Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [verweerster] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een huurprijs geschil tussen [appellante] en [verweerster] B.V. waarbij [appellante] in hoger beroep is gegaan tegen een beslissing van de kantonrechter. De kantonrechter had eerder bepaald dat de aanvangshuurprijs van de gehuurde woonruimte € 1.125,- per maand bedraagt, ondanks een uitspraak van de huurcommissie die de huurprijs op € 574,94 had vastgesteld. De huurcommissie oordeelde dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk was, gebaseerd op de WOZ-waarde en de energieprestatie van het gehuurde. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 7:262 lid 2 BW geen hoger beroep openstaat tegen een beslissing van de rechter over een punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht, tenzij er sprake is van doorbrekingsgronden. Het hof concludeert dat de kantonrechter niet buiten het toepassingsgebied van het huurprijzenrecht is getreden en dat er geen fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden. Het hoger beroep van [appellante] wordt verworpen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 760,- voor griffierecht en € 2.228,- voor salaris van de advocaat. De wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen.