In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1979, was eerder veroordeeld voor diefstal en had een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging en diefstal van een auto, waarbij hij gebruik had gemaakt van een gestolen creditcard. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld, maar paste de straf aan naar een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, rekening houdend met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de schending van de redelijke termijn. Het hof concludeerde dat de zaak niet binnen de redelijke termijn was afgedaan, maar dat de totale duur van de procedures niet meer dan vier jaren bedroeg. De beslissing van het hof houdt rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.