ECLI:NL:GHARL:2021:7315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
200.269.401/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over ouderlijk gezag en omgangsregeling na aanvullend onderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 een tussenbeschikking gedaan in hoger beroep met betrekking tot het ouderlijk gezag en de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2008. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, het eenhoofdig gezag heeft. Het hof heeft na aanvullend onderzoek en op basis van rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming besloten dat de moeder het eenhoofdig gezag krijgt. De vader heeft recht op omgang, maar de omgangsregeling wordt voorlopig vastgesteld op minimaal één keer per twee weken twee uur begeleide omgang, met de mogelijkheid tot uitbreiding in de toekomst.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen perspectief is op verbetering. De Raad heeft geadviseerd om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag af te wijzen, en het hof heeft dit advies overgenomen. De Raad heeft ook een informatieregeling geadviseerd, waarbij de moeder de vader minimaal eens per twee maanden moet informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de minderjarige. Het hof heeft de behandeling van de zaak voor een jaar aangehouden en verzocht om een nader onderzoek door de Raad, met rapportage uiterlijk op 1 augustus 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.269.401/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 190452)
beschikking van 27 juli 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra te Groningen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Groeneveld te Hoogezand.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 3 november 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloopt blijkt uit:
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 10 mei 2021 met als productie het raadsrapport van 7 mei 2021;
- het journaalbericht namens de vader van 21 mei 2021 met productie(s);
- het journaalbericht namens de moeder van 2 juni 2021 met productie(s).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Aan de orde is de beslissing over het ouderlijk gezag, de informatieregeling en de omgangsregeling met betrekking tot [de minderjarige] , geboren [in] 2008.
2.2
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenbeschikking van 3 november 2020 voor zover hierna niet uitdrukkelijk anders wordt overwogen. In deze tussenbeschikking heeft het hof, na hierover intensief met partijen te hebben gesproken ter zitting op 28 september 2020, het centrum voor jeugd en gezin (CJG) verzocht om alsnog aan de slag te gaan met het raadsadvies van 17 maart 2020 wat betreft de omgang, namelijk om te kijken wat de mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de omgangsregeling en om de raad schriftelijk te berichten over de stand van zaken betreffende de omgang. Daarnaast heeft het hof de raad verzocht om wat betreft de omgang tussen de vader en [de minderjarige] de vinger aan de pols te houden en zowel ten aanzien van de omgang als het ouderlijk gezag een aanvullend onderzoek in te (doen) stellen, waarbij de raad ook aandacht diende te besteden aan de wijze waarop de vader geïnformeerd wordt over belangrijke zaken aangaande [de minderjarige] . Iedere verdere beslissing daarover heeft het hof aangehouden.
2.3
De raad heeft nader gerapporteerd en geadviseerd op 7 mei 2021. Als bijlage bij dit rapport zijn overgelegd het eind-evaluatieverslag van het [naam1] van 15 januari 2021 en de rapportage begeleiding/(nieuw) startgesprek van het [naam1] van 6 april 2021.
De raad adviseert het hof om het verzoek van de vader om de ouders gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] af te wijzen.
Daarnaast adviseert de raad aan de moeder een informatieplicht op te leggen, in die zin dat zij de vader via de casemanager jeugd minimaal eens per twee maanden informeert over ‘gewichtige aangelegenheden’ met betrekking tot de persoon en het vermogen van [de minderjarige] .
Met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] adviseert de raad om een definitieve beslissing voor één jaar aan te houden en een voorlopige regeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen van minimaal één keer per twee weken twee uur (begeleide) omgang onder regie van het [naam2] , thans uitgevoerd door het [naam1] , en vervolgens in de andere week telefonisch contact, waarbij er verder wordt toegewerkt naar uitbreiding van het contact en de omgang en waarbij het belang, de draagkracht en de draaglast van [de minderjarige] leidend dienen te zijn.
2.4
Het hof neemt het advies van de raad over. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het gezag
2.5
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.6
Samen met de rechtbank is het hof van oordeel dat partijen niet (meer) in staat zijn tot de voor de uitoefening van gezamenlijk gezag noodzakelijke communicatie.
Uit de stukken en de recente rapportage van de raad blijkt dat er in het afgelopen jaar geen verandering is gekomen in de situatie tussen de ouders. Zij communiceren nagenoeg niet rechtstreeks met elkaar. Dit betekent dat de ouders niet in staat zijn om over belangrijke beslissingen voor [de minderjarige] te communiceren, terwijl dit voor gezamenlijk gezag onontbeerlijk is.
2.7
Er is niet veel perspectief dat dit anders wordt. De raad herhaalt in zijn rapport van 7 mei 2021 vorig jaar al van mening te zijn geweest dat er (binnen afzienbare tijd) geen verbetering van de onderlinge communicatie was te verwachten. Dit gezien de gezinsgeschiedenis waarin sprake is geweest van huiselijk geweld, de lange juridische strijd over hoofdverblijf, gezag en/of omgang die al vanaf 2016 gaande is, de gedragingen van de vader in het verleden en het nog steeds aanwezige wantrouwen van de moeder jegens de vader. Ingezette hulpverlening heeft hierin geen verandering gebracht. De raad verwacht op basis van de ervaringen tot nu toe, dat gezamenlijk gezag zal leiden tot onrust bij de moeder en dat [de minderjarige] hier dan de dupe van zal zijn. Gezamenlijk gezag zal daarnaast ook bij [de minderjarige] zelf een gevoel van onrust oproepen. [de minderjarige] heeft nu al veel onbeantwoorde vragen met betrekking tot zijn vader en is bang om (via sociale media) met hem in verband gebracht te worden. De wetenschap dat de vader nodig is om belangrijke beslissingen over hem te nemen zal deze gevoelens versterken en extra onrust bij [de minderjarige] veroorzaken.
2.8
Het enkele gegeven dat de vader zijn leven heeft gebeterd maakt naar het oordeel van het hof niet dat hij naast de moeder belast kan zijn met het ouderlijk gezag. De gespannen verhouding tussen de ouders en de onmogelijkheid om met elkaar te communiceren staan hieraan in de weg, evenals de behoefte van [de minderjarige] aan rust en duidelijkheid.
2.9
Het hof is gezien al het vorenstaande van oordeel dat een wijziging van het gezag – in die zin dat alleen de moeder daarmee wordt belast – in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Het hof zal de beschikking waarvan beroep betreffende het (eenhoofdig) gezag bekrachtigen.
Ten aanzien van de informatieplicht
2.1
De vader heeft verzocht om een informatieregeling vast te stellen.
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter daaromtrent een regeling vaststellen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan de rechter zowel op het verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft indien het belang van het kind zulks vereist.
2.11
Het hof zal een informatieregeling vaststellen zoals door de raad geadviseerd.
Het hof is niet gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen het vaststellen van een informatieregeling. De ouders hebben te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de door de raad geadviseerde informatieplicht. Het staat partijen vrij om hier met de hulpverlening nader afspraken over te maken.
Ten aanzien van de omgangsregeling
2.12
Dat de vader recht heeft op omgang met [de minderjarige] is niet in geschil, maar wel de wijze waarop daaraan invulling moet worden gegeven.
2.13
Uit het aanvullend onderzoek komt naar voren dat, naar aanleiding van het eerdere advies van de raad om het CJG actief te betrekken bij het vormgeven van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , de ambulante begeleiding door het [naam1] effect heeft gehad bij de moeder en [de minderjarige] in de thuissituatie. Dit heeft ertoe bijgedragen dat [de minderjarige] nu na een contact met de vader zijn emoties de baas kan blijven en zich beter kan uiten bij de moeder.
Het contact met de vader is uitgebreid van een uur naar anderhalf uur om de week en in de andere week is er een belcontact. De raad constateert dat er inmiddels een regelmatig contact is tussen [de minderjarige] en de vader, maar dat de duur van dit contact nog zeer beperkt is.
[de minderjarige] vindt het contact met de vader op dit moment fijn en lastig tegelijkertijd. Duidelijk is wel dat hij het contact met de vader wil voortzetten en verder wil uitbreiden in tijd en diepgang.
2.14
De raad concludeert dat er het afgelopen jaar zeer beperkt regie is gevoerd door het [naam2] . In het eerdere onderzoek van 17 maart 2020 werd al duidelijk dat regievoering door een derde nodig was voor de opbouw en begeleiding van de omgang tussen [de minderjarige] en de vader. Dat blijkt onverminderd nodig. Er zijn wel stappen gezet, maar er is sprake van een minimale regeling en er is bij beide ouders onvoldoende onderling vertrouwen en samenwerking om zonder tussenkomst van de casemanager jeugd en het [naam1] een duurzaam contact tussen vader en [de minderjarige] te bewerkstelligen. Met de recent aangestelde casemanager jeugd verwacht de raad dat het eerder door de raad gegeven advies met betrekking tot de opbouw en begeleiding van de omgang tussen [de minderjarige] en de vader beter kan worden opgevolgd. De vader heeft nu een aanspreekpunt en er zijn reeds onderlinge afspraken gemaakt over het informeren van de vader over [de minderjarige] en het bieden van hulp en ondersteuning aan de vader bij het contact met [de minderjarige] .
2.15
De raad is van mening dat het contact en de omgang tussen vader en [de minderjarige] verder uitgebreid dient te worden, zodat normaler contact mogelijk is in een normalere omgeving. Doel van de verdere hulpverlening dient dan ook te zijn om toe te werken naar uitbreiding van het contact en de omgang, waarbij het belang, de draagkracht en de draaglast van [de minderjarige] leidend dienen te zijn. Gekeken moet worden of onbegeleide omgang op termijn mogelijk is.
2.16
Het hof onderkent – zoals ook de moeder in haar reactie op het raadsrapport heeft opgemerkt – dat de procedure tussen de ouders al lang duurt. Het hof onderschrijft echter het advies van de raad wat betreft de aanhouding van de omgangsregeling. Op dit moment is sprake van een contactregeling die nog pril en minimaal is, waarbij er nog maar weinig onderling vertrouwen tussen de ouders is. Het is daarom op dit moment nodig om de contactregeling met extra zorg te omgeven en ernaar te streven dat deze wordt uitgebouwd. De verwachting is dat de bemoeienis van de nieuwe casemanager jeugd hier een belangrijke bijdrage aan kan leveren. Hiervoor is echter meer tijd nodig en daarom is aanhouding van de beslissing over de omgangsregeling – onder vaststelling van een voorlopige regeling – naar het oordeel van het hof in het belang van [de minderjarige] .
Het hof zal dan ook de behandeling van de zaak conform het raadsadvies (opnieuw) voor één jaar aanhouden en de door de raad geadviseerde voorlopige omgangsregeling vaststellen. Het hof zal de raad verzoeken om wat betreft de omgang tussen de vader en [de minderjarige] en het verloop van de voorlopige omgangsregeling te rapporteren en het hof nader te adviseren over de definitief vast te stellen omgangsregeling.
2.17
De raad wordt verzocht te rapporteren en te adviseren uiterlijk 1 augustus 2022. Na ontvangst van de rapportage en het advies van de raad zullen partijen de gelegenheid hebben om binnen twee weken een schriftelijke reactie in het geding te brengen, waarna het hof in beginsel schriftelijk zal beslissen dan wel, indien het hof dat nodig acht, een nieuwe mondelinge behandeling zal bepalen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep ten aanzien van het ouderlijk gezag en de informatieregeling:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
17 september 2019, voor zover daarin is bepaald dat de moeder voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2008, zal zijn belast;
bepaalt dat de moeder de vader, vooralsnog via de casemanager jeugd van het CJG eens per twee maanden moet informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [de minderjarige] , waaronder zijn gezondheid en zijn ontwikkeling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen over de door de vader verzochte omgangsregeling:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te stellen als hiervoor onder 2.16 omschreven en daaromtrent uiterlijk 1 augustus 2022 te rapporteren en adviseren;
bepaalt dat voorlopig, totdat nader is beslist, tussen de vader en [de minderjarige] een regeling heeft te gelden van minimaal één keer per twee weken twee uur (begeleide) omgang onder regie van het [naam2] , thans uitgevoerd door het [naam1] , en in de andere week telefonisch contact;
bepaalt dat partijen binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport hun schriftelijke reactie daarop in het geding kunnen brengen;
bepaalt dat het hof daarna in beginsel schriftelijk zal beslissen dan wel een nieuwe mondelinge behandeling zal bepalen op een gemotiveerd verzoek daartoe van (een van) partijen en/of wanneer het hof een mondelinge behandeling nodig acht, waarvoor partijen en de raad in dat geval zullen worden opgeroepen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, A.W. Beversluis en E.F. Groot, bijgestaan door mr. Marsnerova als griffier, en is op 27 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.