ECLI:NL:GHARL:2021:8997

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
21-005237-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verdachte en officier van justitie in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 september 2018. De verdachte, geboren in Turkije in 1971, en de officier van justitie hebben beiden hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis. Tijdens de zittingen van het hof op 10 september 2020 en 14 september 2021 is het onderzoek naar de zaak voortgezet.

Echter, blijkens een akte van 13 juli 2021 heeft de officier van justitie aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Ook de verdediging heeft het hoger beroep ingetrokken, zoals blijkt uit een akte van 15 juli 2020. Aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen, was intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk.

Het hof heeft vastgesteld dat zowel het openbaar ministerie als de verdediging geen belang meer hebben bij de behandeling van het hoger beroep. Er is bovendien geen rechtens te respecteren belang gebleken dat zou pleiten voor nader onderzoek in hoger beroep. Daarom heeft het hof de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005237-18
Uitspraak d.d.: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 september 2018 met parketnummer 05-840471-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1971,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 september 2020 en 14 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 13 juli 2021 wenst de officier van justitie het hoger beroep niet te handhaven. Ook de verdediging heeft het hoger beroep ingetrokken, te weten bij akte van 15 juli 2020. Intrekking van het hoger beroep was niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op een eerdere (regie)zitting van het hof was aangevangen. Nu het openbaar ministerie en de verdediging geen belang meer stellen in behandeling van het hoger beroep en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak in hoger beroep, zullen de officier van justitie en de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. R. Krijger, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Diepeveen, griffier,
en op 14 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.