Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de vennootschap onder firma
VOF [appellanten] c.s.,en afzonderlijk: Schippers respectievelijk Coesèl,
[geïntimeerde] BV,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar deze zaak over gaat en wat het hof beslist
De verhoudingen tussen partijen zijn in de loop der tijd verstoord geraakt. VOF [appellanten] c.s. hebben inmiddels de huur opgezegd, maar [geïntimeerde] BV heeft met die opzegging niet ingestemd. VOF [appellanten] c.s. willen dat in deze procedure een datum wordt bepaald waarop die huurovereenkomst zal eindigen. [geïntimeerde] BV verzet zich daartegen. Daarnaast hebben partijen over en weer nog verschillende andere vorderingen tegen elkaar ingesteld.
3.De vaststaande feiten
11.4 Het gestelde in 11.3 is in de navolgende omstandigheden niet van toepassing:
In september 2017 heeft [geïntimeerde] BV € 1.000,- ingehouden op de huur, omdat het herstel nog niet had plaatsgevonden. In oktober 2018, nadat het dak was hersteld heeft [geïntimeerde] BV het ingehouden bedrag alsnog voldaan. Verder heeft [geïntimeerde] BV over de periode van januari 2018 tot en met oktober 2018 de huurverhoging niet betaald (een bedrag van bij elkaar € 578,40).
4.Het geschil en de beslissing in het geding bij de kantonrechter
- € 578,40 aan achterstallige huurpenningen over 2018, met wettelijke rente;
1) veroordeling van VOF [appellanten] c.s. om de schuifdeuren en de lekkage bij de gashaard te herstellen, op straffe van een dwangsom;
- € 578,40 inclusief btw aan achterstallige huurpenningen over januari 2018 tot en met oktober 2018, te vermeerderen met wettelijke rente;
5.De vorderingen in hoger beroep
6.De motivering van de beslissing in hoger beroep
i) dient een datum te worden bepaald waarop de huurovereenkomst tussen partijen eindigt en zo ja, op welke datum eindigt de huurovereenkomst?;
ii) heeft [geïntimeerde] BV boetes verbeurd vanwege te late huurbetalingen en zo ja, welk bedrag?;
iv) dient [geïntimeerde] BV € 15.000,- aan restant koopsom te betalen?;
v) hoort herstel van de terrasdeuren tot de verplichtingen van VOF [appellanten] c.s. als verhuurder?;
vi) bestaat grond voor verlaging van de huurprijs vanwege de aanwezigheid van verschillende gebreken?,
“(…) ik betaal huur aan jullie en daar loopt mijn communicatie mee. De persoonlijke communicatie is al sinds 2013 verpest en zal nooit meer goed komen en wij hebben daar ook geen enkele behoefte aan.”En heeft zij een uitdrukkelijke uitnodiging van VOF [appellanten] c.s. om mediation te beproeven van de hand gewezen met het verder niet onderbouwde en op voorhand ook niet overtuigende argument dat zij daar geen geld voor zou hebben (volgens [geïntimeerde] BV liep haar onderneming toen juist goed).
Daarbij onderkent het hof dat [geïntimeerde] BV een groot economisch en financieel belang heeft bij voortzetting van de huurovereenkomst, ook gelet op de investeringen die [geïntimeerde] BV heeft gedaan om het café restaurant te kunnen gaan exploiteren. Dat belang weegt nu, nadat inmiddels meer dan tien jaar zijn verlopen sinds de aanvang van de huur, naar het oordeel van het hof echter niet langer op tegen het belang dat VOF [appellanten] c.s. hebben bij het beëindigen van een belastende en uitzichtloze huurverhouding.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] BV in beginsel ook voor een dergelijke vergoeding in aanmerking komt. Daarbij weegt mee dat in ieder geval niet kan worden vastgesteld dat
Als [geïntimeerde] BV na het einde van de huurverhouding haar onderneming elders zou willen voortzetten is een (substantiële) tegemoetkoming in de daaraan verbonden kosten van verhuizing en herinrichting door VOF [appellanten] c.s. daarom op zijn plaats.
De boetebepaling die (ook) geldt bij opschorting is op zichzelf evenmin onredelijk bezwarend. Aangezien een boete volgens de bepaling direct verbeurd wordt op de vervaldag en per maand, is [geïntimeerde] BV over iedere maand dat er nog een opgeschort bedrag openstond € 300,- aan boete verschuldigd, dus € 300,- per maand over de periode van september 2017 tot en met oktober 2018 en van februari 2019 tot en met november 2019. Het hof is echter van oordeel dat de hoogte van die boete in dit geval niet in een redelijke verhouding staat tot het totale bedrag aan opgeschorte betalingen (€ 2.578,40) en dat de billijkheid eist dat het totale bedrag aan boetes wordt gematigd. Het hof zal het aan boete verbeurde bedrag matigen tot een bedrag gelijk aan het bedrag van de opschortingen, af te ronden op € 2.500,-.
In zowel de huurovereenkomst als de koopovereenkomst is aan [geïntimeerde] BV het recht verleend om de naam “ [appellant1] ” te gebruiken voor reclamedoeleinden voor haar café restaurant. Het hof is van oordeel dat de naamsvermelding op de sloep (ook) een dergelijk doel dient (naamsbekendheid vergroten). Dat gebruik van de naam “ [appellant1] ” is als zodanig dus niet in strijd met de bepalingen in de huur- en de koopovereenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen, dat de ‘pijn’ er voor VOF [appellanten] c.s. met name in zat dat [geïntimeerde] BV haar door het verhuren van de sloep concurrentie aandeed, omdat ook zij sloepen verhuurt. Onrechtmatige concurrentie door sloepverhuur is echter niet de grondslag van de onderhavige boetevordering.
6.17 In artikel 11 lid 3 van de Algemene Bepalingen bij de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder in geval van een gebrek geen aanspraak kan maken op huurprijsvermindering. In artikel 11 lid 4 worden daarop enkele uitzonderingen gemaakt, waaronder het geval dat het gebrek het gevolg is van een ernstig toerekenbare tekortkoming van de verhuurder.