ECLI:NL:GHARL:2021:8698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
200.297.942
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de ontvankelijkheid van een vordering tot terugbetaling van borg en vergoeding van schoonmaakkosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [de huurder] tegen een vonnis van de kantonrechter in een geschil over de terugbetaling van een borgsom en de vergoeding van schoonmaakkosten. [de huurder] had in februari 2018 een huurovereenkomst afgesloten en een borg van € 998,- betaald. De huurovereenkomst eindigde op 1 maart 2019, maar de borg werd niet terugbetaald door [de verhuurder]. Deze laatste stelde dat [de huurder] de woning niet goed had schoongemaakt, waardoor hij kosten van € 1.633,50 moest maken voor schoonmaak. [de verhuurder] verrekende deze kosten met de borg, wat leidde tot het geschil. De kantonrechter oordeelde dat [de verhuurder] de borg moest terugbetalen, maar dat [de huurder] ook een deel van de schoonmaakkosten moest vergoeden. [de huurder] ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de appelgrens van € 1.750,-. Het hof concludeert dat het totale belang van de vorderingen in conventie en reconventie samen meer dan de appelgrens bedraagt, waardoor [de huurder] in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de roldatum voor memorie van grieven en verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak is gedaan op 14 september 2021 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met de rechters J.H. Lieber, S.C.P. Giesen en C.M.E. Lagarde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.297.942
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 8449760)
arrest van 14 september 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende in [woonplaats1] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie,
hierna: [de huurder] ,
advocaat: mr. G. Gabrelian,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna: [de verhuurder] ,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 24 maart 2021 dat de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep van 24 juni 2021. Het hof heeft verstek verleend aan [de verhuurder] . Vervolgens heeft het hof [de huurder] in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 17 augustus 2021 uit te laten over de ontvankelijkheid van het door hem ingestelde hoger beroep, in verband met de appelgrens van artikel 332 lid 1 Rv. [de huurder] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Daarna heeft het hof arrest bepaald op het griffiedossier.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
[de huurder] heeft van [de verhuurder] woonruimte gehuurd. Bij het aangaan van de huurovereenkomst (in februari 2018) heeft [de huurder] een bedrag van € 998,- aan borg betaald (ter hoogte van twee maanden huur). De huurovereenkomst is op 1 maart 2019 geëindigd. [de huurder] heeft zijn borg niet teruggekregen van [de verhuurder] . [de verhuurder] meent dat [de huurder] de woning bij oplevering niet goed heeft schoongemaakt, waardoor hij kosten (€ 1.633,50) heeft moeten maken om de woning door een schoonmaakbedrijf schoon te laten maken. Volgens [de verhuurder] moet [de huurder] deze kosten vergoeden en daarom heeft hij deze kosten verrekend met de door [de huurder] betaalde borg. [de huurder] is het daar niet mee eens en is daarom deze procedure gestart. In conventie vordert [de huurder] terugbetaling van de door hem betaalde borg (€ 998,00) en vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 181,14). In voorwaardelijke reconventie vordert [de verhuurder] vergoeding van de schoonmaakkosten (€ 1.633,50). De kantonrechter heeft in conventie beslist dat [de verhuurder] de borg moet terugbetalen aan [de huurder] en in reconventie dat [de huurder] (samen met een andere huurder) een gedeelte van de schoonmaakkosten (€ 500,00) moet betalen. [de huurder] is het niet eens met dit oordeel van de kantonrechter en heeft hoger beroep ingesteld.
3.2
Tegen een vonnis van de kantonrechter of de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld indien en voor zover de vordering meer bedraagt dan de appelgrens van € 1.750,- (artikel 332 lid 1 Rv). In zaken waarin een eis in conventie en een eis in reconventie zijn ingesteld, wordt in beginsel het belang van beide vorderingen bij elkaar opgeteld voor de beoordeling van de vraag of hoger beroep mogelijk is (artikel 332 lid 3 Rv). Er geldt echter een uitzondering op die regel wanneer die vorderingen samenvallen. Het gaat dan om een in reconventie ingestelde vordering die geen andere strekking heeft dan om de gedaagde in conventie te bevrijden van de verplichting tot betaling van het in conventie gevorderde. [1]
3.3
Het belang van de vordering in conventie is € 1.179,14 (bestaande uit borg en buitengerechtelijke incassokosten). Het belang van de vordering in voorwaardelijke reconventie is € 1.633,50 (bestaande uit schoonmaakkosten). De vraag of de vordering in voorwaardelijke reconventie gedeeltelijk dient ter bevrijding van de betalingsverplichting uit het in conventie gevorderde kan in het midden blijven. Ook als dat wel het geval is, is het totale beloop van de vorderingen in conventie en reconventie hoger dan € 1.750. Het hof gaat veronderstellenderwijs ervan uit dat [de verhuurder] terecht aanspraak maakt op vergoeding van de schoonmaakkosten en dat hij in zoverre dit bedrag mag verrekenen met de borg en op die wijze wordt bevrijd van zijn betalingsverplichting aan [de huurder] in conventie. In conventie heeft hij ook een beroep op verrekening gedaan. In zoverre vallen de beide vorderingen dus samen. Voor dit deel kunnen zij niet bij elkaar worden opgeteld ter bepaling van het belang van de vorderingen.
3.4
De voorwaardelijke vordering tot vergoeding van schoonmaakkosten overtreft de vordering tot terugbetaling van de borg in hoogte. Zij is voor dit meerdere niet gericht op bevrijding van de betalingsverplichting uit de vordering in conventie. Daarom moet dit gedeelte van de vordering (€ 1.633,50 - € 998,00 = € 635,50) wél worden opgeteld bij het belang van de vordering in conventie om te bepalen of hoger beroep open staat. Concreet betekent dit het volgende:
- vordering in conventie: € 1.179,14 (€ 998,00 + € 181,00)
- vordering in reconventie:
€ 635,50 (€ 1.633,50 - € 998,00)
totaal belang: € 1.814,64
3.5
Het belang van de vorderingen bedraagt in totaal € 1.814,64 en overstijgt dus de appelgrens. [de huurder] kan worden ontvangen in zijn hoger beroep. Het hof zal [de huurder] in de gelegenheid stellen een memorie van grieven te nemen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
26 oktober 2021voor memorie van grieven;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, S.C.P. Giesen en C.M.E. Lagarde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 8 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1912.