ECLI:NL:GHARL:2021:9275

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
200.280.750/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag na jaren van uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een moeder die haar ouderlijk gezag over haar twee dochters, geboren in 2005 en 2006, wilde herstellen. Het gezag van de moeder was in 2017 door de rechtbank beëindigd, een beslissing die door het hof in 2018 was bekrachtigd. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland was belast met het gezag over de kinderen. De moeder had eerder, op 3 april 2020, een verzoek tot herstel van haar gezag ingediend, maar dit was door de kinderrechter afgewezen. De moeder ging in hoger beroep, omdat zij vond dat het hof haar verzoek moest toewijzen.

Tijdens de zitting op 28 januari 2021 zijn de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de pleegouders van de kinderen aanwezig geweest. De kinderen zijn afzonderlijk gehoord. Het hof heeft besloten om de beslissing aan te houden en een vervolg zitting te plannen. Uiteindelijk heeft het hof op basis van de ontvangen stukken en de eerdere zitting besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen na jaren van uithuisplaatsing weer bij hun moeder wonen en dat dit in hun belang is. De betrokkenen, waaronder de GI en de pleegouders, hebben positief gereageerd op de terugplaatsing.

Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de voogdij van de GI eindigt na verzending van de beschikking. De moeder is gevraagd om deze beslissing aan haar kinderen mee te delen. Het hof hoopt dat de pleegouders ook een plek in het leven van de kinderen zullen behouden. De beschikking van de kinderrechter is vernietigd en de moeder is hersteld in haar gezag over de minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.280.750/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 492599)
beschikking van 30 september 2021
in het hoger beroep van:
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. J. Sietsma te Amsterdam.
Belanghebbenden zijn:
(1) de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, (de GI),
kantoorhoudende te Almere.
(2)
[de pleegouders](de pleegouders van [de minderjarige2] ),
wonende te [woonplaats2] .
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Utrecht.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee dochters.

2.Belangrijke informatie

Het gezag van de moeder over haar twee dochters [de minderjarige1] ,
geboren [in] 2005) en [de minderjarige2] , geboren [in]
2006) is in 2017 door de rechtbank beëindigd. Deze beslissing is door dit hof bekrachtigd op 19 april 2018. De GI is belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank (Midden-Nederland, locatie Lelystad) heeft bij beschikking van 3 april 2020 - voor zover hier van belang - het verzoek van de moeder om haar in het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te herstellen, afgewezen.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt, voor zover hier nog van belang, dat het hof haar verzoek alsnog moet toewijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van de moeder met bijlage(n), ontvangen op 3 juli 2020;
- een brief van de GI van 11 augustus 2020;
- een brief van de raad van 21 september 2020;
- namens de moeder een bericht van 21 december 2020 met bijlage(en).
5.2
De zitting bij het hof was op 28 januari 2021. Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat;
- namens de GI, [naam1] en [naam2]
- de pleegouders van [de minderjarige2] .
Voorafgaand aan de zitting zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (ieder apart) gehoord.
Mr. Sietsma heeft ter zitting een brief van de gezinsouder ( [naam3] ) van [de minderjarige1] overgelegd.
5.3
Ter zitting is afgesproken dat het hof de beslissing op het verzoek van de moeder aanhoudt en er opnieuw een zitting plaatsvindt in september 2021.
Met toestemming van het hof zijn daarna de volgende stukken ontvangen:
- een brief van [de minderjarige1] ;
- een brief van [de minderjarige2] ;
- namens de moeder een bericht van 16 september 2021;
- namens de moeder een bericht van 20 september 2021 met bijlage(n).
5.4
Er is een (vervolg) zitting gepland op 23 september 2021. Deze zitting heeft met instemming van partijen geen doorgang gevonden. Het hof ziet aanleiding om op de stukken te beslissen.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof zal een andere beslissing dan de kinderrechter nemen. Het hof gaat het verzoek van de moeder om haar te herstellen in het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] toewijzen. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof dat doet.
6.2
Bij de te nemen beslissing neemt het hof het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tot uitgangspunt. In het leven van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is veel gebeurd. Dat gaat het hof hier niet allemaal herhalen. Belangrijk om nu te benoemen, is dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] na vele jaren van uithuisplaatsing (vanaf begin 2013) nu allebei weer bij de moeder wonen. Zij hebben het hof geschreven dat zij daar heel blij mee zijn. Zij zijn blij dat er naar hen geluisterd is. Het hof vindt het fijn om te lezen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weer bij de moeder wonen en dat het daar goed met hen gaat. Tijdens de zitting bij het hof in januari bleek al dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] maar ook de moeder, de gezinshuisouder van [de minderjarige1] , de pleegouders van [de minderjarige2] en de GI hard aan het werk waren om een terugplaatsing naar de moeder mogelijk te maken. Zo hebben de moeder en haar dochters psychomotorische therapie gevolgd en hebben zij die therapie positief afgerond. De afgelopen maanden is (ook) hulpverlening via [naam4] ingezet. Vanuit die hulpverlening ontvangt de GI alleen maar positieve berichten.
6.3
De GI, de gezinshuisouder van [de minderjarige1] , de pleegouders van [de minderjarige2] en, naar het hof heeft vernomen, ook de raad vinden nu dat de moeder in het gezag moet worden hersteld. Dat is ook de wens van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof vindt dat alle betrokkenen een groot compliment verdienen voor de inzet die is gepleegd. Op basis van de stukken maar ook op basis van de zitting in januari is bij het hof het vertrouwen aanwezig dat de moeder weer duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar dochters kan dragen. Het herstel in haar gezag vindt het hof ook in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat betekent dat het hof het verzoek van de moeder om haar te herstellen in het gezag zal toewijzen. Haar overige verzoeken behoeven om die reden geen verdere bespreking meer.
6.4
Het hof zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Als gevolg daarvan eindigt de voogdij (uitgeoefend door de GI) daags na verzending van deze beschikking.
6.5
Het hof wil de moeder vragen om deze beslissing van het hof ook te vertellen aan [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof wenst [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (en natuurlijk ook de moeder) het allerbeste. [de minderjarige2] en [de minderjarige1] hebben het hof verteld dat zij ook veel houden van de pleegouders van [de minderjarige2] . Het hof hoopt daarom dat de pleegouders ook een plek in het leven van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zullen behouden.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter (in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad) van 3 april 2020;
herstelt de moeder in het gezag over de minderjarigen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2005 en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2006;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, G.M. van der Meer en G.B.A. Brummer, in samenwerking met mr. M. Marsnerova, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021.