In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag verhuurdersheffing en een verzuimboete zijn opgelegd. De belanghebbende, die zich bezighoudt met de verhuur en restauratie van monumentale panden, kreeg over het jaar 2017 een naheffingsaanslag van € 13.294 en een verzuimboete van € 1.329 opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, omdat hij niet tijdig beschikte over de vereiste definitieve investeringsverklaringen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Belanghebbende stelde dat de termijn voor het verkrijgen van deze verklaringen onrealistisch was en dat hij niet op de hoogte was van zijn belastingplicht. Het Hof oordeelde dat belanghebbende, als eigenaar van 40 sociale huurwoningen, op de hoogte had moeten zijn van zijn belastingplicht en dat hij tijdig de benodigde verklaringen had moeten aanvragen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de naheffingsaanslag, maar vernietigde de boetebeschikking, omdat belanghebbende voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij alle redelijke zorg had betracht om aan zijn verplichtingen te voldoen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen om zich te informeren over hun fiscale verplichtingen en de gevolgen van het niet tijdig aanvragen van benodigde documenten. Het Hof stelde ook dat de Inspecteur in de proceskosten moest worden veroordeeld, en dat de belanghebbende recht had op terugbetaling van griffierechten.