In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 26 maart 2020 de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 en de bijbehorende beschikking belastingrente vernietigd. De Inspecteur heeft op 1 mei 2020 hoger beroep ingesteld, maar heeft dit hoger beroep op 28 april 2021 ingetrokken. Belanghebbende heeft hierop verzocht om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die hij heeft gemaakt in verband met het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep dat hij had ingesteld. Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord, maar beide partijen hebben van dit recht geen gebruik gemaakt, waardoor het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven.
Het Hof heeft vervolgens beoordeeld of de Inspecteur in de proceskosten kon worden veroordeeld. Op basis van artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Inspecteur in geval van intrekking van het hoger beroep op verzoek van een partij in de kosten worden veroordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de diensten van een professionele rechtsbijstandverlener en dat de zaak in de gewichtscategorie ‘gemiddeld’ valt. De kosten die belanghebbende heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn vastgesteld op € 748. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende is geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.