ECLI:NL:GHARL:2021:5887

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
200.269.324/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werknemer voor voorraadverschil en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een voormalig werknemer van Mondiplaza B.V. voor een voorraadverschil in de drogisterij. De werkgever, Mondiplaza, vorderde schadevergoeding van de werknemer, die als bedrijfsleider verantwoordelijk was voor de voorraadadministratie. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat de waarde van de voorraad in de winkel lager was dan in de financiële administratie van de moedervennootschap, onvoldoende was om de werknemer aansprakelijk te stellen. Het hof concludeerde dat er geen laakbare betrokkenheid van de werknemer bij het ontstaan van het voorraadverschil was aangetoond. De kantonrechter had eerder de vorderingen van Mondiplaza afgewezen, en het hof bekrachtigde dit vonnis. Het hof oordeelde dat Mondiplaza niet had aangetoond dat de werknemer opzettelijk of roekeloos had gehandeld, en dat de administratieve chaos in de winkel niet automatisch leidde tot aansprakelijkheid voor het voorraadtekort. De vordering van Mondiplaza werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.269.324/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, 7594953)
arrest van 15 juni 2021
in de zaak van
Mondiplaza B.V.,
gevestigd in Almere,
eiseres in hoger beroep,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna:
Mondiplaza,
advocaat: mr. M.A.M. Euverman, die kantoor houdt in Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonend in [A] ,
gedaagde in hoger beroep,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
[gedaagde],
advocaat: mr. H.H. Kelderhuis, die kantoor houdt in Heemstede.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 22 september 2020 hier over.
1.2
Op grond van dit tussenarrest heeft op 7 april 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het voorafgaand aan het arrest van 22 september 2020 overgelegde procesdossier, aangevuld met voormeld proces-verbaal
(de spreeknotities van partijen daaronder begrepen).

2.Waar het in deze zaak om gaat

De centrale vraag is of [gedaagde] als voormalig werknemer van Mondiplaza gehouden is schade aan Mondiplaza te vergoeden die daaruit bestaat dat de feitelijke voorraad van de winkel in Nijkerk veel minder was dan volgens de voorraadadministratie aanwezig moest zijn. Het hof is, net als de kantonrechter, van oordeel dat [gedaagde] geen schade aan Mondiplaza hoeft te vergoeden. Het hof zal die beslissing hierna uitleggen.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:
3.1
Mondiplaza is enig aandeelhouder van drogisterij en parfumerie Nijkerk B.V. te Nijkerk (hierna: de drogisterij). Mondiplaza exploiteert ook in Huizen een drogisterij. In de periode 2018/2019 deed zij dat ook in Lelystad.
3.2
[gedaagde] is vanaf 1 oktober 2016 in dienst bij Mondiplaza in de functie van [functie] van de drogisterij. Daarnaast verrichte [gedaagde] twee dagen in de week werkzaamheden in de door Mondiplaza in Huizen gedreven drogisterij.
3.3
[gedaagde] was in zijn functie bij de drogisterij verantwoordelijk voor het bijhouden en inkopen van de voorraad en het op de juiste wijze administreren daarvan. Daarnaast was [gedaagde] verantwoordelijk voor de kassa, te weten het dagelijks tellen van de kassa’s en het wekelijks afstorten van de kasgelden bij de bank. [gedaagde] was ook verantwoordelijk voor het personeel. [gedaagde] had de sleutel van de drogisterij.
3.4
Eind 2018 constateerde de accountant van Mondiplaza een tekort in de voorraad en
een tekort aan liquide middelen. Mondiplaza heeft daarop bedrijfsrecherchebureau BING opdracht gegeven onderzoek te doen naar de financiële situatie en het kassasysteem van de drogisterij.
3.5
In een brief van 7 februari 2019 heeft de door Mondiplaza ingeschakelde advocaat aan [gedaagde] meegedeeld dat hij op staande voet wordt ontslagen. Voor dat ontslag is onder meer als reden opgegeven onverklaarbare voorraadverschillen en kasverschillen.
3.6
BING heeft op 6 maart 2019 een definitief rapport uitgebracht. Dat rapport ziet op drie onderwerpen: voorraadtekort, kasverschillen en overige kwesties (met mogelijk fiscale gevolgen).
3.7
In het rapport is, voor zover hier van belang, geschreven:
2.1
Voorraadtekort
(…)
2.1.6
Resumé
Op 23 januari 2019 is bij de inventarisatie van de winkelvoorraad van de DA in Nijkerk vastgesteld dat er sprake is van een aanzienlijk voorraadtekort à € 98.130 (verschil tussen getelde voorraad en de voorraadpositie volgens de financiële administratie). Hoewel de heer [gedaagde] erkent dat dit onder zijn verantwoordelijkheid is gebeurd, kan hij geen verklaring geven voor het ontstaan van dit tekort.
Mogelijke oorzaken voor een ‘kloppende’ winkeladministratie in combinatie met een tekort volgens de voorraadadministratie in de financiële administratie kunnen de volgende zijn (uitgaande van een correcte financiële administratie):
1. Binnenkomende goederen worden niet ingeboekt in de winkelvoorraad, en worden (deels) verduisterd;
2. Voorraadposities worden in de winkeladministratie handmatig aangepast, en vervolgens worden de aldus ‘vrijgemaakte goederen' (deels) verduisterd (of andersom, de goederen worden verduisterd, waarna de voorraad handmatig wordt gecorrigeerd);
3. Er vinden oneigenlijke retouraanslagen plaats, waarna er geld uit de kassa wordt genomen en het betreffende artikel vervolgens weer handmatig van de voorraad wordt afgeboekt.
Indien wij de onderzoeksresultaten afzetten tegen bovenstaande scenario’s, komen wij tot de volgende vaststellingen:
  • De medewerkers van de DA-vestiging in Nijkerk verklaren unaniem dat zij hebben waargenomen dat de heer [gedaagde] voorraadartikelen uit de winkel meeneemt zonder dat hij daarvoor afrekent. Hij zou daarbij als toelichting hebben aangegeven dat dit voor hem toegestaan zou zijn omdat hij voor een deel eigenaar van de winkel zou zijn. De heer [gedaagde] erkent dat hij voorraadartikelen meeneemt, maar zegt dat hij hier in veel gevallen op een later tijdstip alsnog voor betaalt. In enkele gevallen zou het zo kunnen zijn dat hij dat wel eens is vergeten, verklaart hij. Hij erkent dat hij richting de medewerkers inderdaad de schijn heeft opgehouden dat hij mede-eigenaar van de winkel is.
  • Vier medewerkers verklaren dat zij hebben waargenomen dat de heer [gedaagde] winkelartikelen weggeeft, met name aan mevrouw [B] . Dit zouden naast testers en incourante artikelen, ook courante artikelen betreffen zoals make-up van Collistar. De heer [gedaagde] erkent dat hij weleens artikelen weggeeft, met name testers en incourante voorraden. Daarnaast geeft hij naar eigen zeggen goederen weg aan lokale liefdadigheidsorganisaties.
  • Vastgesteld is dat onder leiding van de heer [gedaagde] de administratieve discipline op een aantal
onder de maat is:
  • Voorraadposities werden met grote regelmaat bij een geconstateerd verschil of het constateren van een negatieve voorraadpositie zonder nader onderzoek handmatig gecorrigeerd;
  • Er was in de winkel geen sprake van een sluitend beleid omtrent de goederenontvangst en het inboeken daarvan in de voorraad. Uit de verklaring van mevrouw [C] en de heer [D] volgt dat er in enkele gevallen luxe-geuren die wel zouden zijn uitgeleverd aan de winkel, niet in de administratieve voorraad (winkeladministratie) zijn opgenomen;
  • Uit de administratie van de winkel blijkt dat er een substantieel bedrag aan retouren is geboekt in de loop van het dienstverband van de heer [gedaagde] . Hij kan hiervoor geen verklaring geven. Uit de interviews komt naar voren dat er door de heer [gedaagde] met betrekking tot de retouren - een zeer risicovol proces in iedere winkelorganisatie - geen beleid is ontwikkeld. Er is geen sprake van een vier-ogen principe, retourbonnen werden niet bewaard, en alle medewerkers waren geautoriseerd om retouren aan te slaan. Het bleek zelfs mogelijk om dat onder een account van een willekeurige collega te doen.
2.2
Afstortingen en kasverschillen
In de waarneming van de directie van Mondiplaza vertoonde de heer [gedaagde] opvallend gedrag ten aanzien van de afstortingen van de winkelomzet bij de bank. Zo zou de heer [gedaagde] weigeren zich te conformeren aan voorschriften die hij krijgt van zijn leidinggevenden:
  • Ondanks het herhaalde, uitdrukkelijke verzoek van zijn leidinggevenden om wekelijks de omzet van die week af te storten, vinden kasafstortingen zeer onregelmatig plaats;
  • In weerwil van de expliciete opdracht van zijn leidinggevenden om dat niet meer te doen, zegt de heer [gedaagde] kasgeld thuis te bewaren.
(…)
Na afloop van het interview dat op 7 februari 2019 met hem is gehouden, heeft hij in bijzijn van een administratief medewerkster van Mondiplaza en twee onderzoekers van BING al het kasgeld dat hij onder zich had uitgeteld en overhandigd aan de medewerkster van Mondiplaza. Dit bedrag (€ 4.980) sloot aan met de kasadministratie. Dit betekent dat er geen bedragen uit de dagomzetten zijn verdwenen.
(…)
Uit de interviews met de medewerksters kwam naar voren dat er door de heer [gedaagde] nauwelijks tot geen opvolging werd gegeven aan kasverschillen. Ook verklaren zij dat de heer [gedaagde] geregeld geld uit de kassa nam om daarvoor etenswaren te kopen.
2.3
Onregelmatigheden met mogelijk fiscale consequenties
2.3.1 ‘
Zwarte’ verkoop testers
Uit de verklaringen van de geïnterviewde medewerksters bleek dat de heer [gedaagde] een relatief grote hoeveelheden zogenaamde ‘testers’ [testflesjes parfum; verduidelijking hof] in voorraad houdt. Deze testers worden buiten de kassa om aan klanten verkocht. De contante verkopen worden in een ‘potje’ bewaard. De heer [gedaagde] geeft dit tijdens het interview ook toe. Hij verklaart dat het de bedoeling is om van de opbrengst een keer te gaan eten met het team. (…)
2.3.2
Verkoop op rekening
Uit verklaringen van medewerksters en onderliggende bescheiden werd bekend dat de heer [gedaagde] aan enkele klanten op rekening verkoopt. Bij een van de klanten (…) wordt deze (zakelijke) factuur op diens verzoek opgehoogd. In de loop van het jaar soupeert deze klant dit ‘saldo’ op door artikelen mee te nemen die hij niet hoeft af te rekenen. Het is de medewerksters niet bekend hoe de heer [gedaagde] dit administreert. (…)
3.8
[gedaagde] is tegen het aan hem gegeven ontslag opgekomen. Het aan [gedaagde] gegeven ontslag op staande voet is daarop ingetrokken. Partijen hebben in dat verband een beëindigingsovereenkomst gesloten.

4.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter

4.1
Mondiplaza heeft - na wijziging van eis samengevat - gevorderd de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van i.) € 133.811,-, ii.) € 251,12, iii.) € 2.842,- en iv.) € 1.909,29, een en ander vermeerderd met wettelijke rente,
4.2
De kantonrechter heeft in een vonnis van 25 september 2019 de vorderingen van Mondiplaza afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

5.De vordering in hoger beroep

Mondiplaza vordert in hoger beroep - samengevat - de vernietiging van het vonnis van 25 september 2019 en de toewijzing alsnog van haar vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van beide instanties.

6.De beoordeling van de grieven en de vordering

Omvang van het hoger beroep
6.1
Mondiplaza heeft acht grieven opgeworpen tegen het vonnis van 25 september 2019. De
grieven 1 tot en met 4zien in samenhang bezien alle op de door kantonrechter toegepaste maatstaf voor aansprakelijkheid en de daarna volgende beoordeling dat daar in het geval van het aan [gedaagde] verweten handelen en nalaten niet aan is voldaan. Deze grieven zullen daarom gezamenlijk worden behandeld. Verder keren de
grieven 5 en 6zich tegen de afwijzing van de nevenvorderingen van onderzoeks- en incassokosten en
grief 7tegen de compensatie van kosten. Tot slot komt
grief 8als veeggrief op tegen het dictum van het vonnis van 25 september 2019.
6.2
Geen kenbare, toegelichte grief is daarbij gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat Mondiplaza, gelet op de vaststellingsovereenkomst omtrent het ontslag, geen belang meer heeft bij haar vordering tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 251,12 en tegen de afwijzing van haar vordering in zoverre. In zoverre staat de afwijzing van de vordering van Mondiplaza vast en is het geschil van partijen aan een beoordeling in hoger beroep onttrokken.
Maatstaf
6.3
Mondiplaza heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het doen ontstaan van een voorraadverschil ofwel het verduisteren van voorraad een wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad van [gedaagde] is, terwijl [gedaagde] volgens haar ook op basis van
artikel 7:661 BW aansprakelijk is. In hoger beroep heeft Mondiplaza daar als grondslag voor [gedaagde] aansprakelijkheid aan toegevoegd dat hij conform artikel 6:170 BW aansprakelijk is omdat Mondiplaza door de drogisterij is aangesproken en het gevorderde onderling is verrekend.
6.4
Artikel 7:661 BW bevat een norm voor de vergoeding van de schade die door de werknemer aan de werkgever of aan een derde is toegebracht bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Pas als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer is hij tegenover de werkgever aansprakelijk voor de door hem toegebrachte schade. Die bepaling houdt dus een inperking in voor de aansprakelijkheid van de werknemer jegens de werkgever voor schade die hij bij het verrichten van werkzaamheden heeft toegebracht. De reikwijdte van deze bepaling is echter niet beperkt tot een vordering die is gebaseerd op wanprestatie (ofwel een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die voor de werknemer voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst). Deze bepaling vindt ook toepassing als de vordering is gegrond op een onrechtmatige daad die is begaan bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst [1] . Uit de omstandigheden van het geval kan, zo volgt uit artikel 7:661 BW, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien.
6.5
Van bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW is volgens vaste jurisprudentie [2] (pas) sprake als de werknemer zich onmiddellijk voorafgaand aan het schade toebrengend handelen daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging. Daarmee strekt artikel 7:661 BW ertoe de werknemer te beschermen door bij de aan zijn schuld te stellen eisen rekening te houden met het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang, routines en gewoontes hem er snel toe brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van schadetoebrengende voorvallen geboden is [3] .
Vorderingsgerechtigd
6.6
Mondiplaza heeft in hoger beroep nader gesteld dat de schade omtrent het voorraadverschil is geleden door haar dochtervennootschap - dat is de drogisterij - en dat deze die schade bij haar in rekening heeft gebracht door het schadebedrag in mindering te brengen op de haar schuld aan Mondiplaza. Hoewel deze verrekening verder niet is onderbouwd, zal het hof deze verrekening veronderstellenderwijs tot uitgangspunt nemen. Voor de beoordeling van de vordering op [gedaagde] zal er dan ook vanuit worden gegaan dat Mondiplaza nadeel heeft geleden door het voorraadverschil.
Inhoudelijk
6.7
De bedrijfsvoering van de drogisterij kenmerkt zich, voor zover relevant, door het volgende, zo blijkt uit de stukken, het rapport van BING daaronder begrepen, en uit de tijdens de mondelinge behandeling daarop gegeven toelichting.
De inkoop van de benodigde artikelen werd door de winkels zelf gedaan, waarbij de winkel in Nijkerk (ofwel de drogisterij) ook producten inkocht voor de andere winkels, met name geuren en vitamines. De winkels ontvingen aldus de zelf ingekochte goederen van de leveranciers en de winkels moesten zelf de pakbonnen van de ontvangen goederen op correctheid controleren. De ontvangen producten werden vervolgens in de voorraad geboekt, die gekoppeld is aan het kassasysteem. De betreffende winkel ontving ook van de leverancier de facturen, die doorgezonden werden naar Mondiplaza. De administratie van de voorraad werd op product- of artikelniveau bijgehouden door de winkels zelf en op waardeniveau door Mondiplaza als hun hoofdkantoor in haar financiële administratie. De drogisterij gebruikte daarbij voor haar winkeladministratie een ander softwarepakket dan de andere winkels van Mondiplaza. De door de drogisterij voor de andere winkels bestelde producten werden door de leverancier afgeleverd bij de drogisterij en vervolgens intern naar de winkel gebracht waarvoor het was bestemd. Deze producten werden bij ontvangst in Nijkerk ingeboekt in de voorraadadministratie van de drogisterij; bij het doorleveren naar één van de andere winkels moesten de betreffende producten weer (handmatig) worden uitgeboekt. Alle medewerkers, inclusief [gedaagde] , beschikten over een code om in te loggen in het kassasysteem, waardoor iedere medewerker de voorraad handmatig kon aanpassen. Doordat alle medewerksters elkaars code kenden, konden zij de voorraad ook op andermans naam muteren.
Bij verkoop in de winkel werd via de kassa het betreffende product afgeboekt op de door de winkel bijgehouden voorraad van producten. Bij verkoop in de winkel werd bij Mondiplaza 66% van de transactiewaarde afgeboekt op de door haar in haar financiële administratie bijgehouden voorraad op waardeniveau. Mondiplaza hanteerde op die manier een gemiddelde marge van 34% op alle verkopen.
Voor het administratief vastleggen en afstorten van de winkelomzet bij de bank heeft Mondiplaza aan [gedaagde] expliciete instructies gegeven. Mondiplaza heeft geen (sluitend) beleid/instructies opgesteld hoe te handelen bij het inboeken van voorraad, het handmatig corrigeren daarvan of bij het retour komen van producten.
6.8
Volgens Mondiplaza is in de loop van de jaren, maar met name in 2018, de door haar (op waardeniveau) bijgehouden voorraad opgelopen ten opzichte van de door de drogisterij (op artikelniveau) bijgehouden voorraad. Eind januari 2019 is de winkelvoorraad fysiek geteld en toen is gebleken dat voor € 98.130,- aan voorraad werd vermist, uitgaande van de voorraadpositie volgens de financiële administratie van Mondiplaza. Omdat [gedaagde] dit voorraadverschil niet kan verklaren en [gedaagde] volgens ander personeel van de drogisterij met regelmaat artikelen weggaf dan wel uit de winkel meenam, kan daarvan geen andere conclusie zijn dan dat [gedaagde] voorraad heeft verduisterd; zo luidt samengevat de stelling van Mondiplaza.
6.9
In hoger beroep is niet in geschil dat in de jaren 2017 en 2018 de voorraad in de drogisterij niet fysiek is geteld. Verder is geen inzicht gegeven in het verloop van de voorraad volgens de financiële administratie. Die voorraadpositie is ook niet gebaseerd op een goederenbeweging zelf (d.w.z. een verandering van de voorraad in aantallen producten) maar in essentie op een rekenmethode die uitgaat van een marge van 34%, zodat van iedere € 100,- aan kassaverkoop € 66,- wordt afgeboekt op de waarde van de voorraad in de financiële administratie. Mondiplaza heeft onder verwijzing naar een verklaring van haar accountant omstandig betoogd dat die rekenmethode - naar het hof begrijpt voor het afboeken van voorraad - betrouwbaar is maar Mondiplaza ziet naar het oordeel van het hof er aan voorbij dat het bestellen, ontvangen, inboeken en actueel houden van de voorraad op een ander ingangspunt is gebaseerd en niet door Mondiplaza wordt gedaan maar op niveau van haar dochters. In het geval van de drogisterij komt daar bij dat deze wordt geacht producten als geuren en vitamines in te kopen - die naar het hof begrijpt gemiddeld een hogere inkoopwaarde hebben - voor de andere winkels en deze aan die winkels door te leveren. Deze goederenbeweging verloopt via de voorraadadministratie van de drogisterij, maar dat zulke doorleveringen steeds correct en volledig zijn verwerkt in de voorraadpositie van de drogisterij in de financiële administratie van Mondiplaza is niet voldoende uitgelegd. Evenmin is in voldoende mate verduidelijkt hoe eerder in de winkel retour gekomen producten administratief werden verwerkt, zowel in de winkel zelf als in de financiële administratie van Mondiplaza.
6.1
Uit het voorgaande volgt dat het enkele feit dat de voorraadpositie in de financiële administratie van Mondiplaza verschilt van die bijgehouden in het kassasysteem van de drogisterij onvoldoende is om [gedaagde] daarvan een verwijt te maken. Daarvoor is, zoals overwogen, vereist dat [gedaagde] een laakbare betrokkenheid daarbij moet hebben gehad. Daarbij is er, gezien het verschil tussen enerzijds de winkels en anderzijds Mondiplaza in de manier van vastleggen van voorraad en het op diverse aspecten van de administratie ontbreken van protocollen waaraan medewerkers zich hadden te houden, geen reden om af te wijken van de hiervoor in overweging 6.4 bedoelde, aan te leggen toets.
6.11
Mondiplaza heeft ook in hoger beroep niet uiteengezet wat er concreet aan voorraad mist en op welke wijze [gedaagde] die voorraad zich zou hebben toegeëigend. Mondiplaza steunt daarvoor alleen op het door BING opgestelde rapport. In dat rapport is beschreven dat met vijf medewerksters van de drogisterij interviews zijn gehouden, maar de daarvan opstelde verklaringen maken geen deel uit van dat rapport, ook niet als bijlage, terwijl kennelijk voordien opgemaakte schriftelijke verklaringen van die medewerksters evenmin zijn bijgevoegd. Of dat wat in het rapport als verklaring van die medewerksters is weergegeven volledig en juist is, kan daardoor niet worden vastgesteld. Volgens het rapport hebben al deze medewerksters verklaard dat [gedaagde] met regelmaat artikelen meenam uit de winkel, zonder deze te betalen of op de kassa aan te slaan. Nog afgezien dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij producten die voor hemzelf of familieleden waren bestemd heeft afgerekend, staat vast dat [gedaagde] iedere week twee dagen in de winkel in Huizen werkte en in dat verband op de vooravond van een werkdag in Huizen de bij de drogisterij afgeleverde maar voor de winkel in Huizen bestemde producten meenam om deze producten de volgende werkdag in Huizen af te leveren. Niet is onderbouwd dat de producten die de medewerksters noemen, deel uitmaken van de voorraad die vermist wordt.
Bij dit alles geldt dat Mondiplaza heeft gesteld dat het voorraadverschil met name in 2018 is opgelopen en daarmee dat het bedrag van € 98.130,- voor het grootste deel in dat jaar is veroorzaakt. Indien dat juist zou zijn, betekent dat, uitgaande van een verdwijnen van een voorraad met een waarde van bijvoorbeeld circa € 50.000,- in 2018, [gedaagde] met circa
165 werkdagen in de drogisterij [4] iedere dag gemiddeld voor € 300,- aan producten zou hebben verduisterd en iedere week voor meer dan € 1.000,-. Dat zou betekenen dat [gedaagde] iedere dag tassenvol aan producten zou hebben verduisterd, nog los van de vaststaande doorleveringen aan de winkel in Huizen die door [gedaagde] werden verricht. Daarvoor bieden de verklaringen van de medewerksters echter geen aanknopingspunt. De gestelde verklaringen van de medewerksters dat [gedaagde] producten meenam, zijn daarmee ook geen voldoende onderbouwing voor de stelling dat [gedaagde] verantwoordelijk en aansprakelijk is voor een voorraadtekort als gesteld. Mondiplaza heeft nog wel aangeboden deze medewerksters als getuigen te laten horen, maar zij heeft in dat verband niet uitgelegd wat zij dan meer of anders zouden kunnen verklaren dan al is weergegeven in het rapport van BING. Aan dat bewijsaanbod gaat het hof dan ook als onvoldoende concreet voorbij.
6.12
Mondiplaza heeft verder nog aangevoerd dat [gedaagde] door zijn disfunctioneren als filiaalmanager een administratieve chaos heeft veroorzaakt en daarom aansprakelijk is voor het geconstateerde voorraadverschil. Mondiplaza heeft daartoe onder meer verwezen naar het onregelmatig afstorten van omzetten, het niet vastleggen van retour gekomen producten en het onvoldoende controleren van de volledigheid en juistheid van inkomende producten. Mondiplaza kan in die stellingname evenmin worden gevolgd. Ook indien zou moeten worden vastgesteld dat de administratie in de drogisterij een chaos is en dat [gedaagde] daarvoor verantwoordelijk is, niet alleen functioneel maar ook feitelijk, volgt daaruit op zichzelf nog niet een voorraadtekort, zoals die volgens de financiële administratie van Mondiplaza wel bestaat. Hierbij is van betekenis dat niet ter discussie is dat de voorraad in de winkel tijdens de fysieke telling in januari 2019 (nagenoeg) aansloot bij de in de winkel zelf gevoerde administratie van de voorraad op productniveau en dat voor diverse administratieve handelingen (zoals handmatig afboeken en omtrent retouren) geen protocollen golden. Een chaos in de administratie van de winkel, indien al juist, leidt daardoor evenmin met succes tot een gerechtvaardigd verwijt dat [gedaagde] opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld en om die reden aansprakelijk is voor een voorraadtekort.
6.13
Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven 1 tot en met 4 falen. Daarmee falen ook de andere grieven.
6.14
Mondiplaza heeft in hoger beroep het aanbod gedaan om acht met naam genoemde personen (te weten: de vijf (toenmalige) medewerksters van de drogisterij, de manager van de vestiging Lelystad en de twee bestuurders van Mondiplaza) te horen alsook ‘de accountants van het kantoor Blue Line en BING Bedrijfsrecherche’. Wat betreft het aanbod om de medewerksters van de drogisterij te horen, verwijst het hof naar wat hiervoor in 6.11 is overwogen. Voor het overige is het aanbod niet toegelicht. Niet duidelijk is gemaakt op welke feiten dat ziet. Voor zover Mondiplaza daarbij haar in randnummer 22 van haar memorie van grieven bedoelde stelling op het oog heeft dat de voorraadadministratie (kennelijk in haar financiële administratie) voldoende betrouwbaar is voor de conclusie dat daadwerkelijk zaken worden vermist, is dat in het licht van wat hiervoor is overwogen niet relevant. Aan het bewijsaanbod van Mondiplaza gaat het hof dan ook als onvoldoende relevant en concreet voorbij.

7.De slotsom

7.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
7.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Mondiplaza in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
7.3
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [gedaagde] zullen worden vastgesteld op € 1.727,- voor griffierecht en € 6.556,- voor salaris advocaat (2 punten × tarief V à € 3.278,-).
7.4
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Almere van 25 september 2019;
veroordeelt Mondiplaza in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 1.727,- voor verschotten en op € 6.556,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Mondiplaza in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Mondiplaza niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, O.E. Mulder en J. Schulp en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
15 juni 2021.

Voetnoten

1.vgl. HR 2 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3535
2.vgl. o.m. HR 11 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2702,
3.vgl. o.m. HR 2 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175
4.uitgaande van 47 werkweken maal gemiddeld 3,5 werkdagen per week in de drogisterij