Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“De huurprijs voor de bedrijfsruimte bedraagt € 25,- per m2 per jaar exclusief BTW en exclusief huurderspecifieke investeringen. De oppervlakte is circa 1.285 m2. De huursom bedraagt € 32.125,- per jaar exclusief BTW en exclusief servicekosten.”
De basishuurprijs van het gehuurde bedraagt op jaarbasis€ 32.125,-(…)(exclusief servicekosten en exclusief BTW)”. Uit het e-mailbericht van BOEi van 5 maart 2014 kan niet worden afgeleid dat partijen voorafgaand aan de ondertekening van de huurovereenkomst een huurprijs van € 25,- per vierkante meter per jaar zijn overeengekomen. De in het e-mailbericht van 5 maart 2014 door BOEi genoemde huurprijs van € 25,- per vierkante meter per jaar maakte deel uit van een breder pakket aan voorwaarden, dat niet in zijn geheel door Villa d’Or is aanvaard. In dat e-mailbericht zijn verder als voorwaarden onder meer een huurtermijn van vijf jaar, een verlengingstermijn van vijf jaar en de huur van de volledige bedrijfsruimte vanaf 1 mei 2014 genoemd. In de door partijen ondertekende huurovereenkomst is, in afwijking van het e-mailbericht van BOEi van 5 maart 2014, een huurtermijn van twee jaar, een verlengingstermijn van één jaar en de huur van de helft van de bedrijfsruimte voor het eerste jaar afgesproken. Van belang is verder dat tussen het e-mailbericht van 5 maart 2014 en het sluiten van de huurovereenkomst bijna drie maanden zijn verstreken, waarin partijen nader onderhandeld hebben over de huurvoorwaarden. Verder heeft Villa d’Or het gehuurde meerdere keren bezichtigd en volgt uit het proces-verbaal van oplevering van 2 juni 2014 dat Villa d’Or het gehuurde bewust heeft aanvaard. Niet is gebleken dat Villa d’Or tijdens de onderhandelingen en bezichtigingen aan BOEi kenbaar heeft gemaakt dat voor haar de exacte oppervlakte van het gehuurde en een daaraan gekoppelde prijs per vierkante meter van belang waren. Villa d’Or heeft tijdens de bezichtigingen de reële omvang van het gehuurde en de mogelijkheden om in het gehuurde haar bedrijf uit te oefenen voldoende kunnen inschatten. Villa d’Or heeft op geen enkel moment verwezen naar de eerder vermelde prijs van € 25,- per vierkante meter en heeft ingestemd met een huurovereenkomst waarin een vaste huurprijs van € 32.125,- per jaar was vermeld die niet gekoppeld was aan het aantal vierkante meters. Dat partijen de vaste huurprijs hebben gebaseerd op een bedrag van € 25,- per vierkante meter per jaar (de vaste huurprijs bedraagt € 25,- keer de oppervlakte van 1.285 m2), maakt niet dat zij daarmee een prijs per vierkante meter zijn overeengekomen.
“Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van 300,00 Euro per maand.”De kantonrechter heeft de door BOEi op grond van deze boetebepaling gevorderde boete van € 7.800,- gematigd tot € 4.500,-. Volgens de kantonrechter heeft BOEi alleen recht op de boete over de maanden maart 2017 tot en met het einde van de huurovereenkomst in mei 2018 (15 maanden x € 300,-).
per (kalender)maand vanaf de vervaldag van dat bedrag” (de niet betaalde huurtermijn) verschuldigd. Over iedere kalendermaand dat de huurachterstand niet volledig is ingelopen wordt opnieuw een boete van € 300 verbeurd. Bij deze uitleg wordt bovendien tegemoetgekomen aan de functie van de contractuele boete als prikkel tot tijdige huurbetaling.
“Omdat de oplevering op 31 mei heeft plaatsgevonden, heb je inmiddels 2 maanden de tijd gehad. Ik geeft je nog de tijd tot en met vrijdag 10 augustus om het terrein leeg te ruimen (...)”(productie 16 van BOEi). En op 10 september 2018 schrijft BOEi aan Villa d’Or:
“Tenslotte wijzen wij u e op dat de huurovereenkomst is beëindigd per 31 mei jongstleden. Het buitenterrein is pas afgelopen week leeg en ontruimd opgeleverd (...) Wij houden ons het recht voor huur bij u in rekening te brengen over de maanden dat u het terrein nog in gebruik heeft gehad na het eindigen van de huurovereenkomst.” (eveneens productie 16 van BOEi). Ook uit de foto van productie 15 van BOEi, die BOEi heeft overgelegd als onderbouwing van haar stelling op dit punt, blijkt dat de te late ontruiming uitsluitend ziet op het buitenterrein.”
“Ik heb gepland staan om tussen 16 augustus en eind augustus nog een keer langs te gaan, de laatste spullen mee te nemen en afscheid van mijn collega's, cq. buren aldaar te nemen. Voor vrijdag 10 augustus is niet haalbaar.”BOEi ontkent dat zij met een latere ontruiming akkoord is gegaan. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de hierboven onder r.o. 3.21 genoemde brief van BOEi van 10 september 2018 echter niet blijkt dat BOEi het uitstel concreet heeft geweigerd. Ook heeft BOEi in die brief de boete dan wel de schadevergoeding niet gevorderd of aangezegd. Verder was BOEi al eerder akkoord gegaan met uitstel en was de termijn tot 10 augustus 2018 erg kort. Gelet op de voorgaande omstandigheden mocht Villa d’Or erop vertrouwen dat BOEi akkoord was met de latere oplevering en hoefde zij geen rekening te houden met het verbeuren van een contractuele boete of een vordering tot schadevergoeding na 10 augustus 2018. Daarom kan de gevorderde contractuele boete dan wel schadevergoeding niet worden toegewezen.