Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd. De man, met de Belgische nationaliteit, en de vrouw, met de Nederlandse nationaliteit, zijn in 2000 gehuwd en hebben in 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 29 september 2020 een beschikking gegeven waarin de echtscheiding is uitgesproken en partneralimentatie is vastgesteld op € 7.500,- per maand. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, onder andere met het verzoek om de partneralimentatie te verlagen en om bepaalde investeringen in de echtelijke woning te verrekenen.
Tijdens de mondelinge behandeling, die vanwege Covid-19 via Skype plaatsvond, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de man voldoende draagkracht heeft om een lagere bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen. Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 3.848,- netto per maand, en de man is veroordeeld tot het betalen van € 2.350,- per maand met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, oplopend tot € 3.903,- en € 3.804,- in latere periodes.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, waarbij de man recht heeft op een vergoedingsvordering van € 63.128,- voor investeringen in de woning. De vrouw moet de man € 1.500,- vergoeden voor de verkoopopbrengst van de Volkswagen Polo en de door de man voorgeschoten eigenaarslasten van € 2.863,-. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.