Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.Slotsom
4.De beslissing
17 augustus 2021voor het nemen van de memorie van grieven door [appellant] ;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die niet over de processtukken van de procedure bij de rechtbank beschikte, had verzocht om de verstekdagvaarding over te leggen. De geïntimeerde, de maatschap Dudok Bouw- en Vastgoedrecht, weigerde dit verzoek. Het hof heeft in zijn overwegingen het verzoek van de appellant als een verzoek aan het hof om gebruik te maken van zijn bevoegdheid ex artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) beschouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet over de verstekdagvaarding beschikt en dat de weigering van Dudok om deze over te leggen in strijd is met het recht op een eerlijke behandeling van de zaak, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft Dudok bevolen om de verstekdagvaarding binnen zeven dagen aan de appellant en het hof over te leggen. De kosten van de zitting zijn in beginsel voor rekening van Dudok, afhankelijk van de uitkomst van de procedure. De zaak is vervolgens verwezen naar de roldatum voor het nemen van de memorie van grieven door de appellant.