ECLI:NL:GHARL:2021:592

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
TBS P20/0236
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling resocialisatietraject

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1969. De terbeschikkingstelling was eerder door de rechtbank Overijssel verlengd voor een periode van twee jaar, maar het hof heeft besloten deze verlenging te beperken tot één jaar. Dit besluit is genomen na beoordeling van de ontwikkelingen in het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde, die te maken hadden met een inmiddels vervallen verdenking. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord, evenals de advocaat-generaal, en heeft de relevante stukken in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat hij al 15 jaar in de kliniek verblijft en dat hij geen kans krijgt om te resocialiseren. Hij heeft zijn intentie geuit om via een Forensisch Psychiatrische Afdeling naar een beschermde woonvorm te stromen. De raadsman heeft verzocht om de behandeling aan te houden voor een rapportage van de reclassering en om de termijn van verlenging te beperken. Het hof heeft echter geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereisen. De beslissing van de rechtbank is vernietigd, en het hof heeft de verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar uitgesproken, met de opmerking dat er geen verwachting is dat de terbeschikkingstelling na dit jaar voorwaardelijk zal worden beëindigd.

Uitspraak

TBS P20/0236
Beslissing d.d. 21 januari 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
verblijvende in [de kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 16 juni 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en afwijzing van het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte instellen hoger beroep van 25 juni 2020;
- de aanvullende informatie van [de kliniek] van 11 augustus 2020, met als bijlagen de wettelijke aantekeningen van 20 juni 2019 tot 25 juni 2020;
- het e-mailbericht van E.A. Solodova, als psycholoog verbonden aan [de kliniek] van 6 januari 2021, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 25 juni 2020 tot 8 oktober 2020;
- het e-mailbericht van mr. A.R. Ytsma van 6 januari 2021, met als bijlagen:
1. een brief van de terbeschikkinggestelde gericht aan zijn raadsman
2. de Pro Justitia-rapportage in januari 2018 opgemaakt door A.E. Haan, psycholoog en
I. Maksimovic, psychiater
3. een e-mailbericht van P. Oosterom gericht aan de raadsman van 5 januari 2021.
Het hof heeft ter zitting van 7 januari 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat zijn terbeschikkingstelling nu al 15 jaar duurt en dat de kliniek hem geen enkele kans geeft om te resocialiseren. De kliniek heeft hem met valse beschuldigingen weer naar binnen gehaald, terwijl hij al goed op weg was om naar een voorwaardelijke beëindiging toe te werken. De terbeschikkinggestelde heeft gesteld dat hij geen vriendin meer zal zoeken met kinderen, zodat de kans dat hij weer een delict pleegt klein is. Hij realiseert zich dat hij hulp nodig heeft. Het traject dat hij voor zich ziet is om via een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) naar een beschermde woonvorm met 24-uurs begeleiding uit te stromen. Ook zou er een bewindvoerder moeten worden aangesteld om te voorkomen dat hij in de schulden raakt.
De raadsman heeft primair verzocht de behandeling van de zaak aan te houden opdat de reclassering zal rapporteren over de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging. De raadsman heeft aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde aanvankelijk wel naar de [naam afdeling] wilde, maar zich niet heeft gerealiseerd dat er een wachtlijst van anderhalf jaar was. De aanmelding bij de [naam afdeling] was in de periode dat er nog van werd uitgegaan dat de terbeschikkinggestelde zou worden veroordeeld vanwege het op de laptop van het activiteitencentrum aangetroffen kinderpornografisch materiaal. Achteraf blijkt dat hij niet eens de status van verdachte heeft bereikt, maar dat de kliniek nu toch vasthoudt aan die plaatsing in een longcare-instelling. Het is onbegrijpelijk dat hij geen tweede kans krijgt. Hij is nu al een jaar van zijn vrijheid beroofd. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is verantwoord. Zo’n groot risico is er niet meer en wat er nog aan recidivegevaar is, is goed te borgen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de termijn van de verlenging te beperken tot één jaar en een overweging in de beslissing op te nemen dat er een zorgconferentie wordt georganiseerd, waarbij ook de deskundigen Haan en Maksimovic kunnen aanschuiven om te onderzoeken of die overplaatsing naar de [naam afdeling] werkelijk de beste oplossing is. Volgens de raadsman heeft de kliniek het pad via de [naam afdeling] alleen ingeslagen omdat ze er van overtuigd was dat de terbeschikkinggestelde schuldig was.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar. Een verlenging met één jaar komt pas in aanmerking als ook een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in zicht is. En zover is het nog niet. De deskundigen adviseren om de uitstroom via de [naam afdeling] te realiseren en de terbeschikkinggestelde staat nu op de wachtlijst. Er is ook geen reden om nu al de reclassering in te schakelen.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt ten aanzien van de duur van de verlenging.
Indexdelicten
Bij vonnis van 12 februari 2004 heeft de rechtbank Zwolle aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd ter zake van seksueel misbruik van een minderjarige beneden de twaalf jaar, meermalen gepleegd en ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidiverisico
De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een antisociale en een narcistische persoonlijkheidsstoornis en pedofilie van het niet exclusieve type.
Daarnaast is er sprake van verslavingsproblematiek (cannabis).
Uit het advies van de kliniek volgt dat het recidiverisico nog steeds hoog is, zowel in het geval van beëindiging van de maatregel als in geval van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Afwijzen verzoek
Het hof zal het verzoek om de reclassering onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege afwijzen. Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege acht het hof op dit moment prematuur.
Verlenging
Naar het oordeel van het hof eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel.
Termijn van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. Het hof ziet in dit geval echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De terbeschikkinggestelde was voordat hij teruggeplaatst werd in [de kliniek] , geplaatst in een FPA met de bedoeling dat hij op termijn zou uitstromen naar forensisch beschermd wonen. Hoewel ook die plaatsing niet vlekkeloos is verlopen, was er -buiten de verdenking- niet direct aanleiding om de ingeslagen weg te beëindigen. In de meest recente dubbelrapportage hebben de deskundigen ook aangegeven dat die weg de aangewezen weg tot uitstroom zou zijn. Een langer verblijf in de kliniek achtten zij niet geïndiceerd, nu er niet werd verwacht dat verdere behandeling in de kliniek het recidiverisico nog terug zou kunnen brengen. Het hof acht het gelet de ontwikkelingen in het resocialisatietraject als gevolg van de inmiddels vervallen verdenking jegens de terbeschikkinggestelde, in dit geval gewenst dat de voortgang op een eerder moment dan over anderhalf jaar door de verlengingsrechter wordt beoordeeld en acht daarom een verlenging met een termijn van een jaar aangewezen.
Het hof wijst er op dat aan deze verlenging met één jaar niet de verwachting kan worden ontleend dat na verloop van dat jaar de terbeschikkingstelling voorwaardelijk zal worden beëindigd of slechts met een jaar zal worden verlengd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 16 juni 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde];
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
dr. W.J. Canton en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot als griffier,
en op 21 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.