Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
[appellant2],
[appellant3],
4.[appellant4] ,
[appellant5],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in het incident
in conventie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De zaak betreft een incidentele vordering die door de appellanten is ingediend, waarbij zij de schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland hebben gevorderd. Dit vonnis betrof een conservatoir bewijsbeslag dat door de World Freight Company S.A.S. (WFC) was gelegd op documenten van de appellanten, die werkzaam zijn als general sales agents (GSA) voor luchtvaartmaatschappijen. WFC stelde dat zij schade hadden geleden door onrechtmatige concurrentie door de appellanten en had conservatoir bewijsbeslag gelegd op circa 1,6 miljoen documenten om hun rechtspositie te bepalen.
De voorzieningenrechter had in zijn vonnis van 8 april 2021 bepaald dat de appellanten moesten toestaan dat een onafhankelijke derde, DigiJuris, inzage kreeg in de beslagen documenten. De appellanten verzetten zich tegen deze beslissing en stelden dat de gevolgen van de inzage onomkeerbaar zouden zijn, gezien de privacygevoelige informatie die in de documenten aanwezig zou zijn. Het hof overwoog dat de uitvoerbaarheid van het vonnis niet geschorst kon worden, omdat de belangen van WFC bij de tenuitvoerlegging zwaarder wogen dan die van de appellanten. Het hof concludeerde dat de appellanten niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden hadden aangedragen die een afwijking van de eerdere beslissing rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft het hof de incidentele vordering van de appellanten afgewezen en hen in de kosten van het incident veroordeeld. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt, en het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden.