In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een pachtovereenkomst. De appellanten, twee besloten vennootschappen, wilden de pachtovereenkomst met de geïntimeerde beëindigen op basis van dringend eigen gebruik. Het hof oordeelde dat de belangen van de verpachter, in dit geval de appellanten, zwaarder wegen dan die van de pachter. De verpachter had het gepachte perceel nodig voor eigen agrarisch gebruik, wat in lijn is met artikel 7:370 BW. De pachtovereenkomst was oorspronkelijk ingegaan op 1 november 1980 en was goedgekeurd door de grondkamer op 5 oktober 2001. De verpachter had de overeenkomst opgezegd per 1 november 2019, met als argument dat de pachter geen bedrijfsmatige landbouw meer uitoefende en dat de belangenafweging in het voordeel van de verpachter uitviel. Het hof heeft de procedure in hoger beroep besproken, waarbij beide partijen hun standpunten en bewijsstukken hebben gepresenteerd. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de appellanten uitvalt, en heeft het de pachtovereenkomst beëindigd. De geïntimeerde werd veroordeeld tot ontruiming van het gepachte perceel en de kosten van beide procedures werden aan hem opgelegd.