Uitspraak
[verzoekster],
Meander,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer, [verzoekster], met de stichting Zorggroep Meander. De werknemer had in eerste aanleg verzocht om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding op grond van artikel 7:611 BW. De kantonrechter had haar verzoek tot toekenning van een transitievergoeding afgewezen, omdat de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW was verstreken. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het beroep op de vervaltermijn niet onaanvaardbaar was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Het hof oordeelde dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding, omdat zij in de ontbindingsprocedure geen verzoek had gedaan om een transitievergoeding en de termijn om dit te doen was verstreken. Daarnaast werd het verzoek om een billijke vergoeding afgewezen, omdat de werknemer zelf had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder dat daar een vergoeding aan was verbonden. Het hof concludeerde dat de werknemer in deze situatie geen aanspraak kon maken op de gevraagde vergoedingen en dat de kosten van het hoger beroep voor haar rekening kwamen.