In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Technica Installatie B.V. tegen [geïntimeerde1] c.s. over de betaling van facturen die verband houden met een aannemingsovereenkomst. Technica, die als onderaannemer was ingeschakeld door Bouwbedrijf Morren B.V., stelt dat [geïntimeerde1] c.s. haar rechtstreeks opdrachten heeft gegeven, terwijl [geïntimeerde1] c.s. betwist dat er een directe relatie was. De kantonrechter heeft de vorderingen van Technica afgewezen, maar het hof komt tot een andere conclusie. Het hof oordeelt dat Technica recht heeft op betaling van de facturen, omdat er voldoende bewijs is dat [geïntimeerde2] rechtstreeks opdrachten aan Technica heeft verstrekt. Het hof wijst de vorderingen van Technica toe en vernietigt het vonnis van de kantonrechter. Tevens wordt [geïntimeerde1] c.s. veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het hof concludeert dat de algemene voorwaarden van Technica niet van toepassing zijn en dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. De wettelijke rente over de hoofdsom wordt toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van betaling.