Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Marposs GmbH,
1.Korte samenvatting van de beslissing
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
festgestellt wurde, dass in Ihrem Arbeitsvertrag die Regelung der Altersversorgung nicht
Nach einer Betriebszugehörigkeit von sechs Monaten haben Sie Anspruch auf
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De grondslag van de vordering is allereerst nakoming van de pensioenregeling van 1981 conform de pensioentoezegging. Subsidiair een schadevergoeding op grond van een tekortkoming in de nakoming van die pensioentoezegging van 1981. In plaats van een eindloonregeling uit te voeren is er sprake geweest van een beschikbare premieregeling. Daardoor heeft [appellant] schade geleden (…)”.
Nu in hoger beroep niet is opgekomen tegen 2.6 van het tussenvonnis waarin is vermeld dat Marposs B.V. haar activiteiten in 1999 heeft gestaakt en [appellant] en Marposs een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met ingang van 1 februari 1999, staat namelijk vast dat het hier om een nieuwe arbeidsovereenkomst gaat en niet om een voortzetting van de bestaande arbeidsovereenkomst met Marposs B.V. Zoals hiervoor onder 5.4 van dit arrest is overwogen, had Marposs B.V. op dat moment immers haar activiteiten gestaakt en had er geen overdracht van de onderneming van Marposs B.V. aan Marposs plaatsgevonden. Dat partijen in 1999 (opnieuw) met elkaar over de arbeidsvoorwaarden hebben onderhandeld, blijkt ook uit het feit dat in de nieuwe arbeidsovereenkomst door Marposs tevens een collectieve bedrijfspensioenverzekering (naar Duits recht) bij Alte Leipziger is afgesloten ten behoeve van [appellant] . Daarnaast hebben partijen een, voorheen niet bestaande, huurovereenkomst gesloten, waarbij [appellant] vanaf 1 februari 1999 een deel van zijn woning/garage als (eigen) werkruimte aan Marposs verhuurde. Weliswaar heeft Marposs (GmbH) voor [appellant] de premiebetalingen onder de beschikbare premieregeling aan Centraal Beheer Achmea voortgezet, maar dat laat onverlet dat [appellant] in 1999 een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan. De pensioentoezegging op basis van een beschikbare premieregeling vormde daarvan een onderdeel. [appellant] heeft daar in 1999 dus mee ingestemd. Zoals hiervoor onder 5.16 en 5.19 overwogen, gaat het hof er van uit dat [appellant] op dat moment voldoende op de hoogte was van het karakter van de pensioenaanspraken die via Centraal Beheer Achmea werden opgebouwd. Marposs mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat [appellant] het in 1999 eens was met dit (andere) karakter van zijn pensioenopbouw. Dit alles maakt dat hij nu niet meer met succes aan Marposs kan tegenwerpen dat hij geen recht heeft op pensioenafspraken krachtens een eindloonregeling.