In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021, staat de beëindiging van het gezag van de ouders over hun zoon, geboren in 2014, centraal. De ouders, die samen het gezag hadden, zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 december 2020 het gezag had beëindigd en de William Schrikker Stichting als voogd had benoemd. De ouders zijn het niet eens met deze beslissing en vragen het hof om het gezag te herstellen.
De raad voor de kinderbescherming, verweerder in deze zaak, heeft de rechtbank verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd. De minderjarige stond onder toezicht van Bureau Jeugdzorg en later de William Schrikker Stichting. Hij is op 19 maart 2019 uit huis geplaatst en woont sindsdien in een pleeggezin en later in een gezinshuis. Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder het beroepschrift van de ouders en het verweerschrift van de raad, en heeft op 9 juli 2021 een mondelinge behandeling gehouden.
Het hof oordeelt dat de beslissing van de rechtbank terecht is. De ouders kunnen niet de zorg bieden die de minderjarige nodig heeft, wat blijkt uit rapporten en gesprekken tijdens de zitting. De ouders hebben hun beperkingen, maar zijn betrokken bij het leven van hun kind. Het hof benadrukt dat, ondanks de beëindiging van het gezag, de ouders recht hebben op omgang met de minderjarige en dat de voogd hen moet informeren over belangrijke zaken. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarmee de beëindiging van het gezag van de ouders wordt bevestigd.