ECLI:NL:GHARL:2021:898
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De politierechter had op 17 september 2018 geoordeeld dat de betrokkene, die in 1980 geboren is en woonachtig is in [woonplaats], wederrechtelijk verkregen voordeel had behaald door het telen van hennep. Dit voordeel werd geschat op € 31.375,30, dat de betrokkene aan de Staat moest betalen. De betrokkene heeft echter hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 15 januari 2021 heeft het hof het dossier en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de betrokkene, mr. B.A.F. van Drimmelen, bestudeerd. De advocaat-generaal stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene financieel voordeel had genoten van een eerdere oogst. De betrokkene heeft steeds verklaard dat de hennepkwekerij, die op 16 februari 2017 werd ontmanteld, zijn eerste kweek was en dat er geen eerdere oogst was geweest.
Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de betrokkene eerder heeft geoogst en dat hij dus ook geen financieel voordeel heeft genoten. Daarom heeft het hof de beslissing van de politierechter vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling aan de Staat van het geschatte bedrag niet kan worden opgelegd, omdat er geen bewijs is van eerder financieel voordeel.