Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, heeft grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd. Het hof constateert dat de moeder vier kinderen heeft, waarvan het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] is beëindigd. De minderjarigen staan onder toezicht en zijn sinds juni 2020 uit huis geplaatst vanwege zorgen over hun veiligheid in de thuissituatie.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de relevante documenten in de zaak besproken. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 augustus 2021, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van Jeugdbescherming Overijssel en de pleegouders. Het hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangevoerd dat de uithuisplaatsing onrechtmatig was, maar het hof oordeelt dat de zorgen over de veiligheid van de kinderen gerechtvaardigd waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht is verlengd en dat er nog geen voldoende basis is voor terugplaatsing van de kinderen. Wel zijn er positieve ontwikkelingen in de situatie van de ouders, maar het hof benadrukt dat er nog stappen gezet moeten worden voordat terugplaatsing mogelijk is. De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen.