ECLI:NL:GHARL:2021:5940

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
200.294.550/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en pluraliteit van schuldeisers in faillissementsaanvraag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van Uno Mundo B.V. Het hof behandelt de vraag of er sprake is van pluraliteit van schuldeisers, zoals vereist door artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 11 mei 2021, het verzoek tot faillietverklaring van Uno Mundo afgewezen, omdat de vordering van de aanvragers, Unified Service Provider B.V. en anderen (USP c.s.), niet summierlijk was komen vast te staan. USP c.s. voerden aan dat zij een opeisbare vordering hadden op Uno Mundo, voortvloeiend uit een proceskostenveroordeling, en dat zij deze vordering hadden opgesplitst in meerdere deelvorderingen, waardoor er sprake zou zijn van meerdere schuldeisers.

Het hof oordeelt echter dat de splitsing van de vordering door USP c.s. niet leidt tot de vereiste pluraliteit van schuldeisers. Het hof stelt vast dat er in wezen slechts één vordering bestaat, die door de splitsing niet in zelfstandige vorderingen is veranderd. De vorderingen zijn onderling verbonden, wat betekent dat de voldoening aan één schuldeiser ook de vordering van de andere schuldeisers vermindert. Dit staat haaks op de vereisten voor een faillietverklaring, die een verdeling van het vermogen van de schuldenaar onder verschillende, onafhankelijke schuldeisers beoogt.

Daarnaast concludeert het hof dat de splitsing van de vordering misbruik van faillissementsrecht oplevert, aangezien deze is gedaan met het doel om de vereiste pluraliteit van schuldeisers te creëren voor de faillissementsaanvraag. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en veroordeelt USP c.s. in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor faillietverklaring en de noodzaak van een daadwerkelijke pluraliteit van schuldeisers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.294.550/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/520693 / FT RK 21/374)
beschikking van 17 juni 2021
in de zaak van

1.Unified Service Provider B.V.,

gevestigd te Hilversum,
2. Bobtro Management B.V.,
gevestigd te Hilversum,
3. [appellant3],
wonende te [A] ,
4. Berlian Management B.V.,
gevestigd te Hilversum,
5. [appellante5],
wonende te [A] ,
6. Btelecom B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
7. [appellant7],
wonende te [B] ,
in eerste aanleg: verzoekers,
appellanten,
hierna:
USP c.s.,
advocaat: mr. L.C.L. Bults en mr. L.D.N. Mordaunt, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
Uno Mundo B.V.,
gevestigd te Hilversum,
in eerste aanleg: verweerster,
geïntimeerde,
hierna:
Uno Mundo,
advocaat: mr. G.P. Poiesz, kantoorhoudende te Heemskerk.

1.Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 11 mei 2021 is het verzoek van USP c.s. tot faillietverklaring van Uno Mundo afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie van het hof op 18 mei 2021, hebben USP c.s. het hof verzocht voornoemde beschikking te vernietigen en Uno Mundo alsnog in staat van faillissement te verklaren.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de brieven met bijlage van 2 juni 2021 en van 7 juni 2021 van mrs. Bults en Mordaunt en de brief met bijlagen van 7 juni 2021 van mr. Poiesz.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021, waarbij mevrouw S.C.M. Kiès, namens USP c.s. is verschenen, bijgestaan door mr. Bults. Namens Uno Mundo is de heer [C] , bestuurder en enig aandeelhouder van Uno Mundo, verschenen, bijgestaan door mr. Poiesz.
Mr. Bults en mr. Poiesz hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen.

3.De beoordeling

Het oordeel van de rechtbank
3.1
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 mei 2021 het verzoek van USP c.s. tot faillietverklaring van Uno Mundo afgewezen, omdat de vordering van USP c.s. gelet op de betwisting daarvan door Uno Mundo niet summierlijk is komen vast te staan. De uitspraak van het hof van 30 maart 2021, waarop de vordering berust, is nog niet onherroepelijk. Daarmee is onduidelijk of er een vordering bestaat en zo ja, hoe hoog die vordering zal zijn. Voorts staat er op 3 juni 2021 nog een kort geding gepland, dat ook verband houdt met de procedure waaruit de vordering voortvloeit. Daarnaast is evenmin gebleken dat Uno Mundo verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Het beroep van USP c.s.
3.2
USP c.s. kunnen zich met dit oordeel niet verenigen en hebben daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. USP c.s. hebben een vordering op Uno Mundo als gevolg van de proceskostenveroordeling naar aanleiding van voornoemd arrest van het hof. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskostenveroordeling kwalificeert daarom als een opeisbare vordering. Cassatieberoep zal niet succesvol zijn en het is onaannemelijk dat dit zal worden ingesteld. Het kort geding heeft geen enkele betrekking op de kostenveroordeling. De vorderingsrechten van USP c.s. staan daarmee vast.
USP c.s. hebben bij akte van 20 april 2021 de vordering onderling voor gelijke delen verdeeld. Er is daarmee niet langer sprake van één vordering. De proceskosten zijn door alle partijen betaald en aldus is er sprake van meerdere vorderingen met meerdere schuldeisers. Mocht het hof van oordeel zijn dat er sprake is van één vordering, dan wijzen USP c.s. er op dat pluraliteit van schuldeisers en niet van pluraliteit van vorderingen is vereist.
Uno Mundo laat de vorderingen van USP c.s. onbetaald, waarmee zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. De vraag of de uitspraak van het hof wel of niet onherroepelijk is, is niet van belang bij de beoordeling of Uno Mundo verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Aan alle vereisten voor faillietverklaring is voldaan.
Het verweer van Uno Mundo
3.3
Uno Mundo stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat de vordering van USP c.s. geen pluraliteit van schuldeisers oplevert. USP c.s. hebben de vordering ter zake van de proceskostenverdeling bij akte opgesplitst, direct voorafgaand aan het faillissementsverzoek. Daaruit volgt geen pluraliteit als nodig voor een faillissementsverzoek. De vordering is ondeelbaar, nu maar één proceskostenveroordeling is uitgesproken en er bij appellanten maar één keer griffierecht is geheven. Uno Mundo betwist ten slotte dat zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Zij laat geen andere schuldeisers onbetaald.
Het oordeel van het hof
3.4
Voorop staat dat een faillietverklaring op grond van artikel 6 lid 3 van de Faillisse-mentswet (Fw) wordt uitgesproken, indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de aanvraag daarvan bestaand vorderingsrecht van de aanvragende schuldeiser, alsmede van het bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Voor dit laatste is noodzakelijk (maar niet per definitie voldoende) dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers.
3.5
Het faillissement heeft ten doel het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers. Met dat doel strookt niet de faillietverklaring van een schuldenaar die slechts één schuldeiser heeft (HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:774).
Daaruit vloeit voort dat sprake moet zijn van vorderingen van verschillende (rechts)personen met ieder een zelfstandig vorderingsrecht, welke vorderingsrechten deel uitmaken van afzonderlijke vermogens.
Aan dat laatste is bij meerdere schuldeisers met een gemeenschappelijk vorderingsrecht niet voldaan. Zo zal bij hoofdelijk verbonden schuldeisers de voldoening van de vordering aan een van de schuldeisers de vordering bij alle overige schuldeisers met een gelijk bedrag doen afnemen. Er zijn dan wel meerdere schuldeisers maar gezien het onderling verbonden karakter van hun vorderingen is hier geen sprake van pluraliteit van schuldeisers in de zin van de Fw. Er bestaat dan immers geen noodzaak tot verdeling, omdat betaling aan de een ook het vorderingsrecht van de ander vermindert. Bij de pluraliteit van schuldeisers zoals deze voor artikel 6 Fw is vereist gaat het daarom om crediteuren met van elkaar los staande vorderingen.
3.7
Vast staat dat er in dit geval geen andere schuldeisers zijn dan de zeven aanvragers van het faillissement van Uno Mundo. Verder staat vast dat USP c.s. een vordering op Uno Mundo hebben uit hoofde van een door het hof uitgesproken proceskostenveroordeling. Deze vordering is door USP c.s. bij akte van 20 april 2021 onderling voor gelijke delen gesplitst. Het staat USP c.s. vrij die ene vordering te splitsen door bijvoorbeeld cessie van deelvorderingen (vgl. artikel 3:94 in samenhang met artikel 3:96 BW). Een dergelijke splitsing zal, binnen de daaraan door het recht gestelde grenzen, tot gevolg hebben dat thans niet één maar meerdere schuldeisers, met ieder een kleiner vorderingsrecht jegens de schuldeiser die voldoening kunnen vorderen. Dit goederenrechtelijk effect neemt echter niet weg dat de deelvorderingen de identiteit van de originele vordering behouden. Zo zal onder meer de schuldenaar aan alle schuldeisers die verweren kunnen tegenwerpen die hem ook ten dienste stonden toen er nog sprake was van één schuldeiser (zie artikel 6:145 BW). De achterliggende gedachte is dat de schuldenaar niet slechter mag worden als gevolg van de cessie(s).
Het vorenstaande brengt mee dat één vorderingsrecht met meerdere schuldeisers een faillissementsaanvraag niet zelfstandig kan dragen. Als dat ene vorderingsrecht door splitsing wordt verdeeld in meerdere vorderingen, zal dat goederenrechtelijk gevolg hebben maar dat betekent niet dat de schuldenaar genoegen moet nemen met de voor hem negatieve consequenties van een dergelijke pluraliteit van schulden en/of schuldeisers. Deze pluraliteit is immers het door de schuldeiser kunstmatig bewerkstelligde gevolg van de splitsing van één vordering, welke ene vordering als gevolg van die splitsing haar originele karakter niet heeft verloren.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat uit de systematiek van de wet voortvloeit dat als het faillissement van een schuldenaar niet kon worden uitgelokt omdat er slechts sprake was van één tegen hem geldend te maken vorderingsrecht, ook als dit vorderingsrecht meerdere verbonden schuldeisers had, dat faillissement ook niet kan worden uitgelokt als de schuldeiser die ene vordering door cessie splitst in meerdere deelvorderingen.
Dat laatste doet zich hier voor, zodat het hof van oordeel is dat van pluraliteit van schuldeisers in de in artikel 6 Fw vereiste zin geen sprake is.
3.8
Het hof merkt hierbij nog op dat voor zover er geen sprake zou zijn van één vordering, het splitsen van die vordering ten behoeve van deze faillissementsaanvraag misbruik van faillissementsrecht oplevert. De vordering van USP c.s. is bij akte van 20 april 2021 gesplitst. Het verzoek tot faillietverklaring van Uno Mundo dateert eveneens van 20 april 2021. Gelet op dit tijdsverloop en bij gebreke van een toereikende, voldoende onderbouwde motivering voor de splitsing van de vordering, ziet het hof daarvoor geen andere reden dan het tot stand brengen van de voor een succesvol faillissementsverzoek vereiste pluraliteit van schuldeisers. Dit klemt temeer nu partijen – hoewel USP c.s. dat aanvankelijk hebben ontkend – tijdens de voornoemde zitting van het hof op 12 februari 2021 afspraken hebben gemaakt over afgifte van stukken door USP c.s. en Uno Mundo. Het is zeker niet uitgesloten dat het faillissementsverzoek ook is ingediend om onder deze afgifteverplichting uit te kunnen komen. Met haar handelswijze hebben USP c.s. misbruik gemaakt van hun bevoegdheid om het faillissement van Uno Mundo aan te vragen.
De slotsom
3.9
Nu – gelet op het voorgaande – niet is voldaan aan de voorwaarden voor faillietverklaring, zoals deze zijn neergelegd in artikel 6 lid 3 Fw, en USP c.s. bovendien misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid om het faillissement van Uno Mundo aan te vragen, dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
3.1
Ter zitting heeft Uno Mundo verzocht USP c.s. te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal USP c.s., als de in het ongelijk te stellen partij, veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (1 punt, tarief II).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 11 mei 2021;
veroordeelt USP c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Uno Mundo vastgesteld op € 1.114,- aan salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Willemse, mr. G. van Rijssen en mr. E.F. Groot en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2021.