ECLI:NL:GHARL:2021:5645

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
200.265.155
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over bemiddelingsovereenkomst en aansprakelijkheid bij vastgoedtransactie in Griekenland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellanten] c.s. tegen Elxis Greek Real Estate Services B.V. naar aanleiding van een bemiddelingsovereenkomst voor de aankoop van een vakantiewoning in Griekenland. De appellanten, woonachtig in België, hebben een rechtsvordering ingesteld omdat zij van mening zijn dat Elxis tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de bemiddelingsovereenkomst. De zaak heeft een internationale dimensie, aangezien het geschil betrekking heeft op een in Griekenland gelegen bouwperceel. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, en dat Nederlands recht van toepassing is. De appellanten hebben hun eis gewijzigd en vorderden onder andere schadevergoeding van Elxis, die zij beschuldigen van onrechtmatig handelen en tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. Elxis heeft verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingesteld. Het hof heeft de grieven van de appellanten afgewezen en geoordeeld dat Elxis niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof heeft ook geoordeeld dat de appellanten aansprakelijk zijn voor de schade die Elxis heeft geleden door het ten onrechte gelegde beslag. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van Elxis tot schadevergoeding in verband met het beslag toegewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.265.155/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 7277398 UC EXPL 18-11567)
arrest van 1 juni 2021
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
beiden wonende te [A] ,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk aan te duiden als:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. E.F. Gomes,
tegen
Elxis Greek Real Estate Services B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna aan te duiden als:
Elxis,
advocaat: mr. J.G.J. Elslo.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 15 oktober 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 10 december 2019,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord tevens houdende grieven in incidenteel hoger beroep, met producties,
- de ter gelegenheid van het digitaal pleidooi van de zijde van [appellanten] c.s. in het geding gebrachte producties (genummerd 33 tot en met 36),
- het proces-verbaal van digitaal pleidooi van 29 maart 2021, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van de zijde van [appellanten] c.s. tevens houdende antwoord op de grieven in het incidenteel hoger beroep.
1.3.
Tijdens het digitaal pleidooi is beide partijen verzocht een of meer ontbrekende producties (opnieuw) toe te zenden, aan welk verzoek door beide partijen is voldaan. Deze producties maken deel uit van het procesdossier. Overige door partijen nog na het digitaal pleidooi aan het hof toegezonden stukken, maken geen deel uit van het procesdossier.
1.4.
Na afloop van het digitaal pleidooi heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Elxis legt zich toe op de bemiddeling tussen kopers en verkopers bij vastgoedtransacties in Griekenland.
2.2.
Per e-mailbericht van 15 juli 2016 hebben [appellanten] c.s. een brochure over vakantiewoningen in Griekenland bij Elxis aangevraagd.
Diezelfde dag heeft Elxis de brochure per e-mail aan [appellanten] c.s. toegezonden.
2.3.
Op 10 augustus 2016 hebben partijen een kennismakingsgesprek gevoerd. Hierbij is gesproken over een nieuw te ontwikkelen project voor de bouw van vakantiewoningen in Pogonia. [appellanten] c.s. waren geïnteresseerd in dit project. Op 15 augustus 2016 zijn partijen het project op locatie gaan bekijken, waarbij [appellanten] c.s. door Elxis in contact zijn gebracht met de ontwikkelaar/aannemer (hierna: de (project)ontwikkelaar) van het project.
2.4.
Op 20 maart 2017 hebben [appellanten] c.s. en de projectontwikkelaar de door Elxis opgestelde koop-/aannemingsovereenkomst ondertekend. In die overeenkomst is, voor zover thans van belang, opgenomen dat de vakantiewoning binnen twaalf maanden na uitgifte van de bouwvergunning en in ieder geval niet later dan 15 april 2018 door de ontwikkelaar zal worden opgeleverd aan [appellanten] c.s.
2.5.
Op 6 april 2017 hebben [appellanten] c.s. en Elxis een overeenkomst van opdracht ondertekend. In deze bemiddelingsovereenkomst is onder meer bepaald:
“(…) 1) Elxis bemiddelt bij de aankoop van een bouwperceel en een nog te bouwen villa te Pogonia, Griekenland.
2) Voor haar bemiddelingsdiensten is aan Elxis door cliënt een courtage verschuldigd ter hoogte van € 27.700,00 (…).
3) De courtage zal als volgt worden voldaan: i) € 7.700,00 binnen 7 dagen na ondertekening van de opdrachtbevestiging, ii) € 15.000,00 binnen 7 dagen na ondertekening van de notariële overdrachtsakte van het perceel en iii) € 5.000,00 binnen 7 dagen na oplevering van de woning. Elxis zal voor de betreffende termijnen facturen versturen aan cliënt.
4) Elxis zal de gehele notariële afwikkeling van de transactie verzorgen en de aanneemovereenkomst voor de bouw van de villa opstellen.
5) Alle overdrachtskosten (ter indicatie: belastingen, notariskosten, kadastrale leges) en eventuele andere kosten derden ten behoeve van de eigendomsoverdracht zijn voor rekening van cliënt, tenzij anders is overeengekomen met de verkopende partij.
6) Elxis is in geen enkel opzicht aansprakelijk voor al dan niet verborgen gebreken dan wel tekortkomingen van bouwtechnische dan wel andere aard, welke zich zouden kunnen openbaren in of aan het onroerend goed. Deze aansprakelijkheid ligt geheel bij de verkopende partij. (…)”.
2.6.
Per e-mailbericht van 19 april 2017 heeft Elxis aan [appellanten] c.s.
medegedeeld:
“(…) Naar aanleiding van ons gesprek van gisteren heb ik de opdrachtbevestiging aangepast, zoals besproken heb ik een extra termijn van 5.000 euro bij oplevering van de villa toegevoegd.
Verder geldt zoals gisteren besproken dat we uiteraard alle handelingen, die niet met naam en toenaam in de opdrachtbevestiging worden genoemd maar in alle redelijkheid wel voor de
aankoop noodzakelijk zijn, zullen verrichten c.q. faciliteren. Je moet dan denken aan de
aanvraag van een Grieks fiscaal nummer, het opstellen van een aankoopvolmacht, het
eventueel bij volmacht tekenen van aktes, doen van aangifte overdrachtsbelasting en betalen
van overdrachtsbelasting, notaris en kadaster uit jullie naam (indien door jullie gewenst en in
overleg), de eerste aanmelding van de aankoop van helperceel bij de Griekse belastingdienst
(E9-formulier), de kadastrale overschrijving van de koopakte, de opstelling en evt.
ondertekening van een akte van kwijting etc.
Ik hoop dat dit wat meer duidelijkheid schept en zie de betaling van onze eerste factuur
tegemoet. (…)”.
2.7.
Op 20 april 2017 hebben [appellanten] c.s. conform overeenkomst de eerste courtagetermijn van € 7.700,00 aan Elxis betaald.
2.8.
Per e-mailbericht van 30 januari 2018 hebben [appellanten] c.s. aan de ontwikkelaar te kennen gegeven:
“(…) Due to all these, we have lost our trust in you (…) and we do not longer wish to continue our cooperation since it is more than clear that it is impossible to deliver our Villa, as agreed in April 2018. (…)”.In diezelfde e-mail hebben [appellanten] c.s. de koop-/aannemingsovereenkomst ontbonden en om terugbetaling van het door hen reeds aan de ontwikkelaar betaalde bedrag groot € 50.000,00 verzocht.
2.9.
Bij brief van 14 juni 2018 hebben [appellanten] c.s. aan Elxis medegedeeld dat zij het door hen reeds aan Elxis betaalde bedrag van € 7.700,00 terugvorderen.
2.10.
Bij brief van 20 juli 2018 heeft de gemachtigde van [appellanten] c.s. aan Elxis te kennen gegeven dat
“De, u bekende, voor cliënten harde deadline”voor oplevering van de woning in april 2018 niet haalbaar bleek, dat inmiddels vaststaat dat de woning in het geheel niet aan [appellanten] c.s. opgeleverd zal worden en dat [appellanten] c.s. daarvoor Elxis mede aansprakelijk achten,
“omdat sprake is van toerekenbaar tekortschieten uwerzijds als professioneel deskundige met specifieke expertise op het gebied van onroerend goed transacties in Griekenland.”. Ook heeft de gemachtigde bij deze brief Elxis aansprakelijk gesteld voor de hierdoor door [appellanten] c.s. geleden en nog te lijden schade en heeft hij Elxis verzocht en gesommeerd tot terugbetaling van het bedrag groot € 7.700,00.
2.11.
Op 21 september 2018 hebben [appellanten] c.s. ten laste van Elxis conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de Rabobank. Elxis heeft daarop op 10 oktober 2018 een bankgarantie laten stellen, waarna het beslag is opgeheven.
2.12.
Partijen zijn niet tot een oplossing gekomen.
2.13.
[appellanten] c.s. hebben in Griekenland een gerechtelijke procedure tegen de ontwikkelaar aangespannen. In die procedure is - zo hebben [appellanten] c.s. ter gelegenheid van het digitaal pleidooi onweersproken gemeld - op 2 maart 2021 een voor hen positief vonnis gewezen.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd voor recht te verklaren dat Elxis (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst en Elxis te veroordelen tot betaling van - het in verband met de competentiegrens van kantonprocedures door [appellanten] c.s. beperkte bedrag van - € 25.000,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van Elxis in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Elxis heeft verweer gevoerd. Elxis heeft een vordering in reconventie ingesteld en gevorderd [appellanten] c.s. te veroordelen tot betaling van € 23.675,00 - bestaande uit het restant van de opdrachtsom en schade als gevolg van het beslag -, te vermeerderen met de wettelijke rente over de opdrachtsom en de contractuele provisie in verband met de bankgarantie. Een en ander met veroordeling van [appellanten] c.s. in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
[appellanten] c.s. hebben tegen de vordering van Elxis verweer gevoerd.
3.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter zowel in conventie als in reconventie de vorderingen afgewezen, onder compensatie van de proceskosten.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

In principaal en in incidenteel hoger beroep
Vorderingen
4.1.
[appellanten] c.s. hebben in hoger beroep hun eis gewijzigd en, onder aanvoering van tien grieven, gevorderd, kort gezegd, het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende:
i)
primair:voor recht te verklaren dat Elxis (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst, althans in de op haar rustende zorgplicht als goed opdrachtnemer en dat [appellanten] c.s. gerechtigd waren tot en terecht tot ontbinding van de overeenkomst zijn overgegaan, alsmede te bepalen dat Elxis aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [appellanten] c.s. geleden schade;
subsidiair:voor recht te verklaren dat Elxis onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten] c.s. en te bepalen dat Elxis aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [appellanten] c.s. geleden schade; en
zowel primair als subsidiair:Elxis te veroordelen tot betaling van € 41.255,68 aan schadevergoeding - bestaande uit het aan Elxis betaalde bedrag ad € 7.700,00, reiskosten ad € 19.796,68 en meubilair ad € 13.759,00 - en € 1.187,56 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
meer subsidiair:voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen vernietigd is met een beroep op dwaling, althans misbruik van omstandigheden, alsmede Elxis te veroordelen tot betaling van € 7.700,00 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
ii) de vorderingen van Elxis in reconventie af te wijzen, althans Elxis in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren; en
iii) Elxis te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Elxis heeft verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld. Zij heeft, onder aanvoering van twee grieven, gevorderd, kort gezegd, het bestreden vonnis in reconventie te vernietigen en haar vorderingen alsnog toe te wijzen, met veroordeling van [appellanten] c.s. in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
[appellanten] c.s. hebben verweer gevoerd.
Nederlandse rechter, Nederlands recht, eiswijziging
4.4.
Voordat het hof overgaat tot een inhoudelijke beoordeling van de grieven, overweegt het hof als volgt.
4.5.
[appellanten] c.s. zijn woonachtig in België en het geschil heeft betrekking op een in Griekenland gelegen bouwperceel en daarop te bouwen vakantiewoning. Het geschil heeft dan ook internationale aspecten. Daarmee ligt in hoger beroep allereerst de vraag voor of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil.
4.6.
Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Het gaat hier om een internationale burgerlijke- of handelszaak, waarbij de verweerder woonplaats heeft in een lidstaat van de Europese Unie, en er sprake is van een rechtsvordering die na 10 januari 2015 aanhangig is gemaakt. Dit betekent dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel-I (1215/2012)). Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel-I (1215/2012) is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van het geschil, omdat Elxis gevestigd is in Nederland.
4.7.
De kantonrechter heeft het geschil beoordeeld naar Nederlands recht. Daartegen is geen grief gericht. Bovendien hebben beide advocaten ter gelegenheid van het digitaal pleidooi desgevraagd te kennen gegeven te kiezen voor toepassing van Nederlands recht. Het hof zal dan ook Nederlands recht toepassen.
4.8.
Het hof stelt voorts vast dat [appellanten] c.s. in hoger beroep hun eis hebben gewijzigd. Elxis heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
Bemiddelingsovereenkomst: uitleg
4.9.
Daarmee komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven.
4.10.
Met hun grieven leggen [appellanten] c.s. enerzijds en Elxis anderzijds in essentie de vraag voor of Elxis heeft voldaan aan de voor haar uit de bemiddelingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens [appellanten] c.s.
De
grieven 1 tot en met 8van [appellanten] c.s. hebben betrekking op deze vraag en ook
grief Ivan Elxis houdt hiermee verband. Het hof zal deze grieven hierna gezamenlijk beoordelen.
4.11.
Om bedoelde vraag te kunnen beantwoorden moet allereerst worden vastgesteld wat partijen zijn overeengekomen ten aanzien van de bemiddeling door Elxis bij de aankoop van het bouwperceel in Griekenland en de daarop te bouwen vakantiewoning.
Daarbij is niet alleen van belang wat er is vastgelegd in de schriftelijke stukken, maar komt het steeds aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635, Haviltex). Bij de uitleg zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.12.
Het hof overweegt als volgt. In de bemiddelingsovereenkomst is bepaald dat
“Elxis bemiddelt bij de aankoop van een bouwperceel en een nog te bouwen villa te Pogonia, Griekenland”en dat Elxis
“de gehele notariële afwikkeling van de transactie”zal
“verzorgen en de aanneemovereenkomst voor de bouw van de villa”zal
“opstellen”.In haar e-mail van 19 april 2017 heeft Elxis aan [appellanten] c.s. medegedeeld dat Elxis voorts
“uiteraard alle handelingen, die niet met naam en toenaam in de opdrachtbevestiging worden genoemd maar in alle redelijkheid wel voor de aankoop noodzakelijk zijn”zal
“verrichten c.q. faciliteren”,waarbij gedacht moet worden aan
“de aanvraag van een Grieks fiscaal nummer, het opstellen van een aankoopvolmacht, het eventueel bij volmacht tekenen van aktes, doen van aangifte overdrachtsbelasting en betalen van overdrachtsbelasting, notaris en kadaster uit jullie naam (indien door jullie gewenst en in overleg), de eerste aanmelding van de aankoop van helperceel bij de Griekse belastingdienst (E9-formulier), de kadastrale overschrijving van de koopakte, de opstelling en evt. ondertekening van een akte van kwijting etc.”.
4.13.
Vaststaat dat [appellanten] c.s. bij e-mail van 15 juli 2016 een brochure hebben aangevraagd bij Elxis en dat Elxis bij e-mail van diezelfde dag de brochure aan [appellanten] c.s. heeft doen toekomen. In deze e-mail heeft Elxis onder meer vermeld:
“(…) Tijdens het aankoop- en bouwtraject wordt u deskundig begeleid door ons kantoor. Wij hebben al 25 jaar ervaring met de bemiddeling en juridische afhandeling van onroerendgoedtransacties in Griekenland en bieden u complete aankoopbegeleiding. Zo worden contracten tweetalig opgesteld, zodat u deze in uw eigen taal kunt lezen, verzorgen wij de notariële overdracht en regelen wij voor u alle zaken die bij de aanschaf van een woning in Griekenland komen kijken. (…)”.
4.14.
Niet in geschil is voorts dat Elxis er reeds voor ondertekening van de bemiddelingsovereenkomst onder meer voor heeft gezorgd dat [appellanten] c.s. het project in Griekenland konden bezichtigen en dat Elxis hen daarbij in contact heeft gebracht met de projectontwikkelaar. Ook is niet in geschil dat Elxis reeds voor ondertekening van de bemiddelingsovereenkomst de koop-/aannemingsovereenkomst heeft opgesteld en dat deze overeenkomst door [appellanten] c.s. en de ontwikkelaar voor het tot stand komen van de bemiddelingsovereenkomst is getekend.
4.15.
De door Elxis gepresenteerde hoedanigheid als ervaren en deskundig bemiddelaar, waarbij zij in de e-mail van 15 juli 2016 ook aan [appellanten] c.s. te kennen geeft ervaring te hebben met de
“juridische afhandeling van onroerendgoedtransacties in Griekenland”en mededeelt
“complete aankoopbegeleiding”te verzorgen en de rol van Elxis voorafgaand aan de ondertekening van de bemiddelingsovereenkomst, leiden het hof, bezien in samenhang met de hiervoor aangehaalde bepalingen uit de bemiddelingsovereenkomst en de e-mail van Elxis van 19 april 2017, tot de conclusie dat [appellanten] c.s. redelijkerwijs mochten verwachten dat Elxis op basis van de bemiddelingsovereenkomst die diensten zou leveren die essentieel zijn voor de correcte juridische afhandeling en afwikkeling van de aankoop van het bouwperceel en de daarop te bouwen vakantiewoning.
4.16.
Voor zover [appellanten] c.s. ter onderbouwing van hun standpunt over de inhoud
en strekking van de uit de bemiddelingsovereenkomst voor Elxis voortvloeiende
verplichtingen wijzen op de website van Elxis, gaat het hof daaraan voorbij. Anders dan [appellanten] c.s. veronderstellen hebben mededelingen op deze website, ook als deze betrekking hebben op de inhoud van de werkzaamheden door Elxis, slechts een algemene strekking. [appellanten] c.s. kunnen hieraan niet in redelijkheid verdergaande verplichtingen van Elxis ontlenen dan zijn vastgelegd in de tussen partijen gesloten bemiddelingsovereenkomst.
Bemiddelingsovereenkomst: uitvoering
4.17.
Volgens [appellanten] c.s. heeft Elxis niet aan haar verplichtingen uit de bemiddelingsovereenkomst voldaan. [appellanten] c.s. stellen zich op het standpunt dat Elxis heeft nagelaten om [appellanten] c.s. te informeren over en/of waarschuwen voor risico’s verbonden aan de koop van het bouwperceel en de daarop te bouwen woning.
4.18.
[appellanten] c.s. voeren in dat verband, kort gezegd, het volgende aan. Ten tijde van het sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst had de ontwikkelaar de grond nog niet in eigendom. Ook moest de grond nog gesplitst worden, maar ontbrak de daarvoor benodigde goedkeuring van de Griekse autoriteiten. Verder ontbrak de goedkeuring voor de toegangsweg naar het bouwperceel en was er geen principeakkoord voor de bebouwbaarheid van de grond gevraagd bij de Griekse autoriteiten, laat staan dat er een vergunning voor de bouw van de vakantiewoning gevraagd was.
4.19.
Achteraf is duidelijk geworden, zo stellen [appellanten] c.s., dat de bouw van de woning, onder meer vanwege het ontbreken van de benodigde goedkeuringen, al op voorhand niet, althans niet tijdig vóór het verstrijken van de harde deadline op 15 april 2018 uitvoerbaar was.
4.20.
Volgens [appellanten] c.s. was Elxis, als expert van de Griekse vastgoedmarkt,
zich bewust van deze risico’s, althans had zij zich hiervan bewust moeten zijn. Elxis had [appellanten]
c.s. dan ook moeten informeren over en/of waarschuwen voor de gebruiken en risico's op de Griekse vastgoedmarkt, zoals het vragen van een principeakkoord, en Elxis had [appellanten] c.s. moeten wijzen op de situatie wat betreft de bebouwbaarheid van de grond. Elxis had, zo stellen [appellanten] c.s., de risico’s voor [appellanten] c.s. tot aanvaardbare proporties moeten beperken door hen te behoeden voor het tekenen van de koop-/aannemingsovereenkomst dan wel door een deugdelijke overeenkomst met beperkt risico op te stellen. Elxis heeft dit alles echter nagelaten.
4.21.
Door [appellanten] c.s. niet of onvoldoende te informeren over en/of te waarschuwen voor de risico’s verbonden aan de koop van het bouwperceel en de daarop te bouwen woning is Elxis volgens [appellanten] c.s. tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de bemiddelingsovereenkomst, althans heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens [appellanten] c.s., waardoor [appellanten] c.s. schade hebben geleden. Voorts is volgens [appellanten] c.s. op grond van het vorenstaande sprake van dwaling, althans misbruik van omstandigheden, op grond waarvan de bemiddelingsovereenkomst vernietigd dient te worden.
4.22.
Het hof overweegt als volgt. Uit de door partijen in het geding gebrachte
e-mailcorrespondentie blijkt dat de projectontwikkelaar bij e-mail van 14 januari 2017 aan
[appellanten] c.s. - en in cc aan Elxis - heeft medegedeeld dat
“all procedures with the
municipality for the ring road that gives “constructibility” to your plot”afgerond zijn en dat na 2 februari 2017 -
“if there isn’t any objection”-
“we will be able to sign our private agreement about your villa construction”.Per e-mail van 27 maart 2017 hebben [appellanten] c.s. aan de ontwikkelaar - met Elxis in cc - onder meer melding gemaakt van een lopende discussie over
“the possibilities of extra square meters”en bij e-mail van 6 april 2017 heeft Elxis [appellanten] c.s. er
“Voor de goede orde”op gewezen dat er slechts een
“algemene aankoopvolmacht”ondertekend zou kunnen worden
, “omdat de splitsing van het perceel nog niet heeft plaatsgevonden en dus ook de exacte kadastrale gegevens van het perceel nog niet bekend zijn”en dat afgesproken kan worden dat Elxis pas namens [appellanten] c.s. actie zal ondernemen
“zodra wij schriftelijke opdracht van jullie hebben ontvangen om tot aankoop van het specifieke perceel over te gaan.”.Hieruit leidt het hof af dat [appellanten] c.s. reeds vóór ondertekening van de koop-/aannemingsovereenkomst op 20 maart 2017 en in ieder geval vóór ondertekening van de bemiddelingsovereenkomst op 6 april 2017 op de hoogte waren, althans op de hoogte behoorden te zijn van (een aantal van) de door hen benoemde risico’s.
4.23.
Het vorenstaande in aanmerking nemend is het hof van oordeel dat [appellanten] c.s. onvoldoende concreet hebben gesteld en onderbouwd waarover/waarvoor Elxis hen nader had moeten informeren en/of waarschuwen.
Ook als het hof [appellanten] c.s. volgt in hun stelling dat het gebruikelijk is om een principeakkoord over de bebouwbaarheid aan te vragen bij de Griekse autoriteiten alvorens de ontwikkelaar van start gaat met het ontwikkelen van het project, leidt dit het hof niet tot een ander oordeel. [appellanten] c.s. hebben ter onderbouwing van deze stelling een schriftelijke verklaring van een Griekse architect in het geding gebracht. Uit deze verklaring valt op te maken dat het aan de ontwikkelaar is een dergelijk principeakkoord aan te vragen. Niet valt in te zien dat er aanleiding bestond voor Elxis om na te gaan of de ontwikkelaar een dergelijk principeakkoord had aangevraagd en/of [appellanten] c.s. hierover te informeren en/of waarschuwen.
4.24.
Zeker gelet op de mededeling van de ontwikkelaar als hiervoor onder 4.22 weergegeven, hebben [appellanten] c.s. onvoldoende duidelijk gemaakt dat Elxis er ten tijde van het sluiten van de bemiddelingsovereenkomst niet in redelijkheid van uit mocht gaan dat oplevering van de vakantiewoning uiterlijk 15 april 2018 mogelijk was.
4.25.
Daarbij komt dat in artikel 2 lid 8 van de koop-/aannemingsovereenkomst is opgenomen:
“(…) Indien bij artikel 2.2 geen correcte bouwvergunning blijkt te kunnen worden verkregen (conform de definitieve tekeningen), zal de verkoper de kopers schadeloos stellen door het perceel terug te kopen, waarbij er door de kopers geen schade zal worden geleden. (…)”.In artikel 12 van de koop-/aannemingsovereenkomst is bepaald:
“De eigendom in kwestie is uitgekozen op voordracht van de aannemer, zodat deze geschikt is voor de bouw van de woning die de aannemer door middel van deze overeenkomst overeenkomt te bouwen. Derhalve garandeert de aannemer dat de uitgifte van een bouwvergunning en de bouw van de woning mogelijk is; de serie schetsen zoals die met de opdrachtgevers wordt overeengekomen zal zonder essentiële wijzigingen worden goedgekeurd door de Bouwdienst die bevoegd is voor de uitgifte van een bouwvergunning.”en in bijlage IV bij deze overeenkomst staat vermeld:
“(…) Conform artikel 2 van de onderhandse overeenkomst zal de verkoper, wanneer er geen correcte bouwvergunning blijkt te kunnen worden verkregen (conform de definitieve tekeningen), de kopers schadeloos stellen door het perceel terug te kopen, waarbij er door de kopers geen schade zal worden geleden. (…)”.In artikel 6 van deze overeenkomst is bepaald
: “De woning zal door de aannemer worden opgeleverd binnen twaalf (12) maanden na uitgifte van de bouwvergunning en in ieder geval niet later dan 15/04/2018, wat de uiterste opleverdatum is. De aannemer zal ten alle tijden proberen de opleverdatum zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden, zonder enig toegeving op de geleverde kwaliteit.”en in artikel 8 is opgenomen:
“Wanneer de bouwwerkzaamheden niet zijn onderbroken om redenen van overmacht zoals bedoeld in artikel 7, en aannemer door zijn schuld en toedoen de woning te laat oplevert na 15/04/2018, zal hij verplicht zijn aan opdrachtgevers als boeteclausule en vergoeding voor niet-aantoonbare schade, een bedrag van 330 euro per dag te betalen voor elke dag vertraging na 15/04/2018, of, indien er sprake is van overmacht, voor elke dag dat de duur van het feit waaruit de overmacht bestond wordt overschreden. Dit bedrag dient na afloop van iedere maand aan de opdrachtgevers te worden betaald.”.
4.26.
Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat [appellanten] c.s. niet meer van Elxis mochten verwachten dan dat zij erop zou toezien dat bepalingen, zoals de
hiervoor weergegeven schadeloosstelling bij het niet verkrijgen van een correcte bouwvergunning, de garantie van de ontwikkelaar met betrekking tot de bouwvergunning en de bouw en de boeteclausule ten aanzien van de door [appellanten] c.s. voorgestane opleverdatum, in de koop-/aannemingsovereenkomst werden opgenomen. Aan deze verplichting heeft Elxis voldaan.
4.27.
In dat verband sluit het hof zich voorts aan bij het oordeel van de kantonrechter dat Elxis in de bemiddelingsovereenkomst niet heeft gegarandeerd dat de woning uiterlijk op 15 april 2018 opgeleverd zou kunnen worden en dat een dergelijke garantie ook niet in de rede ligt, omdat Elxis niet de partij was die de woning zou gaan bouwen. Ook als het hof in aanmerking neemt dat het hierbij - zoals [appellanten] c.s. betogen - een harde deadline respectievelijk een fatale termijn betreft, valt niet in te zien dat op Elxis een andere verplichting rustte dan erop toe te zien dat in de koop-/aannemingsovereenkomst werd opgenomen dat de woning uiterlijk 15 april 2018 zou worden opgeleverd. De door [appellanten] c.s. gestelde samenhang tussen de koop-/aannemingsovereenkomst en de bemiddelingsovereenkomst maakt dit, gezien hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, niet anders. Aan deze verplichting heeft Elxis voldaan.
4.28.
Niet is komen vast te staan dat Elxis niet aan haar verplichtingen uit de bemiddelingsovereenkomst heeft voldaan.
4.29.
Voor zover [appellanten] c.s. in dat verband nog betogen dat Elxis heeft nagelaten een passende oplossing aan te dragen, nadat de problematiek rondom de vergunningen bekend werd, gaat het hof hieraan voorbij. [appellanten] c.s. miskennen daarbij dat dit niet binnen de verantwoordelijkheid van Elxis op grond van de bemiddelingsovereenkomst viel en dat het aandragen van een passende oplossing ook naar zijn aard eerder aan de ontwikkelaar was dan aan Elxis.
4.30.
Voor zover [appellanten] c.s. voorts hebben bedoeld een beroep te doen op artikel
7:401 BW, heeft te gelden dat evenmin is komen vast te staan dat Elxis haar zorgplicht als
goed opdrachtnemer jegens [appellanten] c.s. geschonden heeft.
4.31.
[appellanten] c.s. hebben ook onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat de door Elxis opgestelde koop-/aannemingsovereenkomst niet deugdelijk is en dat Elxis hierin de risico’s voor [appellanten] c.s. onvoldoende heeft geborgd.
De stelling van [appellanten] c.s. dat de koop-/aannemingsovereenkomst geen of onvoldoende zekerheid biedt, waarbij zij erop wijzen dat zij in Griekenland een gerechtelijke procedure tegen de projectontwikkelaar hebben moeten aanspannen en dat de uitkomst van deze procedure ongewis is, is inmiddels achterhaald. Ter gelegenheid van het digitaal pleidooi hebben [appellanten] c.s. te kennen gegeven dat in die procedure inmiddels een voor hen positief vonnis is gewezen. Aan [appellanten] c.s. kan worden toegegeven dat er zich executieproblemen ten aanzien van dit vonnis kunnen voordoen, maar dat leidt het hof niet tot een ander oordeel. Van Elxis kan geenszins worden verwacht dat zij [appellanten] c.s. op grond van de bemiddelingsovereenkomst voor elk mogelijk risico moet beschermen, laat staan dat zij [appellanten] c.s. had dienen te behoeden voor het aangaan van de koop-/aannemingsovereenkomst.
4.32.
Nu niet is komen vast te staan dat Elxis niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan dan wel haar zorgplicht jegens [appellanten] c.s. heeft geschonden, kan van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Elxis als bedoeld in artikel 6:74 BW geen sprake zijn.
4.33.
Het beroep van [appellanten] c.s. op onrechtmatig handelen van Elxis als bedoeld in artikel 6:162 BW stuit eveneens af op het vorenstaande. [appellanten] c.s. hebben onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat Elxis in strijd zou hebben gehandeld met hetgeen krachtens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.34.
Ook het beroep van [appellanten] c.s. op dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 onder a en b BW en het beroep op misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW falen.
4.35.
[appellanten] c.s. stellen in het kader van hun beroep op dwaling dat Elxis hun heeft voorgehouden dat de door hen gestelde harde deadline van 15 april 2018 haalbaar was en dat zij heeft nagelaten hun te informeren over de werkwijze van de Griekse overheid met betrekking tot vastgoedprojecten en de bijbehorende gebruiken en risico’s.
Niet is echter komen vast te staan dat Elxis ten tijde van het aangaan van de bemiddelingsovereenkomst een inlichting aan [appellanten] c.s. heeft gegeven dan wel dat zij [appellanten] c.s. in verband met hetgeen zij wist of behoorde te weten omtrent het project had behoren in te lichten, een en ander op de wijze als door [appellanten] c.s. gesteld. Zoals hiervoor onder 4.24 overwogen, hebben [appellanten] c.s. immers onvoldoende duidelijk gemaakt dat Elxis er ten tijde van het sluiten van de bemiddelingsovereenkomst niet in redelijkheid van uit mocht gaan dat oplevering van de vakantiewoning uiterlijk 15 april 2018 mogelijk was.
Daarbij komt dat de projectontwikkelaar een koop-/aannemingsovereenkomst heeft ondertekend waarin een hoge boete is gesteld op het niet nakomen van de uiterste oplevertermijn. Hieruit maakt het hof op dat ook de ontwikkelaar er ten tijde van het sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst kennelijk van uitging dat oplevering van de vakantiewoning uiterlijk op 15 april 2018 haalbaar was. Niet valt in te zien dat alsdan van Elxis verwacht had mogen worden dat zij hier vraagtekens bij zou plaatsen en [appellanten] c.s. nader diende te informeren en/of waarschuwen.
Niet is komen vast te staan dat sprake was van een, door toedoen van Elxis veroorzaakte, onjuiste voorstelling van zaken aan de zijde van [appellanten] c.s., zodat van dwaling geen sprake kan zijn.
4.36.
Het beroep van [appellanten] c.s. op misbruik van omstandigheden stuit eveneens af op het vorenstaande. [appellanten] c.s. hebben onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat Elxis voor haar bekende informatie heeft verzwegen voor [appellanten] c.s. en daarmee misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden.
4.37.
Dit betekent dat de grieven 1 tot en met 8 van [appellanten] c.s. falen.
Bemiddelingsovereenkomst: opzegging
4.38.
Daarmee ligt de vraag voor of [appellanten] c.s. gehouden zijn tot betaling van het restant van de opdrachtsom ten bedrage van € 20.000,00 aan Elxis. Grief I van Elxis heeft betrekking op deze vraag.
4.39.
Het hof stelt voorop dat sprake is van een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in
artikel 7:425 BW. Uit artikel 7:426 lid 1 BW volgt dat de tussenpersoon (Elxis) recht heeft op loon zodra door zijn bemiddeling tussen opdrachtgever ( [appellanten] c.s.) en de derde (de projectontwikkelaar) een overeenkomst (de koop-/aannemingsovereenkomst) tot stand is gekomen. Uit het bepaalde in artikel 7:426 lid 2 BW volgt dat, ingeval het recht op loon afhankelijk is gesteld van de uitvoering van de bemiddelde overeenkomst (de koop-/aannemingsovereenkomst) en deze niet wordt uitgevoerd, de opdrachtgever ( [appellanten] c.s.) toch loon verschuldigd is, tenzij de niet-uitvoering niet aan hem kan worden toegerekend.
4.40.
Vaststaat dat door bemiddeling van Elxis op 20 maart 2017 tussen [appellanten] c.s. en de ontwikkelaar de koop-/aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen.
Vaststaat ook dat deze overeenkomst niet is uitgevoerd. In de bemiddelingsovereenkomst staat vermeld dat [appellanten] c.s. aan Elxis
“een courtage (…) van € 27.700,00”verschuldigd zijn voor
“haar bemiddelingsdiensten”,dat de
“courtage zal (…) worden voldaan”door betaling van
“i) € 7.700,00 binnen 7 dagen na ondertekening van de opdrachtbevestiging, ii)
€ 15.000,00 binnen 7 dagen na ondertekening van de notariële overdrachtsakte van het perceel en iii) € 5.000,00 binnen 7 dagen na oplevering van de woning.”en dat Elxis
“voor de betreffende termijnen facturen”zal versturen aan [appellanten] c.s. Daarmee is naar het oordeel van het hof in deze overeenkomst het recht op loon in elk geval deels afhankelijk gesteld van de uitvoering van de bemiddelde overeenkomst. Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] c.s. onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat het niet uitvoeren van de koop-/aannemingsovereenkomst niet aan hen toe te rekenen is. Het enkel wijzen op nalaten van Elxis als gevolg waarvan [appellanten] c.s. de koop-/aannemingsovereenkomst hebben moeten ontbinden, is daartoe, gezien hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen over de uitvoering van de bemiddelingsovereenkomst, onvoldoende.
Dit betekent dat [appellanten] c.s. krachtens het bepaalde in artikel 7:426 BW in beginsel loon verschuldigd zijn aan Elxis.
4.41.
Met betrekking tot de hoogte van het loon overweegt het hof als volgt. De bemiddelingsovereenkomst is een gekwalificeerde vorm van de overeenkomst van opdracht, hetgeen met zich brengt dat ook de algemene bepalingen van afdeling 7.7.1 BW in beginsel daarop van toepassing zijn, waaronder artikel 7:411 BW.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:411 lid 1 BW heeft de opdrachtnemer (Elxis) bij voortijdige beëindiging van de opdracht in beginsel recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Krachtens het bepaalde in artikel 7:411 lid 2 BW heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever ( [appellanten] c.s.) is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien in mindering gebracht.
4.42.
Elxis heeft onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat betaling van het volle loon redelijk is. Daarbij betrekt het hof dat de advocaat van Elxis ter gelegenheid van het digitaal pleidooi heeft medegedeeld dat ‘alle werkzaamheden door Elxis zijn uitgevoerd, behalve de levering van de grond en de oplevering van de woning, hetgeen niet aan Elxis is’ en dat Elxis zelf bij die gelegenheid te kennen heeft gegeven dat zij ‘alle volmachten en dergelijke voor de overdracht al heeft gemaakt’, maar dat enige onderbouwing hiervan ontbreekt, terwijl dit wel van Elxis verwacht had mogen worden. Zo merkt het hof op dat met name niet is gebleken dat Elxis ook de volgens Elxis onder de bemiddelingsovereenkomst vallende werkzaamheden zoals onder 2.6 weergegeven heeft verricht. Ten slotte ziet het hof ook in de volgorde en de hoogte van de in de bemiddelingsovereenkomst weergegeven gefaseerde betalingsverplichtingen van [appellanten] c.s. een aanknopingspunt dat er een samenhang is tussen de door Elxis uit te voeren werkzaamheden en het moment van betaling daarvan door [appellanten] c.s.
4.43.
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat [appellanten] c.s. tot niet meer gehouden zijn dan betaling van de reeds door hen betaalde eerste courtagetermijn ten bedrage van € 7.700,00.
4.44.
De omstandigheid dat Elxis, zoals zij stelt, in staat en bereid was om de bemiddelingsovereenkomst volledig uit te voeren, maakt dit niet anders.
4.45.
Het in dat kader door Elxis nog gedane beroep op ontbinding van het nog niet uitgevoerde deel van de bemiddelingsovereenkomst faalt. Elxis miskent daarmee dat [appellanten] c.s. de bemiddelingsovereenkomst reeds bij e-mail van 14 juni 2018 feitelijk hebben opgezegd, zodat ontbinding niet meer aan de orde is.
4.46.
Grief I van Elxis faalt dan ook.
Beslag
4.47.
Daarmee komt het hof toe aan de vraag of [appellanten] c.s. gehouden zijn tot vergoeding van door Elxis geleden schade ten gevolge van het door [appellanten] c.s. gelegde beslag.
Grief 9van [appellanten] c.s. en
grief IIvan Elxis hebben hierop betrekking. Het hof zal deze grieven hierna gezamenlijk beoordelen.
4.48.
Het hof stelt voorop dat ingevolge vaste rechtspraak degene die beslag legt op eigen risico handelt en, bijzondere omstandigheden daargelaten, de door het beslag geleden schade dient te vergoeden indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dat geldt ook als de beslaglegger, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld. Bijzondere omstandigheden daargelaten, is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degene op wiens recht het beslag inbreuk heeft gemaakt. Dat geldt zowel voor conservatoir beslag op grond van een niet aan de beslaglegger toekomende vordering, als voor executoriaal beslag op grond van een executoriale titel die na de beslaglegging wordt vernietigd. Op de beslaglegger rust een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is.
4.49.
[appellanten] c.s. hebben ten laste van Elxis conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de Rabobank tot zekerheid van hun vorderingen. Nu deze vorderingen niet kunnen worden toegewezen, is achteraf bezien het beslag ten onrechte gelegd en zijn [appellanten] c.s. jegens Elxis op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de daardoor geleden schade. Bijzondere omstandigheden als onder 4.48 bedoeld zijn gesteld noch
gebleken.
4.50.
De door Elxis opgevoerde schade bestaat uit een bedrag groot € 70,00 aan door de Rabobank in rekening gebrachte beslagkosten en een bedrag groot € 105,00 aan kosten voor de bankgarantie die Elxis heeft laten stellen. Ter onderbouwing hiervan heeft Elxis een nota van de Rabobank, waaruit blijkt dat haar rekening is gedebiteerd met € 70,00 aan beslagkosten, een schrijven van de Rabobank, waaruit blijkt dat haar rekening gedebiteerd zal worden met € 105,00 voor het stellen van een beslaggarantie en een betaalbevestiging ten bedrage van € 105,00 in het geding gebracht. Daarmee heeft Elxis deze schade voldoende onderbouwd.
Verder voert Elxis een bedrag op van € 3.500,00 aan advocaatkosten voor werkzaamheden gerelateerd aan het beslag. Anders dan [appellanten] c.s. in eerste aanleg hebben betoogd, vallen deze kosten niet onder de proceskosten. Elxis heeft ter onderbouwing van deze kosten een urenoverzicht van de werkzaamheden van haar advocaat met betrekking tot het beslag in het geding gebracht. Uit dit overzicht volgt dat de advocaat 6,6 uur aan werkzaamheden gerelateerd aan het beslag in rekening heeft gebracht aan Elxis. Uitgaande van het door Elxis gestelde uurtarief - dat het hof aannemelijk acht en dat door [appellanten] c.s. niet is betwist - betekent dit dat de advocaat een bedrag van € 1.485,00 aan Elxis in rekening heeft gebracht ter zake aan het beslag gerelateerde werkzaamheden.
Verder vordert Elxis terugbetaling van de door haar aan de Rabobank verschuldigde garantieprovisie. Ter onderbouwing daarvan heeft Elxis twee berichten van de Rabobank in het geding gebracht, waaruit blijkt dat € 27,08 en € 62,50 aan garantieprovisie van haar rekening zal worden afgeschreven alsook betaalbevestigingen hiervan. Daarmee heeft Elxis deze schade voldoende onderbouwd. Aan de overigens door Elxis in het geding gebrachte betaalbevestigingen gaat het hof als niet gespecificeerd voorbij.
Het hof zal de gevorderde schadevergoeding dan ook toewijzen tot een bedrag groot (€ 70,00 +/+ € 105,00 +/+ € 1.485,00 +/+ 27,08 +/+ 62,50 =) € 1.749,58.
4.51.
Dit betekent dat grief 9 van [appellanten] c.s. faalt. Grief II van Elxis slaagt deels.
Proceskosten in eerste aanleg
4.52.
Grief 10van [appellanten] c.s. ziet op de compensatie van de proceskosten in eerste aanleg.
4.53.
Het hof overweegt als volgt. De vorderingen van [appellanten] c.s. worden ook in hoger beroep afgewezen. Elxis wordt deels in het gelijk gesteld, maar het toe te wijzen bedrag staat zo ver af van het door Elxis gevorderde bedrag dat ook Elxis als (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij beschouwd dient te worden. Het hof ziet hierin aanleiding de proceskostencompensatie in eerste aanleg te handhaven.
4.54.
Grief 10 van [appellanten] c.s. faalt.
Nadere bewijslevering
4.55.
Aan nadere bewijslevering wordt niet toegekomen, nu beide partijen daarvoor onvoldoende concreet feitelijke stellingen hebben aangevoerd, die indien zij komen vast te staan, tot een andere beslissing aanleiding geven.

5.De slotsom

In principaal en in incidenteel hoger beroep
5.1.
De slotsom is dat de grieven in het principaal hoger beroep van [appellanten] c.s. falen en dat de grieven in het incidenteel hoger beroep van Elxis deels slagen.
Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover daarin de vordering van Elxis tot betaling van de schade is afgewezen en het hof zal [appellanten] c.s. alsnog veroordelen om aan Elxis te betalen een bedrag groot € 1.749,58 aan schadevergoeding ter zake het ten onrechte gelegde beslag. Voor het overige zal het bestreden vonnis, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, worden bekrachtigd.
5.2.
De vorderingen van [appellanten] c.s. worden ook in hoger beroep afgewezen. Elxis wordt deels in het gelijk gesteld, maar het toe te wijzen bedrag staat zo ver af van het door Elxis gevorderde bedrag dat ook Elxis als (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij beschouwd dient te worden. Het hof ziet hierin aanleiding de proceskosten in het principaal en het incidenteel hoger beroep te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, recht doende
in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt het bestreden vonnis van 15 mei 2019, gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, voor zover daarin de vordering van Elxis om [appellanten] c.s. te veroordelen tot betaling van schadevergoeding in verband met het ten onrechte gelegde beslag is afgewezen
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellanten] c.s. om aan Elxis te betalen een bedrag groot € 1.749,58 aan
schadevergoeding in verband met het ten onrechte gelegde beslag;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in het principaal en het incidenteel hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest wat bovengenoemde veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, E.J. van Sandick en J.G.J. Rinkes en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.