Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
2.De motivering van de beslissing
volgt dat de vrouw met ingang van 1 september 2009 haar dienstverband met [de ex-werkgever] heeft beëindigd. Dat de vrouw nadien op basis van een managementovereenkomst en de aanvulling daarop van 24 maart 2011[…]
sinds 4 september 2009 management- en consultancydiensten voor [de ex-werkgever] verricht, aanvankelijk als zelfstandige en per 1 maart 2011 als werkneemster in dienst van [naam1] B.V., maakt dit niet anders.
blijkt voorts dat de aan de vrouw toegekende opties overeenkomstig het optiereglement bij het einde van het dienstverband zijn komen te vervallen. Dit volgt ook uit de “Rules of the [de ex-werkgever] B.V. 2007 Share Option Plan”[…].
Dat de vrouw gecompenseerd is voor het wegvallen van de optierechten is in het licht van de hiervoor genoemde verklaring van de heer [naam2] en op grond van de door de vrouw overgelegde aangiftes Inkomstenbelasting 2009 en 2010 niet aannemelijk geworden. De grieven I tot en met VI in het principaal hoger beroep falen dan ook.
4.De beslissing
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
6.De beslissing
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Het geschil in hoger beroep
6.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Er valt met betrekking tot de eerder gegeven tussenbeschikking en daarin opgenomen bepalingen niets ten uitvoer te leggen.”Desondanks heeft [appellant] na die uitspraak een grosse opgevraagd van die tussenbeschikking en een gerechtsdeurwaarder geïnstrueerd om over te gaan tot executie van die tussenbeschikking van 15 november 2011. De kosten daarvan zijn bij [geïntimeerde] in rekening gebracht. Het een en ander is tegenover [geïntimeerde] – zonder meer – onbetamelijk geweest.
om in enige procedure, lopende of opnieuw te starten, de stelling in te nemen dat de vrouw opties heeft uitgeoefend en dat de opties een waarde van miljoenen hadden, en de stelling te betrekken dat de vrouw aangaande de opties heeft bedrogen, gefraudeerd en verduisterd, dan wel andere smadelijke uitlatingen jegens de vrouw, door de man in verband gebracht met de opties.” Het hof zal het verbod beperken tot het starten van procedures vanaf de datum van dit arrest, omdat het voor lopende procedures het niet aan dit hof in kort geding is om te oordelen of sprake is van misbruik van procesrecht: daarover dient de rechter die de zaak behandelt te beslissen, indien daartoe geroepen. Het verbod heeft geen betrekking op het instellen van een rechtsmiddel tegen dit arrest. Het verbod om de concreet geformuleerde verwijten ten grondslag te leggen aan nieuwe procedures, zal het hof, alternatief geformuleerd, toewijzen. De bepaling over “
andere smadelijke uitlatingen” is te onbepaald om toewijsbaar te zijn.