ECLI:NL:GHARL:2021:7322

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
200.286.962/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats van minderjarige in geschil tussen ouders met zorgen over opvoedsituatie

In deze zaak gaat het om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2008, die momenteel bij zijn vader woont. De rechtbank Noord-Nederland had op 29 september 2020 bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de vader zou zijn, wat de moeder in hoger beroep aanvecht. De moeder is van mening dat de minderjarige bij haar moet wonen, terwijl de vader de beslissing van de rechtbank steunt. Het hof heeft de zaak op 28 juni 2021 behandeld en heeft alle relevante stukken en verklaringen van de betrokken partijen en de gecertificeerde instelling (GI) in overweging genomen.

Het hof concludeert dat de minderjarige in een moeilijke thuissituatie verkeert, met zorgen van verschillende instanties over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De ouders hebben een conflictueuze relatie, wat leidt tot spanningen voor de minderjarige. De moeder wordt verweten dat zij de minderjarige onder druk zet en onvoldoende inzicht heeft in de impact van haar gedrag op hem. De vader daarentegen biedt een stabiele omgeving en werkt samen met de hulpverlening. Het hof oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat hij bij de vader blijft wonen, totdat er meer duidelijkheid is over zijn situatie en de hulpverlening.

De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. Het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening om de situatie voor de minderjarige te verbeteren. De ouders worden aangespoord om de strijd te staken en de minderjarige te laten voelen dat beide ouders belangrijk voor hem zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.286.962/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 193929)
beschikking van 29 juli 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen te Groningen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G. Meijer te Veendam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Groningen,
verder te noemen: de GI.

1.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 29 september 2020 (definitief) bepaald dat [de minderjarige] , geboren [in] 2008, zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft.

2.De rechtszaak bij het hof

2.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift binnengekomen op 10 december 2020 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een brief namens de moeder van 18 december 2020 met bijlage(n);
- een formulier namens de moeder van 28 mei 2021 met bijlage(n);
- een formulier namens de moeder van 16 juni 2021 met bijlage(n).
2.2
De zitting bij het hof was op 28 juni 2021. Aanwezig waren de moeder met haar advocaat, mr. Van Dalen, en de vader met mr. O. Toxopeus, als vervanger van mr. Meijer. Namens de GI waren [naam1 ] en [naam2] aanwezig.
2.3
Voorafgaand aan de zitting heeft een raadsheer met [de minderjarige] gesproken, zonder dat zijn ouders daarbij aanwezig waren.

3.Wat zijn de feiten

3.1
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over hun zoon [de minderjarige] .
3.2
Op 4 oktober 2017 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd en geldt nog tot 4 oktober 2021.
3.3
[de minderjarige] woont sinds 5 november 2019 bij de vader. Eerst op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing, en op 4 februari 2020 heeft de rechtbank bepaald dat [de minderjarige] (voorlopig) zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben. De rechtbank heeft hierna nog twee keer een tussenbeslissing genomen op 24 maart 2020 en op 2 juni 2020 en de zaak aangehouden.
3.4
Er is een zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] , waarbij hij op woensdagmiddag na school tot 19:00 uur en een weekend in de veertien dagen, van vrijdag 14.00 uur tot maandagochtend, bij de moeder verblijft.

4.Waar gaat het over

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank van 29 september 2020 en is hiervan in hoger beroep gekomen. De moeder vraagt het hof om die beslissing te vernietigen en opnieuw te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats weer bij haar zal hebben.
4.2
De vader is het wel eens met de beslissing van de rechtbank en hij vraagt het hof om het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen.

5.Wat het hof vindt

5.1
Het hof heeft alle stukken gelezen en geluisterd naar wat iedereen op de zitting heeft gezegd. Het hof vindt dat de rechtbank een goede beslissing heeft genomen. Ook het hof vindt dat [de minderjarige] het beste bij de vader kan (blijven) wonen. Hieronder schrijft het hof op waar het hof bij het nemen van deze beslissing vooral op heeft gelet.
5.2
[de minderjarige] zit al een hele lange tijd in een moeilijke thuissituatie. Er zijn door verschillende instanties zorgmeldingen gedaan. De ouders van [de minderjarige] kunnen het heel slecht met elkaar vinden. Zij praten niet met elkaar en hebben alleen contact via de e-mail. [de minderjarige] heeft meerdere heftige ruzies tussen de ouders meegemaakt en hij wordt belast met de spanningen en uitspraken die de ouders over en weer doen. Het is voor [de minderjarige] erg moeilijk dat zijn ouders discussies hebben over wanneer hij bij wie is en over overige zaken die over hem gaan. [de minderjarige] heeft het gevoel dat hij tussen zijn ouders moet kiezen en dat is een heel naar gevoel. Voor [de minderjarige] duurt deze vervelende situatie veel te lang. Meerdere instanties ( [naam3] , [naam4] , [naam5] , school, de GI, de raad voor de kinderbescherming) hebben zorgen over [de minderjarige] zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, over hoe hij zich voelt en over zijn gedrag. [de minderjarige] heeft veel onrust in zijn hoofd, negatieve en sombere gedachten, hij voelt zich onveilig en niet begrepen, en geeft aan zichzelf pijn te (willen) doen. [de minderjarige] past zich constant aan omdat hij van beide ouders houdt en het bij iedere ouder graag goed wil doen. Men noemt dat ook wel een loyaliteitsconflict waarin [de minderjarige] zit.
5.3
De moeder heeft moeite om de negatieve dingen die zij met de vader heeft meegemaakt achter zich te laten en blijft de strijd opzoeken. Zij zet [de minderjarige] onder druk door hem bepaalde dingen te laten zeggen of schrijven en hem cadeaus te beloven zoals speelgoed of een puppy. Ook vraagt zij haar netwerk om bewijzen of om verklaringen in haar belang op te stellen. Hoewel de moeder vanuit haar beleving het beste voor heeft met [de minderjarige] toont zij volgens het hof geen of niet genoeg inzicht in het effect van haar houding en gedrag op [de minderjarige] . De uitlatingen en signalen van [de minderjarige] neemt zij onvoldoende serieus. Daarnaast zijn er zorgen over de opvoedingsaanpak van de moeder en haar sterke neiging de controle te willen houden, bijvoorbeeld als [de minderjarige] bij de vader is of op school (appen en chatten met [de minderjarige] , thuishouden van vriendjes en feestjes). Hoewel de moeder aangeeft open te staan voor hulpverlening, blijkt uit het dossier ook dat zij hulpverlening afhoudt en zich niet altijd meewerkend opstelt. [naam5] heeft in 2019 het traject complexe scheidingen met de ouders stopgezet, omdat zij geen kans van slagen zagen en door de opstelling van de ouders, gedurende het traject, voortdurend ingrijpen noodzakelijk was.
5.4
Op dit moment gaat het volgens de GI en de vader naar omstandigheden goed met [de minderjarige] bij de vader. Er lijkt meer rust en stabiliteit te zijn. De vader werkt goed samen met de hulpverlening en stelt het belang van [de minderjarige] voorop. De vader is in staat het contact tussen [de minderjarige] en de moeder onbezorgd te laten plaatsvinden en geeft hem de ruimte om thuis over de moeder en de situatie te praten. Iets waar de moeder, in omgekeerde zin, meer moeite mee heeft. Voor [de minderjarige] is op dit moment hulpverlening via [naam6] opgestart en de aankomende periode zal worden onderzocht wat er allemaal speelt bij [de minderjarige] , waar dit vandaan komt en wat hij nodig heeft. Volgens de GI kan pas daarna worden bekeken welke woonsituatie en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders het meest in het belang van [de minderjarige] is. De raad en de GI concluderen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , in elk geval in afwachting van het traject bij [naam6] , bij de vader dient te zijn.
5.5
Het hof is het hiermee eens. Het hof vindt het van belang dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader is gezien het gedrag van [de minderjarige] , de forse zorgen over hem in de opvoedsituatie bij de moeder en haar nalaten om actie te ondernemen zodat dit verandert. Een minder ingrijpende oplossing was, gelet op de voorgeschiedenis, niet voorhanden. Over het verblijf van [de minderjarige] bij de vader zijn geen zorgen en [de minderjarige] is het meest gebaat bij een situatie waarin er rust en ruimte is voor het hebben van onbelast contact met beide ouders. Ook het hof heeft ter zitting gezien dat de vader zich open en flexibel opstelt voor wat betreft (extra) contact tussen de moeder en [de minderjarige] . Hoewel beide ouders volgens de GI voldoende in staat zijn om [de minderjarige] te verzorgen en op te voeden, benadrukt het hof dat voor goed ouderschap ook vereist is dat er emotionele toestemming wordt gegeven om aan [de minderjarige] te laten zien dat de andere ouder (in dit geval vader), ook ouder kan en mag zijn.
Het verzoek tot aanhouding
5.6
Het hof ziet geen aanleiding om zijn beslissing aan te houden in afwachting van de resultaten van [naam6] , zoals namens de moeder ter zitting is verzocht. Het is belangrijk dat [de minderjarige] dit traject vanuit een rustige en stabiele omgeving, die de vader hem nu biedt, kan doorlopen, en dat daar voor alle partijen - in elk geval voor nu - duidelijkheid over is.
Tot slot
5.7
Het hof begrijpt van de moeder dat zij een heel andere voorstelling had van de gang van zaken eind 2018 en dat zij is overvallen door de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de vader. Het hof moet echter de belangen van [de minderjarige] voorop stellen. Het hof hoopt voor [de minderjarige] dat, met de duidelijkheid die er nu is over zijn verblijf, er meer ruimte komt voor samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening zoals de GI en (uiteindelijk) met de vader, zodat de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] op een goede en voorspelbare manier zal verlopen en, indien mogelijk, kan worden uitgebreid. Het hof adviseert de moeder om hulpverlening voor zichzelf in te zetten zodat zij meer inzicht kan verkrijgen in de impact van loyaliteitsproblematiek op de ontwikkeling en het gedrag van een kind en haar eigen rol in dit verband, zonder zich daarbij op (het verleden met) de vader te richten. Het is fijn dat er voor [de minderjarige] hulpverlening is ingezet, maar wat hem vooral zal helpen is dat de ouders de onderlinge strijd staken en naar [de minderjarige] uitdragen dat zij beiden belangrijk voor hem zijn. Dit zal een groot stuk van de spanning en onzekerheid bij [de minderjarige] wegnemen.
Voor [de minderjarige]
5.8
Jij hebt het hof verteld dat je graag weer bij je moeder wilt wonen. Het hof heeft gezien en gelezen dat zowel jouw moeder als jouw vader goed voor jou kunnen zorgen. Je woont nu zo’n anderhalf jaar bij je vader en het hof vindt dat het voor jou nu het beste en het meest duidelijk is om deze situatie te laten zoals het is. Het hof begrijpt dat je dit misschien jammer vindt, maar het hof zal toch gaan bepalen dat jouw hoofdverblijfplaats, dus de plek waar jij hoofdzakelijk zult wonen, bij je vader zal blijven. Er is voor jou pas geleden hulp opgestart bij [naam6] en het is rustiger voor jou om dit traject even af te wachten en nu niet opnieuw een grote verandering in jouw woonsituatie aan te brengen. Het hof heeft gezien dat jij veel last hebt van de spanningen en ruzies tussen jouw ouders en dat ze niet met elkaar praten en elkaar gedag kunnen zeggen. Er is nu hulp van de jeugdbeschermer en [naam6] voor jou, maar er komt ook extra hulp voor jouw ouders om zo te proberen de ruzies en spanningen te verminderen en jij daar niet zo veel last en verdriet meer van hebt. De aankomende tijd kan de jeugdbeschermer samen met je vader en moeder gaan bekijken hoe jouw woonsituatie er in de toekomst het beste uit kan zien. Hoeveel dagen jij bij je moeder kunt zijn en hoeveel dagen bij je vader. Het doel is dat je bij beide ouders een goed gevoel hebt en onbezorgd naar je beide ouders toe kunt gaan. Dat is jou gegund.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
29 september 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.A.F. Veenstra en F. Menso, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 29 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.