Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] Beheer B.V.,
De Vries c.s.,
De Vriesrespectievelijk
Malotte,
de VvE,
1.Het verloop van de procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.De feiten
3. De Vries Beheer en Malotte Beheer zullen zorgdragen voor een professionele voortgang
Helaas heeft cliënte moet constateren dat geenszins werd voldaan aan de inspanningsverplichting dat de 13 litigieuze woningen eind februari/maart 2020
4.Het geschil en de beslissing in de procedure bij de voorzieningenrechter
5.De beoordeling in kort geding in hoger beroep
eerste en tweede griefvan De Vries c.s. daarop betrekking hebben en omdat het hof daarover ambtshalve moet oordelen dient eerst te worden bezien of de VvE een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen op het tijdstip van het wijzen van dit arrest. Als dat niet (langer) het geval is, kan een in eerste aanleg uitgesproken veroordeling, hoezeer ook toen gerechtvaardigd, in hoger beroep niet worden bekrachtigd. [1]
rieven 1 en 2slagen niet.
grief 3betogen De Vries c.s. dat die afspraak niet geldig was omdat onvoldoende aannemelijk is dat deze is bekrachtigd door de ledenvergadering van de VvE.
Grief 3slaagt niet.
grief 4komen De Vries c.s. op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat De Vries c.s. zich onvoldoende hebben ingespannen de op 2 december 2019 gemaakte afspraken na te komen. Primair stellen zij, onder verwijzing naar hun grieven 2 en 3, dat van een inspanningsverplichting geen sprake is. Subsidiair stellen zij dat geen belangen van de VvE zijn geschonden door De Vries c.s. Weliswaar is sprake van vertraging in de bouw (als gevolg van een geschil van De Vries c.s. met hun aannemer, FD Bouw), maar van schade of overlast die zodanig ernstig is dat de VvE deze niet hoeft te dulden is volgens De Vries c.s. geen sprake.
grief 4dus niet.
Grief 4slaagt niet.
Ter zitting waren partijen het erover eens dat de drie bungalows op de percelen 15, 17 en 21 (door de rechtbank rood omcirkeld in de gecomprimeerde plattegrond onder 2.1) als eerst gereed dienen te worden gemaakt, omdat deze tussen reeds bestaande bungalows in staan en werkzaamheden aan die bungalows daarom de meeste hinder zullen veroorzaken. De voorzieningenrechter acht het haalbaar dat deze drie bungalows vóór 10 juli 2021 gereed zijn, mede naar aanleiding van de uitlating van de aannemer die De Vries c.s. naar de zitting heeft meegenomen dat deze bungalows binnen enkele weken gereed kunnen zijn.”
grief 5komen De Vries c.s. op tegen dit oordeel. Primair stellen zij dat hun grieven 1 tot en met 4 slagen en een veroordeling tot afbouw reeds daarom al niet meer aan de orde is. Die stelling, zo blijkt uit het voorgaande, haalt het echter niet. Subsidiair stellen zij dat de VvE voornemens was bouwwerkzaamheden in de zomer van 2021 te verhinderen. Zij betwisten verder dat namens hen en/of de aannemer ter zitting de harde toezegging is gedaan dat de bungalows 15, 17 en 21 binnen enkele weken gereed zouden zijn. Het geschil met de aannemer is, aldus De Vries c.s., nog steeds niet opgelost en de datum van
voorzichtig richtpunt” noemen zij voor alle bungalows 1 november 2021.
Grief 5faalt in zoverre.
grief 5niet.
grief 6komen De Vries c.s. hier tegen op. Primair doen zij dat, ook hier, op grond van de stelling dat de grieven 1 tot en met 5 slagen en van een verplichting tot afbouw reeds daarom al geen sprake kan zijn. Die stelling, zo volgt uit het voorgaande, haalt het echter niet. Subsidiair stellen zij dat de Vries slechts lid van de VvE is waar het betreft zijn eigen bungalows en niet ook die van Malotte. Weliswaar heeft De Vries wel feitelijk bemoeienis met de bouw van de bungalows van Malotte, maar dat regardeert de VvE niet, aldus De Vries c.s.
Grief 6slaagt.
grief 7stellen De Vries c.s. primair dat voor het opleggen van dwangsommen geen grond aanwezig is reeds omdat geen reden bestaat voor een veroordeling tot afbouw. Die stelling stuit af op wat hiervoor is overwogen. In zoverre slaagt
grief 7dus niet. Subsidiair stellen zij dat de voorzieningenrechter buiten de rechtsstrijd is getreden door meer toe te wijzen dan is gevorderd. Gevorderd was namelijk een dwangsom te verbinden aan de afbouw van alle bungalows als geheel. De voorzieningenrechter heeft de dwangsom echter verbonden aan de afbouw van drie groepen bungalows. Dat is volgens De Vries c.s. ook exorbitant omdat op die manier per dag meerdere dwangsommen verbeurd kunnen worden en de ratio achter het afwijzen van de “geheel of ten dele-formule” zich daartegen verzet. Bovendien vinden De Vries c.s. dat de dwangsommen te hoog zijn vastgesteld omdat zij van goede wil zijn en slechts in de afbouw belemmerd worden door een, niet gewild, conflict met hun aannemer.
grief 7dus niet.
grief 8stellen De Vries c.s. dat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg onjuist was omdat de vorderingen van de VvE hadden moeten worden afgewezen. Die grief haalt het niet omdat dat vonnis juist was (met een kleine correctie op het punt van de uitgesproken hoofdelijkheid). De vordering van De Vries c.s. tot terugbetaling van wat zij (eventueel) uit hoofde van dat vonnis al hebben voldaan strandt eveneens op de juistheid van het gewezen vonnis.