. Het behoort aan verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een stoorzender/jammer (kleur zwart).
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. H. Pluimers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 5 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.PL0900-2019333391-1 pag.13
2.PL1500-2019310663-2 pag.6
3.PL1500-2019310678-2 pag.11
4.PL1500-2019310663-3 pag.10
5.PL1500-2019310663-6 pag.30
6.PL1500-2019310663-8 pag.51 en 52