Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
het verkochte om niet mag blijven gebruiken tot hij de leeftijd van zeven en zestig jaar heeft bereikt, danwel eerder hij zijn veehoudersbedrijf daadwerkelijk beeindigt. Verkoper zal alsdan het verkochte leveren en zal alsdan door koper[de vader van [geïntimeerde] ; toevoeging hof]
worden aanvaard in de feitelijke staat, waarin het zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond, echter alsdan geheel ontruimd vrij van huur of pacht of ander gebruiksrecht, tenzij alsdan een huurovereenkomst wordt gesloten voor telkens één jaar. Koper is op straffe van een boete van tienduizend gulden (…) gebonden om eerst de grond in huur aan te bieden aan de verkoper voor maximaal de helft van een markt conforme huurprijs, tenzij door een dergelijke huurovereenkomst de verkoper langlopende gebruiks- of kooprechten krijgt. Deze verplichting geldt ook voor de rechtsopvolgers onder algemene-of bijzondere titel van koper. (…)”.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primairom aan [appellant] een huurovereenkomst met betrekking tot het weiland voor te leggen en
subsidiairom te gedogen dat [appellant] het weiland kan gebruiken totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de primaire vordering van [appellant] en de vordering van [geïntimeerde] . Ook heeft [appellant] gevorderd [geïntimeerde] in de proces- en nakosten te veroordelen.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Koper (…) op straffe van een boete van tienduizend gulden (…) gebonden”is om het weiland
“eerst (…) in huur aan te bieden aan de verkoper voor maximaal de helft van een markt conforme huurprijs (…)”.
“(…) Ik hoorde van de vader van (…) [geïntimeerde] (…) dat zijn zoon een stuk weiland te huur had wat eerder in gebruik was door [appellant] . Dit was voorjaar 2018. Dhr [appellant] wilde het niet meer huren. Daar heb ik hem ook over gesproken. Ik heb het dat jaar gebruikt. Gras gemaaid en vee erop geweid. (…). In het najaar netjes de sloten opgeschoond. En pacht betaald aan (…) [geïntimeerde] . In 2019 ben ik weer zo begonnen maar in de zomer joeg dhr [appellant] zijn vee (paarden en koeien) in het weiland en zei tegen mij dat hij het weer ging gebruiken. Ik vertelde dat hij dat niet kon maken omdat ik het land nu huurde. Maar dhr [appellant] weigerde om zijn vee weg te halen. (…)”.