ECLI:NL:GHARL:2021:8519

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
Wahv 200.271.835/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de informatieplicht bij administratief beroep inzake verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 23 december 2019 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, voerde aan dat de officier van justitie een ijkrapport had gebruikt bij de beoordeling van het beroep, maar dat dit rapport niet volledig was verstrekt aan de gemachtigde. Dit zou een schending van de informatieplicht zijn, waardoor de betrokkene in zijn verdediging was geschaad.

Het hof oordeelde dat de officier van justitie inderdaad een (volledig) afschrift van de NMi-verklaring aan de gemachtigde had moeten verstrekken voordat er een beslissing werd genomen. De schending van de informatieplicht leidde tot de conclusie dat de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie niet in stand konden blijven. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze beslissing, maar verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van de informatieplicht in administratieve procedures en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de rechtspositie van de betrokkenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.271.835/01
CJIB-nummer
: 222136735
Uitspraak d.d.
: 8 september 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2019, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 230,- voor: “N420D- de lichtdoorlatendheid van voorruit/ voorste zijruit(en) bedraagt minder dat 55%”. Deze gedraging zou zijn verricht op 9 december 2018 om 15:34 uur op de Prinsendam in Rotterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat uit het dossier blijkt dat gebruik is gemaakt van een ijkrapport betreffende het door de ambtenaar gebezigde meetmiddel (het hof begrijpt NMi-verklaring). Gelet hierop maakt dat rapport deel uit van de stukken en diende het aan de gemachtigde te worden verstrekt. Er zijn echter slechts twee vage foto’s aan de gemachtigde verzonden waarop het rapport slechts gedeeltelijk zichtbaar is. Gelet hierop is sprake van schending van de informatieplicht. De beslissingen van de kantonrechter en officier van justitie kunnen niet in stand blijven. Nu de gemachtigde door voornoemde schending geen gedegen verweer heeft kunnen voeren bij twee instanties, is de betrokkene in zijn verdediging geschaad. Hierdoor kan de inleidende beschikking ook niet in stand blijven.
3. Artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorziet specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende administratief beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen bij het beroepsorgaan. Onder andere worden als op de zaak betrekking hebbende stukken aangemerkt de stukken die de officier van justitie heeft opgevraagd voor de beoordeling van het administratief beroep (vgl. het arrest van het hof van 8 januari 2020, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2020:140).
4. Uit het dossier blijkt het volgende. In het administratief beroepschrift is verzocht om toezending van op de zaak betrekking hebbende stukken. Met het uitnodigingsformulier voor de hoorzitting zijn het zaakoverzicht, brondocument en twee foto’s waarop een NMi-verklaring gedeeltelijk zichtbaar is meegezonden. Over de onvolledige weergave van de NMi-verklaring heeft de gemachtigde bij de hoorzitting geklaagd. De officier van justitie heeft op 20 maart 2019 beslist op het beroep. Eerst op 5 juni 2019 heeft de officier van justitie een volledige afdruk van voornoemde verklaring aan de gemachtigde verzonden.
5. Uit het hiervoor vastgestelde volgt dat de officier van justitie bij de beoordeling van het administratief beroep kennis had en gebruik heeft gemaakt van de NMi-verklaring. Gelet hierop diende de officier van justitie een (volledig) afschrift van de verklaring aan de gemachtigde te verstrekken alvorens te beslissen om het beroep. Het verweer treft doel. De beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie kunnen niet in stand blijven.
6. Vervolgens gaat het hof over tot de beoordeling van het beroep tegen de inleidende beschikking. De stelling van de gemachtigde dat de schending van de informatieplicht ook dient te leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking vindt geen steun in het recht. Schending van de informatieplicht betreft immers een gebrekkige totstandkoming van de beslissing van de officier van justitie en niet van de inleidende beschikking. Omdat de gemachtigde voor het overige niets heeft aangevoerd, wordt het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
7. Het hof zal als volgt beslissen.
8. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.