Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerden] c.s. betreffende de beëindiging van een huurovereenkomst en de daaruit voortvloeiende huurachterstand. Het hof heeft het tussenarrest van 1 september 2020 overgenomen, waarin [appellant] was opgedragen bewijs te leveren van een mondelinge overeenkomst over de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 augustus 2014. [appellant] heeft echter op 9 april 2021 besloten af te zien van het getuigenverhoor, waardoor hij niet in staat was het gevraagde bewijs te leveren. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst in elk geval per 1 maart 2015 is geëindigd, en dat [appellant] tot die datum gehouden is tot huurbetaling. De door [geïntimeerden] c.s. gevorderde huurachterstand van € 43.227,85 is toewijsbaar, omdat [appellant] geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat een verrekenafspraak over de waarborgsom was gemaakt.
Daarnaast heeft het hof de grieven van [appellant] tegen de toegewezen rente en vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verworpen. Het hof oordeelde dat [appellant] ondanks aanmaningen niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om de huur tijdig en volledig te betalen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is eveneens toegewezen, omdat aan de vereisten is voldaan. Het hof heeft de vonnissen van de kantonrechter van 27 maart 2018 en 30 oktober 2018 bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 741,- voor griffierecht en € 4.062,- voor salaris van de advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.