In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 17 juni 2021 een tussenbeschikking gegeven inzake de kinderalimentatie. De zaak betreft een hoger beroep van de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Mercanoğlu, tegen de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Scholten. Het hof heeft in deze beschikking de beslissing over de kinderalimentatie aangehouden om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over de gevolgen van de beschikking van de Hoge Raad van 16 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:586). Deze beschikking heeft betrekking op de forfaitaire woonlasten en de invulling van de draagkracht van ouders in relatie tot hun verplichtingen voor de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen.
Het hof verwijst naar zijn eerdere tussenbeschikking van 22 april 2021 en stelt vast dat de Hoge Raad in zijn beschikking van 16 april 2021 heeft overwogen dat het hanteren van een forfaitaire woonlast niet in strijd is met de wettelijke maatstaven, mits de werkelijke woonlasten van de betrokken ouder in overweging worden genomen. Het hof benadrukt dat in situaties waarin de werkelijke woonlasten duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het forfait, de rechter moet onderzoeken of dit leidt tot een hogere onderhoudsbijdrage. De moeder en vader zijn uitgenodigd om zich uiterlijk op 2 juli 2021 uit te laten over de gevolgen van de beschikking van de Hoge Raad en hun standpunten te wijzigen indien nodig. De verdere beslissing over de kinderalimentatie is aangehouden tot 26 augustus 2021.