ECLI:NL:GHARL:2021:8242

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
200.297.399/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor verzoekster met het oog op voorwaardelijke plaatsing in open setting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor de verzoekster, een minderjarig meisje dat in een gesloten instelling verbleef. De verzoekster, geboren in 2006, had een problematische jeugd en was eerder onder toezicht gesteld. De kinderrechter had eerder een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend, maar de verzoekster was meerdere keren weggelopen, wat leidde tot de noodzaak van een gesloten plaatsing. De advocaat van de verzoekster heeft in hoger beroep verzocht om de machtiging te verlengen tot twee weken na de uitspraak van het hof, zodat er tijd zou zijn voor de voogd om een voorwaardelijke machtiging aan te vragen. Het hof heeft de grieven van de verzoekster besproken en geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor de gesloten plaatsing, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de verzoekster. Het hof heeft echter de duur van de machtiging beperkt tot 1 oktober 2021, om ruimte te geven voor een mogelijke overgang naar een open setting. De beslissing van het hof houdt rekening met de ontwikkeling van de verzoekster en de noodzaak voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.297.399/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 135998)
beschikking van 26 augustus 2021
inzake
[verzoekster]( [verzoekster] ) ,
verblijvende op een gesloten afdeling van [naam1] te [plaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. P.C. van Diest te Zuidlaren,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de voogd),
gevestigd te Assen,
verweerster in hoger beroep.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland van 27 mei 2021 en 8 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 21 juli 2021;
- een brief namens [verzoekster] van 26 juli 2021;
- een brief namens de voogd van 3 augustus 2021;
- een fax namens [verzoekster] van 11 augustus 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 augustus 2021 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de voogd zijn [naam2] en [naam3] verschenen. Tevens was aanwezig [de moeder] (de moeder) als informant.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 2006. Op 16 mei 2018 is het gezag van de moeder over [verzoekster] beëindigd en is Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen tot voogd over haar benoemd.
3.2
[verzoekster] is in mei 2016 vanuit een pleeggezin overgeplaatst naar een gezinshuis. Daarna heeft ze verbleven op crisisplekken van [naam4] , opgevolgd door een periode waarin ze verbleef bij haar moeder. Tijdens het verblijf bij de moeder heeft een incident plaatsvonden en is [verzoekster] weggelopen, waarna een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp is verleend vanaf 30 april 2021 voor de duur van vier weken. Samen met [naam5] is een plan gemaakt om [verzoekster] binnen de duur van de spoedmachtiging, met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, naar de open setting over te plaatsen. De kinderrechter heeft daarom op
11 mei 2021 het verzoek van de voogd om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden afgewezen. Op 21 mei 2021 is [verzoekster] opnieuw weggelopen tijdens een onbegeleid verlof. Zij is door de politie gevonden in [plaats2] en op 23 mei 2021 teruggebracht bij [naam5] .
3.3
De voogd heeft vervolgens, in afwijking van het hiervoor opgestelde plan, op
27 mei 2021 geconcludeerd dat ingevolge artikel 6.1.3 lid 1 Jeugdwet (Jw) en artikel 6.1.2 Jw een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken en een machtiging gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden nodig is.
Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoekster] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft op 26 mei 2021 een instemmingsverklaring opgesteld.
3.4
Bij beschikking van 27 mei 2021 heeft de kinderrechter met ingang van die datum een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] verleend met ingang van 8 juni 2021 tot uiterlijk
8 december 2021.
3.5
[verzoekster] verbleef tot twee weken voor de zitting bij [naam5] op een gesloten afdeling. Daarna is ze overgeplaatst naar een gesloten afdeling van [naam1] in [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep ten aanzien van de duur van de verleende machtiging gesloten jeugdhulp aan de orde te stellen. [verzoekster] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de machtiging gesloten jeugdhulp na de uitspraak van dit hof nog veertien dagen doorloopt, zodat de voogd in die periode een verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan indienen.
4.2
De voogd heeft tijdens de zitting verweer gevoerd en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
Het hof zal de grieven op volgorde bespreken.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
De advocaat van [verzoekster] heeft tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat hij de eerste grief, die ziet op de formele eis van artikel 6.1.2 lid 6 Jw, uit praktische overwegingen laat varen. Het hof ziet ook ambtshalve geen reden om hier nader op in te gaan.
5.3
Met de tweede grief betoogt [verzoekster] dat de gang van zaken rond het weglopen op 21 mei 2021 anders is dan door de voogd wordt voorgesteld. In de kern zegt ze dat het allemaal wel meevalt. Daarnaast werkt de gesloten plaatsing (bij [naam5] ) volgens haar averechts en heeft er tot op heden geen behandeling plaatsgevonden. [verzoekster] wil vanuit een open setting worden behandeld. Daarom vraagt [verzoekster] om de machtiging in plaats van tot december, door te laten lopen tot twee weken na de uitspraak van het hof. In de tussentijd kan de voogd een voorwaardelijke machtiging aanvragen. Zo kan [verzoekster] op korte termijn naar een open groep verhuizen en starten aan een behandeling, precies zoals aanvankelijk het plan was.
5.4
Het hof overweegt als volgt. [verzoekster] is, na een belast verleden, in 2014 gediagnosticeerd met een reactieve hechtingsstoornis en een oppositionele stoornis. Deze stoornissen uiten zich in gedragsproblematiek bij [verzoekster] die, naarmate ze verder in de puberteit komt, steeds forser en ernstiger zijn geworden. Doordat [verzoekster] de grenzen opzocht en veelvuldig wegliep was haar situatie in het gezinshuis, waar zij sinds 2016 verbleef, niet langer houdbaar. Dit heeft tot crisisplaatsingen bij [naam4] en een verblijf bij haar moeder geleid. Ook tijdens de crisisplaatsingen en het verblijf bij haar moeder waren er grote zorgen over het gedrag en de veiligheid van [verzoekster] . [verzoekster] liep regelmatig weg en belandde daardoor in voor haar onveilige situaties. Daarnaast luisterde zij niet, hield zij zich niet goed aan gemaakte afspraken en werd zij steeds minder goed begeleidbaar. Om deze reden is op 30 april 2021 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend en is een plan opgesteld met als doel om samen met [verzoekster] toe te werken naar een open plaatsing, met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp als stok achter de deur. [verzoekster] stond achter dit plan. Desalniettemin is zij vlak voordat dit plan in werking trad op 21 mei 2021 opnieuw weggelopen. Voor het hof is voldoende gebleken van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [verzoekster] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook is duidelijk dat zij hiervoor hulpverlening nodig heeft.
5.5
Het hof is, gelet op het voorgaande met de kinderrechter van oordeel dat een machtiging gesloten jeugdhulp nodig was. Doordat [verzoekster] opnieuw was weggelopen was een gesloten plaatsing onontkoombaar. Ook op dit moment zijn er voldoende gronden voor de gesloten plaatsing. Het is in het belang van [verzoekster] dat op korte termijn wordt gestart met haar behandeling en dat wordt onderzocht wat nodig is om haar met een voorwaardelijke machtiging in een open setting te plaatsen. De termijn die [verzoekster] in hoger beroep verzoekt, acht het hof daarvoor onvoldoende, nu ten tijde van de zitting nog geen behandeling was gestart. Het hof kan dan ook niet meegaan in het verzoek in hoger beroep van [verzoekster] . Het hof ziet wel aanleiding om de duur van de verleende machtiging te beperken tot
1 oktober 2021. Die periode acht het hof voldoende om toe te werken naar een plaatsing in een open setting met een voorwaardelijke machtiging. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking. [verzoekster] is een relatief nog jong meisje, en het hof heeft de indruk gekregen dat ze inmiddels beseft dat ze haar eigen glazen heeft ingegooid door op 21 mei 2021 weg te lopen. Ze lijkt een les te hebben geleerd. Daarnaast verblijft ze sinds kort in een andere instelling in [plaats1] ( [naam1] ) in de buurt van haar moeder. [verzoekster] en haar moeder staan positiever ten opzichte van haar plaatsing hier, dan haar plaatsing bij [naam5] . Dit is een nieuwe kans voor [verzoekster] en het hof gaat ervan uit dat zij zich de komende periode volledig in zal zetten en zal laten zien dat zij een open plaatsing aan kan. Het hof is bovendien van oordeel dat een machtiging met een kortere duur aan die motivatie van [verzoekster] zal bijdragen. Welke therapie [verzoekster] nodig heeft moet duidelijk worden en deze moet de komende periode starten en vruchten afwerpen. Naast deze opdracht voor zowel [verzoekster] als de voogd, moet de voogd de tijd hebben om te kijken hoe het verder zal moeten gaan met [verzoekster] na de gesloten plaatsing.

6.De slotsom

Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigen, namelijk voor zover het de verleende machtiging gesloten jeugdhulp betreft van
1 oktober 2021 tot 8 december 2021.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, van
8 juni 2021, voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot 1 oktober 2021;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, van
8 juni 2021, voor het overige en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de voogd tot een machtiging voor gesloten jeugdhulp per
1 oktober 2021 alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. M.J. Muller als griffier en is op 26 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.