In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding betreffende de verhuizing van een van de minderjarige kinderen van de moeder. De moeder had in eerste aanleg bij de rechtbank Overijssel verzocht om toestemming om met haar jongste kind, [de minderjarige2], naar [woonplaats1] te verhuizen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarna de moeder in hoger beroep ging. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de afstemmingsregel, die inhoudt dat de rechter in kort geding zijn oordeel dient af te stemmen op dat van de bodemrechter. Het hof oordeelde dat de moeder geen toestemming kreeg om te verhuizen, omdat er geen sprake was van een wijziging van omstandigheden die een andere beslissing rechtvaardigde. De moeder had aangevoerd dat [de minderjarige2] niet naar de vader wilde, maar het hof oordeelde dat de zorgen van het kind niet voldoende waren om van de afstemmingsregel af te wijken. Het hof bekrachtigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.