In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van Uno Mundo B.V. Het hof behandelt de vraag of er sprake is van pluraliteit van schuldeisers, zoals vereist door artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 11 mei 2021, het verzoek tot faillietverklaring van Uno Mundo afgewezen, omdat de vordering van de aanvragers, Unified Service Provider B.V. en anderen (USP c.s.), niet summierlijk was komen vast te staan. USP c.s. voerden aan dat zij een opeisbare vordering hadden op Uno Mundo, voortvloeiend uit een proceskostenveroordeling, en dat zij deze vordering hadden opgesplitst in meerdere deelvorderingen, waardoor er sprake zou zijn van meerdere schuldeisers.
Het hof oordeelt echter dat de splitsing van de vordering door USP c.s. niet leidt tot de vereiste pluraliteit van schuldeisers. Het hof stelt vast dat er in wezen slechts één vordering bestaat, die door de splitsing niet in zelfstandige vorderingen is veranderd. De vorderingen zijn onderling verbonden, wat betekent dat de voldoening aan één schuldeiser ook de vordering van de andere schuldeisers vermindert. Dit staat haaks op de vereisten voor een faillietverklaring, die een verdeling van het vermogen van de schuldenaar onder verschillende, onafhankelijke schuldeisers beoogt.
Daarnaast concludeert het hof dat de splitsing van de vordering misbruik van faillissementsrecht oplevert, aangezien deze is gedaan met het doel om de vereiste pluraliteit van schuldeisers te creëren voor de faillissementsaanvraag. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en veroordeelt USP c.s. in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor faillietverklaring en de noodzaak van een daadwerkelijke pluraliteit van schuldeisers.