In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzet van [appellante] tegen dwangbevelen die door de Ontvanger van de Belastingdienst waren uitgevaardigd. [appellante] had in eerste aanleg verzet aangetekend tegen negentien aanslagen, maar de rechtbank had dit verzet ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de reden waarom de aanslagen mogelijk niet in overeenstemming zijn met de materiële belastingschuld te wijten is aan de eigen proceshouding van [appellante]. Zij had te laat inzicht gegeven in haar buitenlandse vermogen, wat leidde tot de navorderingsaanslagen. De belastingdienst had in oktober 2000 informatie verkregen over bankrekeningen van Nederlandse belastingplichtigen bij KB Lux in Luxemburg, waaronder die van [appellante]. Ondanks verzoeken om de tegoeden op te geven, had zij dit nagelaten, wat resulteerde in schattingen van haar vermogen en daaropvolgende aanslagen.
Het hof benadrukte dat de belastingrechter exclusief bevoegd is om te oordelen over de hoogte van belastingaanslagen en dat verzet tegen dwangbevelen niet kan worden gegrond op de onjuistheid van de belastingaanslag. Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die maakten dat de Ontvanger in redelijkheid niet tot tenuitvoerlegging van de dwangbevelen mocht overgaan. De grieven van [appellante] werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.