ECLI:NL:GHARL:2021:9068

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
200.295.273/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurprijs en doorbreking appelverbod in huurgeschil

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep van appellanten, die een woning huren van AB2 Makelaars B.V. De huurprijs van € 1.300,- per maand is door de Huurcommissie als onredelijk beoordeeld, waarbij een lagere huurprijs van € 703,95 is vastgesteld. AB2 Makelaars heeft hiertegen geprocedeerd bij de kantonrechter, die de huurprijs echter heeft bevestigd. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld, maar dit is in principe uitgesloten door een appelverbod. Het hof moet nu beoordelen of er sprake is van een doorbrekingsgrond die het mogelijk maakt om het hoger beroep toch te ontvangen.

De procedure begon met een vonnis van de kantonrechter op 10 februari 2021, waarin de huurprijs werd bevestigd. Appellanten stellen dat de kantonrechter niet op een eerlijke manier heeft geoordeeld en dat er fundamentele beginselen van een goede procesorde zijn geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten voldoende argumenten hebben aangedragen om te concluderen dat er een doorbrekingsgrond aanwezig is. Dit betekent dat het hof appellanten ontvankelijk verklaart in hun hoger beroep, en dat de zaak verder zal worden behandeld.

Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door appellanten. De beslissing van het hof is op 28 september 2021 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.295.273
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 8499450)
arrest van 28 september 2021
in de zaak van

1.[appellante1] ,

2.
[appellante2],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: [appellanten] c.s.,
advocaat: mr. G. Gabrelian,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AB2 Makelaars B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: AB2 Makelaars,
advocaat: mr. J. Groenewoud.

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Het verloop van de procedure bij de kantonrechter (in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) blijkt uit het vonnis van 10 februari 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:315).

2.Het verloop van de procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 mei 2021,
- de akte van [appellanten] c.s., waarin zij de ontvankelijkheidsvraag opwerpt,
- de antwoordakte van AB2 Makelaars, waarin tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellanten] c.s. is geconcludeerd.
2.2
Vervolgens heeft AB2 Makelaars de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest inzake deze ontvankelijkheidskwestie bepaald.

3.Waar gaat deze zaak over?

3.1
[appellanten] c.s. huurt van AB2 Makelaars een woning in [woonplaats1] . Er is een huurprijs van € 1.300,- per maand overeengekomen. [appellanten] c.s. heeft de aanvangshuurprijs laten toetsen door de Huurcommissie (artikel 7:249 BW). De Huurcommissie heeft het puntenaantal van de woning op 141 gesteld, heeft bepaald dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk is en heeft beslist dat een huurprijs van € 703,95 per maand wél redelijk is. De Huurcommissie heeft de puntenvaststelling in het kader van de energieprestatie van de woning gebaseerd op energielabel E.
3.2
AB2 Makelaars was het niet eens met de uitspraak van de Huurcommissie en heeft de zaak aan de kantonrechter voorgelegd (op grond van artikel 7:262 lid 1 BW). De kantonrechter heeft bij vonnis van 10 februari 2021 het puntenaantal vastgesteld op 151,5 en heeft geoordeeld dat de overeengekomen huurprijs redelijk is, omdat dit puntenaantal correspondeert met een huurprijs boven de liberalisatiegrens op het moment dat de huurovereenkomst werd aangegaan. Daarom heeft de kantonrechter de aanvangshuurprijs op € 1.300,- per maand vastgesteld. De kantonrechter heeft de puntenvaststelling in het kader van de energieprestatie van de woning gebaseerd op energielabel C.
3.3
[appellanten] c.s. is het niet eens met het vonnis van de kantonrechter en heeft hoger beroep ingesteld. Tegen zo’n beslissing (een beslissing van de kantonrechter over een geschil waarin de Huurcommissie al een beslissing heeft genomen) is hoger beroep uitgesloten (artikel 7:262 lid 2 BW, het betreft een zogenaamd appelverbod). Volgens [appellanten] c.s. is er echter een goede reden om aan het appelverbod voorbij te gaan (een zogenaamde doorbrekingsgrond) en kan de beslissing van de kantonrechter daarom toch in hoger beroep aan de orde worden gesteld.
3.4
Het hof dient eerst de vraag te beantwoorden of [appellanten] c.s. in het hoger beroep kan worden ontvangen, dus of er sprake is van een doorbrekingsgrond. Als dat niet het geval is, is ook het hoger beroep van [appellanten] c.s. (dat is ingesteld onder de voorwaarde dat sprake is van een doorbrekingsgrond) niet aan de orde. Als wel sprake is van een doorbrekingsgrond, dan moet nog beoordeeld worden of de gestelde doorbrekingsgrond slaagt. Pas als dat zo is, zal het hof de zaak inhoudelijk beoordelen.
3.5
Het hof is van oordeel dat [appellanten] c.s. voldoende heeft gesteld dat er sprake is van een doorbrekingsgrond en dat [appellanten] c.s. daarom kan worden ontvangen in haar hoger beroep. Of de doorbrekingsgrond slaagt, zal het hof beoordelen in de hoofdzaak. Het hof zal hierna uitleggen waarom het tot dit oordeel komt.

4.Is sprake van een doorbrekingsgrond?

4.1
Wie ondanks een appelverbod hoger beroep instelt, kan daarin toch ontvangen worden als hij zich erover beklaagt dat de rechter in eerste aanleg ten onrechte buiten of binnen het toepassingsgebied van de artikelen 7:246-7:265 BW is getreden, of dat fundamentele beginselen van een goede procesorde zijn geschonden.
4.2
Volgens [appellanten] c.s. is er geen sprake geweest van een onpartijdige en eerlijke behandeling door de kantonrechter omdat is afgeweken van wettelijke bepalingen met betrekking tot huurpijzen en van regels van bewijsrecht. Daarnaast is het proces in eerste aanleg geen eerlijk proces geweest in de zin van artikel 6 EVRM, omdat door de kantonrechter het Europeesrechtelijke
loyaliteitsbeginselen
doeltreffendheidsbeginselzijn geschonden. Dit alles levert volgens [appellanten] c.s. een doorbrekingsgrond op.
Concreet stelt [appellanten] c.s. dat de kantonrechter in deze zaak ten onrechte punten voor de energieprestatie van de woning heeft toegekend op basis van het energie
label. Het Besluit huurprijzen woonruimte (hierna: Bhw) schrijft volgens [appellanten] c.s. voor dat punten voor de energieprestatie van een woning worden gebaseerd op de energie
-index. Wanneer zo’n energie-index niet beschikbaar is of niet is verstrekt (zoals hier volgens [appellanten] c.s. het geval is), dan dient de energieprestatie (bij wijze van sanctionering) te worden gebaseerd op de bouwjaarregeling. De kantonrechter is volgens [appellanten] c.s. naar eigen inzicht afgeweken van deze regel uit het Bhw en heeft de energieprestatie toch vastgesteld op basis van het energie
label. Volgens [appellanten] c.s. heeft de kantonrechter bovendien ten onrechte de bewijslast/-risico op [appellanten] c.s. gelegd ten aanzien van (de werking van) het recht. Dat is strijdig met het uitgangspunt dat de rechter het recht kent en daarom is volgens [appellanten] c.s. sprake van schending van een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel dat niet van een eerlijke en onpartijdige behandeling kan worden gesproken.
Daarnaast is volgens [appellanten] c.s. de uitspraak van de kantonrechter in strijd met het Europees recht. [appellanten] c.s. stelt dat de energieprestaties in het woningwaarderingsstelsel verweven zijn als onderdeel van de implementatie van richtlijn 2010/31/EU. Volgens haar is de toepassing die de kantonrechter aan de implementatiewetgeving heeft gegeven in strijd met die richtlijn. De kantonrechter heeft – volgens [appellanten] c.s. – bovendien ten onrechte geen prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg of de geldigheid van het Unierecht. Daarom is volgens [appellanten] c.s., zo begrijpt het hof, sprake van schending van artikel 6 EVRM (namelijk het recht op een eerlijk proces) en is daarom sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel dat doorbreking van het rechtsmiddelenverbod rechtvaardigt.
4.3
In de stellingen van [appellanten] c.s.– dat volgens haar sprake is van schending van fundamentele beginselen van een goede procesorde – ligt besloten dat er sprake is van een doorbrekingsgrond (zie r.o. 4.1). Daarom kan [appellanten] c.s. worden ontvangen in haar hoger beroep. Of het beroep van [appellanten] c.s. op de doorbrekingsgrond daadwerkelijk tot doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:262 lid 2 BW kan leiden, zal worden beoordeeld nadat partijen hun memories van grieven en antwoord hebben genomen.
4.4
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten] c.s.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellanten] c.s. ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep;
verwijst de zaak naar de rol van
9 november 2021voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten] c.s.;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, S.B. Boorsma en K. Mans en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.