ECLI:NL:GHARL:2021:8390

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
200.285.439
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele zaak tussen ASR Schadeverzekering N.V. en verweerder

In deze zaak heeft ASR Schadeverzekering N.V. (hierna: ASR) een verzoek ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een geschil met een verweerder die een inboedelverzekering bij ASR heeft afgesloten. De verweerder heeft op 11 september 2017 waterschade gemeld, maar is van mening dat ASR geen adequaat expertiserapport heeft opgesteld. Om dit te onderbouwen heeft de verweerder de diensten van Schadecoach ingeschakeld, die een contra-expertiserapport heeft opgesteld. Er is een geschil ontstaan over de betaling van de expertisekosten van Schadecoach, waarop de verweerder de kantonrechter heeft ingeschakeld. De kantonrechter heeft ASR veroordeeld tot betaling van een deel van deze kosten.

ASR heeft in het hoger beroep verzocht om een voorlopig getuigenverhoor om te kunnen vaststellen welke kosten van Schadecoach redelijk zijn. ASR heeft twijfels over de identiteit en het bestaan van verschillende medewerkers van Schadecoach en heeft daarom getuigen opgeroepen. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van ASR voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen bezwaar is van de verweerder tegen het horen van de getuigen. Het hof heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het verhoor zal plaatsvinden onder leiding van raadsheer-commissaris mr. J. Israel.

De beslissing van het hof houdt in dat ASR de verhinderdagen van partijen en getuigen moet opgeven, en dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig moeten zijn. De beschikking is gegeven op 9 maart 2021 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.285.439
beschikking van 9 maart 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
hierna: ASR,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. J. Bletterman.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, met producties, ingekomen op 4 november 2020;
- een brief van mr. Bletterman van 29 januari 2021 waarin hij meedeelt dat [verweerder] geen bezwaar heeft tegen het horen van de door ASR in het verzoekschrift genoemde personen en daartegen geen verweer wenst te voeren.
1.2
Partijen hebben beide afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1
[verweerder] heeft een inboedelverzekering afgesloten bij ASR. Op 11 september 2017 heeft de verzekeringsadviseur van [verweerder] een waterschade gemeld bij ASR. [verweerder] is van mening dat ASR geen gedegen expertiserapport heeft opgesteld naar aanleiding van zijn schademelding. [verweerder] heeft daarom de diensten van “Schadecoach.com” (hierna: Schadecoach) ingeschakeld om een contra-expertiserapport op te stellen.
2.2
Namens [verweerder] heeft de heer [getuige1] van Schadecoach zich bij ASR gemeld. Daarbij heeft hij een door [verweerder] ondertekende opdrachtbevestiging/lastgeving/machtiging/cessie-akte toegezonden. Schadecoach heeft [verweerder] vervolgens bijgestaan bij het vaststellen van de omvang van de schade. ASR heeft het schadebedrag vergoed aan [verweerder] . Tussen ASR en [verweerder] bestaat echter nog geschil over de betaling van de expertisekosten van Schadecoach. [verweerder] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat ASR de kosten van Schadecoach aan hem zal vergoeden.
2.3
De kantonrechter heeft ASR in het vonnis van 12 augustus 2020 -onder meer- veroordeeld tot betaling van een groot deel van de kosten. ASR verzoekt in het kader van het hoger beroep een voorlopig getuigenverhoor te mogen houden. De hoofdzaak met het kenmerk 200.288.190 is bij dit hof aanhangig.
2.4
ASR wil door middel van het horen van de volgende getuigen vaststellen welke van de door Schadecoach gedeclareerde kosten redelijk zijn:
de heer [getuige1] ;
de heer [getuige2] ;
de heer [getuige3] ;
mevrouw [getuige4] ;
de heer [getuige5] ;
de heer [getuige6] ;
de heer [getuige7] .
2.5
ASR stelt dat zij dit nu niet vast kan stellen, omdat zij twijfelt over de identiteit en het bestaan van verschillende personen die bij Schadecoach werkzaam (zouden) zijn. Zij heeft eerder verzocht om een deugdelijk gespecificeerde declaratie en een kopie van een identiteitsbewijs van [getuige1] . Die heeft ze niet ontvangen. Ook bevreemdt het ASR dat Schadecoach alleen per e-mail communiceert, aangeeft dat ASR niet meer direct met [verweerder] mag communiceren, geen duidelijk kantooradres heeft en betalingen wenst op een buitenlandse rekening die niet op naam van Schadecoach staat. Zij stelt dat de identiteit van de medewerker, die de werkzaamheden verricht heeft, vast moet staan. Dat is volgens ASR nodig zodat zij kan beoordelen of die persoon daadwerkelijk werkzaamheden heeft uitgevoerd en of het daarvoor in rekening gebrachte tarief redelijk is. ASR verzoekt het hof om een voorlopig getuigenverhoor toe te staan, zodat zij de vragen: (1) wie, (2) op welke dag, (3) welke handelingen heeft verricht, (4) tegen hoeveel bestede tijd, aan de door haar (niet limitatief) opgegeven getuigen kan stellen.
2.6
Het verzoek van ASR voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. ASR heeft voldoende belang bij het verzoek en [verweerder] heeft geen bezwaar tegen het horen van de door ASR genoemde personen. Van gronden voor afwijzing van het verzoek is verder niet gebleken. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van ASR tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden voor het horen van – in ieder geval – de getuigen zoals genoemd in rechtsoverweging 2.4 over de feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 2.5 vermeld;
bepaalt dat het verhoor van die getuigen – en overige getuigen voor zover daarvoor toestemming wordt verleend door de raadsheer-commissaris – zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. J. Israel, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen datum en tijdstip;
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat ASR de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden
april t/m september 2021zal opgeven uiterlijk drie weken na uitspraak van deze beschikking bij de griffie van het hof, waarna datum en tijdstip van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
bepaalt dat ASR overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven
bepaalt dat partijen ( [verweerder] in persoon / ASR vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen zijn om partijen zelf zo nodig nadere inlichtingen te laten geven over de punten waarover de getuigen zullen worden gehoord en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
Deze beschikking is gegeven door H.L. Wattel, S.B. Boorsma en S.C.P. Giesen en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.