Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Vertrag über freie Mitarbeit” (hierna: de raamovereenkomst). Op basis van die overeenkomst verwierf [appellant] voor Hülskens opdrachten. Voor zover hier relevant hield de raamovereenkomst in:
§ 4 Weisungsfreiheit / Auftragserfüllung / Status
Tätigkeit folgende Honorare (zzgl. der gesetzlichen Mehrwertsteuer)
Die Auszahlung erfolgt unbar auf das dem Auftraggeber benannte Konto des freien Mitarbeiters oder einer seine Firmen.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
alle notwendigen statischen und planerischen Planungsmaßnahmen”). Dat houdt niet in (en impliceert ook niet zonder meer) dat [appellant] feitelijk op de bouwplaats aanwezig diende te zijn. [appellant] stelt ook niets op grond waarvan het hof tot die uitleg van de projectovereenkomst zou kunnen komen. Nu niet is overeengekomen waar de diensten zouden worden verricht, is doorslaggevend waar [appellant] zijn diensten feitelijk verrichtte.
Außentermine” het kantoor verliet (productie 15 bij incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, in eerste aanleg). Namens Hülskens was de heer [naam1] aanwezig op de bouwplaats in Nederland. Daartegenover stelt [appellant] dat hij “
onder meer” de wekelijkse bouwvergaderingen en werkoverleggen bijwoonde in Deventer en dat hij dagelijks op de bouwplaats in Nederland toezicht hield. Dat [naam1] daar aanwezig was, wil – volgens [appellant] – nog niet zeggen dat [appellant] daar niet dagelijks aanwezig was. Zijn werkzaamheden in Duitsland, zo stelt [appellant] , bestonden eruit dat hij “
wel eens zijn administratie bijwerkte in Duitsland en daar conferenties bijwoonde, alsmede rapporteerde.”
De verhouding in Duitsland is erg gespannen door krapte qua kantoorruimte en momenteel conflict tussen mij en iemand van directie over zijn inmenging in mijn area, ik moet even rustig kunnen werken voor aantal projecten, liefst a.s. dinsdag zou ik al ergens anders willen zitten. Sleutel van kantoor is wel vereiste zodat ik later en vroeg kan werken.” Dat hij kantoorruimte nodig had om zijn kantoorruimte in Duitsland, bij Hülskens, te vervangen is niet te rijmen met de stelling dat hij op kantoor in Duitsland “
wel eens zijn administratie bijwerkte” en evenmin met de stelling dat hij iedere dag aanwezig was op de bouwplaats in Nederland: als dat juist zou zijn, valt immers niet in te zien waarom hij vervanging zocht voor de kantoorruimte die Hülskens hem in Duitsland ter beschikking had gesteld. De omschrijving van de opgedragen werkzaamheden in de projectovereenkomst en het feit dat namens Hülskens [naam1] aanwezig was op de bouwplaats, roepen ook de vraag op welke werkzaamheden [appellant] dan daar elke dag concreet, voor Hülskens, verrichtte. Ook op dit punt zijn de stellingen van [appellant] onvoldoende concreet onderbouwd. Dat betekent dat het hof de stelling van [appellant] dat hij zijn diensten (voornamelijk) in Nederland verrichtte als onvoldoende onderbouwd passeert. Daarom komt het hof niet toe aan bewijslevering op dit punt. Dat betekent dat voor geschillen gebaseerd op deze overeenkomst (waaronder de vorderingen van [appellant] in deze procedure) de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt.