Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant2] ,
[geïntimeerde2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Hoog Antink Beheerzal veroordelen een bedrag van € 94.325,47
aan PMPte betalen, althans een bedrag dat de rechtbank juist acht;
Hoog Antink Beheerzal veroordelen om dit bedrag, dan wel een bedrag dat het de rechtbank juist acht,
aan [geïntimeerde2]te betalen;
[appellant2]zal veroordelen om dit bedrag, dan wel een bedrag dat het hof juist acht
aan PMPte betalen;
[appellant2]zal veroordelen om dit bedrag, dan wel een bedrag dat de rechtbank juist acht aan
[geïntimeerde2]te betalen,
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“in het verleden hebben PMP en Hoog Antink Beheer B.V. over en weer geldbedragen aan elkaar geleend. Dit werd over en weer altijd verrekend en gesaldeerd. [appellant2] stelde daartoe financiële overzichten op en nam ook altijd de door PMP aan PI verschuldigde huur daar in mee. Met andere woorden: hij verrekende een schuld van Hoog Antink Beheer B.V. aan PMP met een schuld aan PI”. Daarnaast blijkt ook uit de stukken dat deze praktijk daadwerkelijk werd gehanteerd. Zo heeft PMP bijvoorbeeld op 21 november 2011 een overboeking van een bedrag van € 10.000,00 gedaan aan PI met daarbij als vermelding “Aflossing” (productie PQ bij de inleidende dagvaarding). Beide partijen hebben deze betaling vervolgens in de door hen opgestelde overzichten geboekt als aflossing op de lening tussen PMP en Hoog Antink Beheer. Dat PMP dit op deze manier zou hebben gedaan op uitdrukkelijk verzoek van Hoog Antink Beheer, maakt het voorgaande niet anders, nu PMP op dat moment met de door Hoog Antink Beheer voorgestelde praktijk heeft ingestemd en eraan meegewerkt heeft. Bovendien hebben PMP c.s. in de memorie van antwoord erkend dat zij in de periode juni tot en met oktober 2012 geen huur hebben betaald aan PI, om druk te zetten bij [appellant2] , om uiteindelijk Hoog Antink Beheer te bewegen haar verplichtingen in verband met de geldlening na te komen. Het hof leidt hieruit af dat ook PMP in de veronderstelling was dat zij de vorderingen uit de verschillende vermogens kon inzetten om druk uit de oefenen in de rechtsverhouding tussen PMP en Hoog Antink Beheer. Tegen deze achtergrond acht het hof de ontkenning in deze procedure van PMP c.s. van het bestaan van een praktijk waarin partijen over een weer tussen meerdere vermogens bedragen met elkaar verrekenden, niet geloofwaardig.
6.De slotsom
€2.020,00
2.106,60