ECLI:NL:GHARL:2021:6362

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
200.290.023
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot overleggen van processtukken in hoger beroep na verstekverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die niet over de processtukken van de procedure bij de rechtbank beschikte, had verzocht om de verstekdagvaarding over te leggen. De geïntimeerde, de maatschap Dudok Bouw- en Vastgoedrecht, weigerde dit verzoek. Het hof heeft in zijn overwegingen het verzoek van de appellant als een verzoek aan het hof om gebruik te maken van zijn bevoegdheid ex artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) beschouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet over de verstekdagvaarding beschikt en dat de weigering van Dudok om deze over te leggen in strijd is met het recht op een eerlijke behandeling van de zaak, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft Dudok bevolen om de verstekdagvaarding binnen zeven dagen aan de appellant en het hof over te leggen. De kosten van de zitting zijn in beginsel voor rekening van Dudok, afhankelijk van de uitkomst van de procedure. De zaak is vervolgens verwezen naar de roldatum voor het nemen van de memorie van grieven door de appellant.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.290.023
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 8350556)
arrest van 29 juni 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. B.M.E. Drykoningen,
tegen:
de maatschap
Dudok Bouw- en Vastgoedrecht,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Dudok,
advocaat: mr. N.E. Parello.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 maart 2021 hier over. Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling (zitting) van 31 mei 2021
1.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
Het hof heeft in het tussenarrest [appellant] , in verband met de zitting van 31 mei 2021, verzocht de stukken van de procedure bij de rechtbank (de aan hem betekende dagvaarding, hierna: verstekdagvaarding) over te leggen. Daarop heeft [appellant] bij rolbericht van 16 april 2021 meegedeeld dat hij niet over die verstekdagvaarding beschikt en dat Dudok niet heeft gereageerd op het herhaalde verzoek om toezending van het dossier ‘in eerste aanleg’. [appellant] heeft het hof in dat rolbericht verzocht om Dudok op te dragen het procesdossier van de procedure bij de rechtbank over te leggen. Dudok weigert dat in een rolbericht van 28 april 2021. Zij stelt zich op het standpunt dat de (aan [appellant] ) betekende dagvaarding wel in het bezit is van [appellant] , dat het procesreglement de verantwoordelijkheid voor het overleggen van het procesdossier bij de appellant legt en daarnaast dat zij niet verplicht is op dit verzoek in te gaan. Een telefonisch verzoek van de griffier aan Dudok op of omstreeks 30 april 2021 heeft Dudok niet op andere gedachten gebracht. De eerder bepaalde zitting (comparitie van partijen) is vervolgens benut om het verzoek van [appellant] te bespreken. Op die zitting heeft Dudok bij haar weigering volhard.
2.2.
Het hof beschouwt het verzoek van [appellant] als een verzoek aan het hof om gebruik te maken van zijn bevoegdheid ex art. 22 Rv.
2.3.
Op grond van artikel 4.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven legt de partij die om de mondelinge behandeling heeft gevraagd of, indien de mondelinge behandeling ambtshalve is bepaald, de appellant een kopie over van het volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg. In dit geval is de mondelinge behandeling ambtshalve door het hof bepaald, dus lag het op de weg van [appellant] als appellant om, ter voorbereiding op de zitting, de stukken van de procedure bij de rechtbank over te leggen. [appellant] zegt niet over die stukken (de verstekdagvaarding) te beschikken en het hof neemt dat tot uitgangspunt; dat de verstekdagvaarding rechtsgeldig is betekend, zoals Dudok aanvoert, hoeft nog niet te betekenen dat dit anders is. In dat gegeven ligt voldoende grond om Dudok te bevelen een kopie van die dagvaarding aan het hof en [appellant] over te leggen. Het hof wijst daarbij op het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijke behandeling van de zaak en het uitgangspunt dat de voor de beslissing van een zaak relevante feiten volledig en naar waarheid worden aangevoerd (artikel 21 Rv). Wat betreft het door Dudok genoemde procesreglement wijst het hof er op dat in dat reglement zelf (artikel 1.16) is bepaald dat afwijking (van het reglement) mogelijk is indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

3.Slotsom

Het verzoek van [appellant] wordt toegewezen in de vorm van een bevel ex artikel 22 Rv. Over de kosten van de gehouden zitting zal worden beslist bij eindarrest. Het hof merkt daarbij op dat de zitting door de weigering van Dudok (om de verstekdagvaarding over te leggen) niet aan het doel kon beantwoorden zodat de kosten van die zitting in beginsel – en afhankelijk van de uitkomst van de procedure –voor eigen rekening van Dudok blijven en dat de kosten aan de zijde van [appellant] ook voor rekening van Dudok komen.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
beveelt Dudok de tegen [appellant] uitgebrachte (verstek)dagvaarding in eerste aanleg binnen zeven dagen na heden aan hem en het hof over te leggen;
verwijst de zaak naar de roldatum
17 augustus 2021voor het nemen van de memorie van grieven door [appellant] ;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, A.W. Steeg en H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021.