Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2008, die momenteel bij zijn vader woont. De rechtbank Noord-Nederland had op 29 september 2020 bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de vader zou zijn, wat de moeder in hoger beroep aanvecht. De moeder is van mening dat de minderjarige bij haar moet wonen, terwijl de vader de beslissing van de rechtbank steunt. Het hof heeft de zaak op 28 juni 2021 behandeld en heeft alle relevante stukken en verklaringen van de betrokken partijen en de gecertificeerde instelling (GI) in overweging genomen.
Het hof concludeert dat de minderjarige in een moeilijke thuissituatie verkeert, met zorgen van verschillende instanties over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De ouders hebben een conflictueuze relatie, wat leidt tot spanningen voor de minderjarige. De moeder wordt verweten dat zij de minderjarige onder druk zet en onvoldoende inzicht heeft in de impact van haar gedrag op hem. De vader daarentegen biedt een stabiele omgeving en werkt samen met de hulpverlening. Het hof oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat hij bij de vader blijft wonen, totdat er meer duidelijkheid is over zijn situatie en de hulpverlening.
De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. Het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening om de situatie voor de minderjarige te verbeteren. De ouders worden aangespoord om de strijd te staken en de minderjarige te laten voelen dat beide ouders belangrijk voor hem zijn.