De deskundigen hebben het hof het volgende geadviseerd.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben recht op de liefde, warmte en geborgenheid van hun vader en moeder. De moeder wordt in staat geacht tot ‘goed genoeg ouderschap’ en er zijn geen argumenten gevonden die pleiten tegen een terugkeer naar de moeder. Echter, de ontwikkelingsschade en gedragsproblematiek van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zorgen voor een dusdanig verzwaarde opvoedvraag dat geadviseerd wordt specialistische hulpverlening op te starten bij het zetten van stappen richting het wonen bij de moeder. De moeder zal heel actief moeten werken aan het herstellen van de onderdanige positie die zij in de ogen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] inneemt.
De deskundigen adviseren om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eerst qua hoofdverblijfplaats (voor zo lang als nodig) van elkaar te scheiden vanwege de interpersoonlijke dynamiek die is ontstaan en waarbij [de minderjarige1] leidend is geworden in het negatieve gedrag ten opzichte van de moeder, autoriteiten en de gezinshuisouders. [de minderjarige2] geeft onbewust voeding aan [de minderjarige1] in het bekrachtigen van deze dynamiek. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben ruimte nodig om zelf kritisch, autonoom en onafhankelijk te leren denken en realistische cognities ten opzichte van zichzelf, elkaar en hun beide ouders te ontwikkelen.
Qua hulpverlening wordt voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (cognitieve) psychotherapie, gericht op hun identiteitsontwikkeling en sociaal-emotionele problemen, geadviseerd. De huidige ondersteuning achten de deskundigen voor de aanpak van deze problematiek onvoldoende geschikt.
Voor [de minderjarige3] wordt geadviseerd haar hoofdverblijfplaats bij de moeder te continueren en door te gaan met de begeleiding gericht op het uiten van emoties en het vormen van een eigen mening/identiteit.
Verder hebben de deskundigen, omdat voorzien wordt dat een terugkeer naar de moeder voor zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] in emotioneel opzicht niet zonder meer haalbaar is, nu zij zo klem zitten in loyaliteiten, enkele scenario’s benoemd die overwogen kunnen worden om het proces te begeleiden.
Het eerste scenario, en dit scenario heeft de voorkeur van de deskundigen, is om de moeder en alle drie de kinderen klinisch op te nemen ten behoeve van een gezinsbehandeling (bijvoorbeeld een gezinsopname bij de [J] in [K] ). Wanneer [de minderjarige1] zich hieraan zou onttrekken en wanneer hij tevens de (gezins)dynamiek van een plaatsing elders niet kan verdragen, lijkt opname en verblijf in de [L] onafwendbaar (derhalve een gesloten plaatsing).
Wanneer voornoemd scenario ook voor [de minderjarige2] nog een stap te ver is, wordt geadviseerd om [de minderjarige2] eerst terug te plaatsen bij de gezinshuisouders, gecombineerd met psychische behandeling gericht op (gefaseerd) terugkeren naar het wonen bij de moeder (mits de gezinshuisouders goede begeleiding krijgen). Ook in dit scenario lijkt het onafwendbaar dat [de minderjarige1] in een neutrale jeugdzorgvoorziening (groep) wordt geplaatst omdat hij waarschijnlijk niet meer terug kan en wil naar de gezinshuisouders en omdat elk alternatief gezinsverband een groot risico op afbreuk met zich meebrengt gezien de dynamiek waarin [de minderjarige1] klem zit. Zodra [de minderjarige1] enigszins loskomt van deze dynamiek is het wenselijk dat hij zich alsnog bij zijn moeder en zusjes kan voegen.