ECLI:NL:GHARL:2021:5316

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
200.266.952/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verffabrikant voor onjuist advies bij toepassing van verf op woning met zoutproblemen

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de verffabrikant Keim Nederland B.V. voor schade aan de woning van [appellant] door afbladderende verf. [appellant] had in 2012 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de verbouwing van zijn woning, waarbij de architect advies vroeg aan Keim over de toepassing van een specifieke verf. Na de toepassing van de verf in 2013, begonnen er in 2014 problemen te ontstaan met de dekking en het afbladderen van de verf. [appellant] stelde dat het advies van Keim onjuist was, omdat de verf niet geschikt was voor de zoutbelaste gevel van zijn woning, gelegen nabij de zee. Keim voerde aan dat het advies correct was en dat de schade het gevolg was van een te vochtige ondergrond en niet het gevolg van onjuist advies. Het hof oordeelde dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet van toepassing was op vorderingen uit onrechtmatige daad, en dat [appellant] niet voldoende had aangetoond dat het advies niet was opgevolgd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, die de vordering van [appellant] had afgewezen, en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.266.952
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere: 7332642)
arrest van 1 juni 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M.J. Goedhart,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Keim Nederland B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Keim,
advocaat: mr. R.J. Stoop.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het in dit hoger beroep bestreden vonnis van de kantonrechter te Almere (rechtbank Midden-Nederland) van
26 juni 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 september 2019,
- de memorie van grieven, houdende wijziging van eis, met producties,
- de memorie van antwoord,
- de akte van [appellant] ,
- de antwoordakte van Keim.
2.2.
Vervolgens zijn de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
[appellant] heeft in juli 2012 een aannemingsovereenkomst gesloten met Aannemersbedrijf N. van Duin & Zn. B.V. (hierna ook: de aannemer) voor de verbouwing en uitbouw van zijn woning aan de [a-straat] 31 te [A] . Onderdeel van de opdracht was het 'keimen' van zijn woning: het aanbrengen van een bepaalde soort waterwerende (mineraal-)verf op de buitenmuren van zijn woning.
Voor de verbouwing van zijn woning heeft [appellant] Architectenbureau INENI (hierna ook: de architect) ingeschakeld.
3.2.
De architect heeft Keim, die Keim-mineraalverven produceert en aanbiedt, gevraagd om een verwerkingsadvies voor een Keim-product. Keim heeft dit verwerkingsadvies, na een bezoek ter plaatse aan de woning, op 11 oktober 2012 aan de architect verstrekt. Dit advies luidt (productie 1 bij inleidende dagvaarding):
"Geachte heer [B] ,
Naar aanleiding van het bezoek ter plaatse, met betrekking tot bovengenoemd project,
d.d. 10 oktober jl., ontvangt u hierbij onderstaand advies.
(…)
Kenmerken:
Keim verven zijn zuiver mineraal (anorganisch) qua bindmiddel, vulstoffen en pigment. De verven gaan een duurzame "chemische" verbinding aan met een minerale ondergrond (verkiezeling). Alle Keim verfsystemen zijn zeer dampopen, ongevoelig voor weersinvloeden of UV-straling, en onbrandbaar.
Keim Soldalan is een zeer dampopen, waterwerende muurverf op basis van de bindmiddelcombinatie kiezelsol en waterglas. Naast de verkiezelende hechting op een minerale ondergrond, hecht Keim Soldalan ook uitstekend op praktisch alle oude organische verflagen.
Aan Keim Soldalan-ME is een speciaal titaandioxide (Ti02) pigment toegevoegd, dat onder invloed van zonlicht (UV) fotokatalytisch werkzaam is, zodanig dat organische verbindingen (en dus ook de meeste vormen van vervuiling) worden afgebroken zonder dat het verfsysteem zelf wordt aangetast.
Advies:
Buitenschilderwerk op steenachtige ondergrond:
  • Bouwdeel: Buitenmuur.
  • Materiaal: Nieuw en bestaand; Metselwerk, onbehandeld.
Voorbehandeling, buiten:
Verftechnische voorbehandeling nieuwbouw:
  • Het oppervlak ontdoen van cementresten en poeders en dergelijke met behulp van een harde borstel (geen staalborstel).
  • Het oppervlak ontdoen van eventuele aanwezig mos- en alggroei en behandelen met een algmosverwijderaar.
  • Het oppervlak moet schoon, alg- en mosvrij, stofvrij en droog zijn.
Verftechnische voorbehandeling renovatie:
  • Het oppervlak met beleid reinigen met water onder matige druk (40°C, 40 bar) in combinatie met een alg- mosverwijderaar (voor reinigen aanbrengen).
  • Het voegwerk controleren en waar nodig herstellen c.q. vernieuwen met een minerale mortel waarvan de hardheid is aangepast aan die van het omliggende werk- / metselsteen.
  • IJzeren voorwerpen zoals muurankers voorzien van een roestwerend verfsysteem.
  • Het oppervlak moet schoon, alg- en mosvrij, stofvrij en droog zijn.
Verftechnische afwerking, buiten:
Afwerking Keim Soldalan-ME:
  • Het trasraam bereik voorbehandelen met Keim Hydrophobin 2000, volgens aanwijzingen van het technisch blad.
  • Het gehele oppervlak voorzien van een laag Keim Soldalan-ME, verdund met 10% Keim Soldalan-Verdunning.
  • Na een droogtijd van minimaal 12 uur het geheel afwerken met een laag
Keim Soldalan-ME, onverdund.
Aanbevelingen en opmerkingen:
Algemeen:
  • Het is aan te raden het grondpakket bij de gevel uit te voeren als grindkoffer met drainage.
  • Het metselwerk onder maaiveld dient behandeld te worden met Keim Hydrophobin 2000
  • Tijdens verwerking en droging dient de ondergrond- en de omgevingstemperatuur niet onder 5°C te komen.
  • Tijdens verwerking en droging dient de luchtvochtigheid niet boven de 80% te
komen.
  • Het maximale vochtpercentage van een te schilderen ondergrond dient niet meer dan 6 % te bedragen (waarde 30 bij HPM 2000/HPM 3000).
  • Producten niet verwerken in de volle zon.
  • Gelieve voor de start van het project met Keim Nederland bv te overleggen in verband met het aanmaken van één charge t.b.v. bovengenoemd project in de gewenste kleur. Deze kan kosteloos op voorraad worden gezet bij Keim Nederland bv en in gewenste hoeveelheden uitgeleverd worden. Dit kan eventuele problemen met betrekking tot levertijd en kleurverschillen voorkomen.
  • Keimwerk tot maaiveld: Bij uitvoering van Keimwerk tot op of onder het maaiveld is het noodzakelijk om een of beide hieronder beschreven maatregelen te nemen ter voorkoming van optrekkend vocht in het trasraam. Dit kan door het inmetselen van een folie op hoogte van het maaiveld of door het vloeiend aanbrengen van
Keim Hydrophobin 2000 vanaf minimaal 6 rollagen boven maaiveld tot ruim onder het maaiveld.
Voor de verwerkingsvoorschriften van de diverse in dit advies genoemde producten, verwijzen wij naar de bijgaande algemene richtlijnen voor verwerking.
Wij vertrouwen erop u met deze informatie van dienst te zijn. Zijn er desondanks nog vragen, dan wordt uw reactie met belangstelling tegemoet gezien, telefonisch: +31(0)36-5320620 of via E-mail:info@keim.nl.
Ook kunt u nadere documentatie en/of informatie vinden op onze website:
http://www.keim.nl/.
Met vriendelijke groeten,
KEIM NEDERLAND BV
[C] "
3.3.
De aannemer heeft vervolgens de verf bij (een groothandel van) Keim besteld, waarna een door de aannemer ingeschakelde schilder de verf in de voor- of nazomer van 2013 heeft aangebracht op de gevels van de woning van [appellant] .
3.4.
Op 24 september 2014 heeft (de partner van) [appellant] een e-mail aan Keim gestuurd waarin werd aangegeven dat er problemen waren met de dekking van de verf en dat de verf op verschillende plaatsen afbladderde. Keim heeft toen geadviseerd de plekken met een borstel kaal te borstelen en opnieuw, zodra de plekken droog genoeg waren, twee lagen Keim aan te brengen.
3.5.
[appellant] heeft eind 2017 zijn rechtsbijstandsverzekeraar Achmea ingeschakeld, die op haar beurt onderzoeksbureau ZNEB heeft ingeschakeld. Onderzoeksbureau ZNEB heeft een visueel onderzoek verricht en tevens AE Expertise ingeschakeld voor een nader onderzoek naar de onthechting van de Keim-verf op de gevels van de woning van [appellant] .
3.6.
In het expertise-tussenrapport van ZNEB van 22 februari 2018 (productie 4 bij inleidende dagvaarding) is als oorzaak van de slechte hechting van de verf genoemd dat de verf is aangebracht op een metselwerkgevel met te veel zouten erin. Volgens ZNEB hadden de schilder en Keim als deskundigen de gevel moeten beoordelen op het zoutgehalte, mede gezien de ligging van de woning nabij zee en het beschadigde oppervlak van de gevelsteen. De conclusie van ZNEB luidt:
"(…) dat partij II[de aannemer, toevoeging hof]
als deskundige ten aanzien van het schilderwerk op de gevel onvoldoende onderzoek heeft gedaan en niet naar behoren heeft gepresteerd, althans niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk.
(…)
Naar onze mening is er causaal verband tussen het handelen van partij II en de schade aan het schilderwerk van de buitengevel. Partij II, de schilder van partij II en Keim Nederland B.V. hadden als deskundigen de gevel moeten beoordelen op het zoutgehalte, mede gezien de ligging van de woning nabij de zee en het beschadigde oppervlak van de gevelsteen (…)."
ZNEB begroot de schade op € 16.138,91 (+PM).
3.7.
In het onderzoeksverslag van AE Expertise van 13 december 2017 (eveneens productie 4 bij inleidende dagvaarding), dat mede ten grondslag lag aan het rapport van ZNEB, wordt onder meer geconstateerd dat de woning van [appellant] in 1992 is gezandstraald waardoor de sinterlaag van de bakstenen is aangetast dan wel plaatselijk geheel is gaan ontbreken. AE Expertise concludeert:
"De schade onder de conserveringslaag is een gevolg van het niet verwijderen van zouten vóór de conservering. Door insluiting van de steen, hoewel dampopen, zal deze conservering niet voorkomen dat de zouten hun hygroscopische[wateraantrekkende, toevoeging hof]
eigenschappen verliezen. Dampopen geeft aan dat waterdamp altijd kan intreden.
De applicatie-eisen en applicatievoorschriften inclusief voorbehandeling waren enkel te overzien vanuit oogpunt van professionaliteit door Keim of een gevelbehandeling-specialist.
Het risico op scheurvorming en verdere deformatie van de gevel zal tot ontzilting heeft plaatsgevonden enkel verder toenemen."
3.8.
Bij brief van 28 maart 2018 heeft [appellant] aan Keim medegedeeld dat uit het onderzoek van ZNEB is gebleken dat het metselwerk te veel zouten bevat om Keim-verf op aan te kunnen brengen en dat het advies van Keim om die reden onjuist was.
3.9.
Keim heeft het bureau LJ Solutions, een expert en specialist op het gebied van gevelconstructies, ingeschakeld om een onderzoek te verrichten naar het afbladderen van het keimwerk van de gevels. In haar rapportage van 22 juni 2018 (productie 9 bij inleidende
dagvaarding) meldt LJ Solutions:
"(…) Daar waar de verf zich onthecht zijn meerdere eenvoudige vochtmetingen gedaan.
(…) Op meerdere plekken wordt een vochtigheid gemeten van meer dan 20%. Dit betekent dat de gevel een verhoogde vochtigheid heeft. Ook is een extreme waarde gemeten rechts naast de voordeur. De vochtmeter sloeg per direct uit naar het maximale percentage dat gemeten kan worden. (…)
De achtergevel van het woonhuis bekeken valt iets vreemds op. Met name aan de rechterzijde van de achtergevel zien we een duidelijke waterlijn en aftekening van vocht. Onthechting van de verf is te zien precies ter plaatse waar de oude gevel overgaat in het nieuwe opgaande metselwerk (foto 2), We zien dit overigens ook bij de zijgevels van de basiswoning. (…)
Op basis van mijn onderzoek en gekeken naar de inhoud van de huidige rapporten kan
m.i. Keim Nederland B. V. niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade aan de gevels van het woonhuis. (…)
Zouten in minerale materialen zijn altijd aanwezig. Deze zouten hoeven niet per direct een gevaar te vormen voor verfsystemen of stucsystemen. Zouten in ondergronden kunnen problematisch worden bij een continue vochtbelasting. En van een continue vochtbelasting is hier sprake. Als zouten worden geactiveerd door een continue vochtbelasting is dit een onomkeerbaar proces zolang er vocht aanwezig is. (…)
Dat het na-isoleren de belangrijkste reden is van de schade die zichtbaar is wordt verstrekt door het feit dat het nieuwe metselwerk bij de laagbouw alsmede bij het optoppen van de
gevels geen schade vertoont. Bij de opgetopte gevels zien we echter geen open stootvoegen. Dit betekent dat in de luchtspouw die aanwezig is (na-isolatie is alleen bij de oude gevels
uitgevoerd volgens dhr. [appellant] ) condensatie zal plaatsvinden. Deze damp zal condenseren op het 'koude' buitenblad en in de spouw naar beneden lopen en eindigen in/op de
nageisoleerde spouw. Dit verklaart m.i. de strakke waterlijn/schadelijn. (…)
Ook kunnen we constateren dal het na-isoleren van de luchtspouw op zijn zachtst gezegd niet deskundig is uitgevoerd."

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg veroordeling van Keim gevorderd tot betaling van € 16.138,91 in hoofdsom, te vermeerderen met € 3.867,16 expertisekosten en € 900,00
buitengerechtelijke incassokosten, een en ander nog te vermeerderen met wettelijke rente.
[appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Keim jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door een onjuist advies te geven. Een medewerker van Keim is op locatie geweest en heeft zonder meer geadviseerd een Keim-product aan te brengen. Nadien is echter gebleken dat dit product, gezien de ligging van de woning nabij de zee en de aanwezigheid van zouten in het metselwerk, ongeschikt is voor de woning van [appellant] : de verf is gaan afbladderen. Keim is daarom gehouden de schade die van het onjuiste advies het gevolg is geweest, namelijk de kosten van het verwijderen van de Keim-verf, te vergoeden, aldus [appellant] .
4.2.
Keim heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [appellant] en een tegenvordering ingesteld. Keim heeft in reconventie veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van € 272,25, zijnde de kosten van het rapport van LJ Solutions, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.3.
Bij het bestreden vonnis van 26 juni 2019 heeft de kantonrechter zowel de vordering in conventie als die in reconventie afgewezen.
Ten aanzien van de vordering in conventie heeft de kantonrechter daartoe overwogen dat [appellant] , zoals door Keim als verweer aangevoerd, niet tijdig heeft geklaagd in de zin van
artikel 6:89 BW over het hem gegeven advies. De kantonrechter heeft er daarbij op gewezen dat het advies op 11 oktober 2012 is gegeven, dat het keim-werk in het voorjaar dan wel in de nazomer van 2013 is aangebracht, dat het in ieder geval in september 2014 duidelijk was dat de verf op verschillende plaatsen afbladderde, maar dat [appellant] pas eind 2017/begin 2018 onderzoek heeft laten verrichten door ZNEB en AE Expertise, zonder Keim daarin te betrekken, en Keim eerst op 28 maart 2018 aansprakelijk heeft gesteld.
Ten aanzien van de vordering in reconventie heeft de kantonrechter overwogen dat de door Keim aangevoerde grondslag, misbruik van recht/onrechtmatige daad, voor die vordering geen grond biedt.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
[appellant] heeft vier grieven aangevoerd en concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vordering, die hij in hoger beroep heeft gewijzigd. [appellant] vordert thans voor recht te verklaren dat Keim onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door een onjuist advies te geven over de behandeling van de gevel van zijn
woning, voor recht te verklaren dat Keim aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [appellant] geleden schade en veroordeling van Keim om die schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Keim heeft de grieven bestreden. Tegen de afwijzing van de vordering in reconventie heeft Keim geen incidenteel hoger beroep ingesteld, zodat die vordering in hoger beroep geen rol meer speelt.
5.2.
Met grief I beoogt [appellant] het geschil in conventie in volle omvang ter beoordeling van het hof voor te leggen. Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis en kan daarom
onbesproken blijven.
5.3.
De rechter is vrij in het vaststellen van de feiten die hij voor de beoordeling van het geschil van belang acht. Grief II, waarmee [appellant] betoogt dat de kantonrechter bij het
vaststellen van de feiten niet volledig is geweest, kan daarom niet tot vernietiging van het
bestreden vonnis leiden.
5.4.1.
Grief III is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] niet tijdig in de zin van artikel 6:89 BW heeft geklaagd over het advies (door [appellant] aangeduid als rechtsverwerking).
5.4.2.
In zijn uitspraak van 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1176, heeft de Hoge Raad overwogen dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW (evenals die van artikel 7:23 lid 1 BW bij een koopovereenkomst) betrekking heeft op gebrekkige prestaties, dat wil zeggen prestaties van een schuldenaar die niet aan de verbintenis beantwoorden. Een onrechtmatige daad is geen prestatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW daarom niet ziet op vorderingen uit onrechtmatige daad. Dat is slechts anders indien de
vordering uit onrechtmatige daad is gericht tegen de schuldenaar en is gegrond op feiten die tevens de stelling zouden rechtvaardigen dat de prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt. Dat is i.c. niet het geval. [appellant] , die zijn vorderingen heeft gegrond op onrechtmatige daad, heeft aangevoerd dat de architect aan Keim om advies heeft gevraagd. Het schriftelijke
advies van Keim is aan de architect verstrekt en de mailwisseling omtrent het advies heeft
tussen Keim en de architect plaatsgevonden. Hoe dan ook is er tussen [appellant] en Keim geen overeenkomst tot stand gekomen. Het standpunt van Keim dat de vordering van [appellant] in feite neerkomt op een vordering wegens non-conformiteit omdat de geleverde verf niet
beantwoordt aan de overeenkomst, is onjuist. De vordering van [appellant] is niet gebaseerd op de stelling dat de verf als zodanig niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, maar op de stelling van [appellant] dat Keim het onjuiste advies heeft gegeven om die verf zonder behandeling van het metselwerk (ontzilting) voor zijn woning te gebruiken. Grief III slaagt.
5.5.
Nu grief III slaagt moet, gezien de devolutieve werking van het hoger beroep,
worden ingegaan op de stellingen die [appellant] ter onderbouwing van zijn vordering heeft aangevoerd.
5.6.
[appellant] heeft gesteld dat, zoals blijkt uit de rapporten van ZNEB/AE Expertise, het afbladderen van de verf is veroorzaakt door het in de stenen van zijn woning aanwezige zout, met name in het al bestaande gedeelte van de woning. Volgens [appellant] heeft Keim verzuimd te onderkennen dat de woning dichtbij zee (op 800 meter afstand) is gelegen en dat de muren van de woning twintig jaar eerder waren gestraald, wat ook voor de adviseur van Keim die langs is geweest duidelijk zichtbaar was. Door het stralen hebben de bakstenen de sinterlaag verloren en zijn de stenen poreus geworden. Daardoor konden de stenen jarenlang gemakkelijk het door de zeewind aangevoerde zout opnemen. Gelet op die aanwezigheid van zout in de bakstenen had Keim niet mogen adviseren om keim-verf te gebruiken, aldus [appellant] .
Keim heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat zij een onjuist advies heeft gegeven. Keim heeft onder meer aangevoerd dat er vele projecten zijn geweest waarbij producten van Keim succesvol zijn toegepast op gevels in kustplaatsen en panden dichtbij zee. Zout is daarbij nooit een probleem geweest. Volgens Keim kan het niet anders dan dat de verf is aangebracht op een te vochtige ondergrond, waartoe Keim verwijst naar het rapport van
LJ Solutions. Ook blijkt uit dat rapport dat er bij de na-isoleren van de woning een constructiefout is gemaakt waardoor er condensatie kon optreden, aldus Keim.
Onjuist advies?
5.7.
[appellant] verwijt Keim dat haar advies om Keimverf te gebruiken onjuist is vanwege het zout in de stenen van zijn woning. [appellant] heeft dit verwijt, gezien het verweer van Keim, onvoldoende onderbouwd. Keim heeft namelijk naar voren gebracht dat haar producten bij een juiste toepassing en bij het volgen van de verwerkingsvoorschriften ook in een zoute omgeving toegepast kunnen worden. Uit de door [appellant] overgelegde rapporten van ZNEB en AE Analyse blijkt het tegendeel niet. Immers, een chemische analyse van het door Keim geadviseerde product, waaruit zou kunnen volgen dat de geadviseerde verf Soldalan-ME niet geschikt was voor toepassing in een zoute omgeving, ontbreekt in beide rapporten. Reeds hierom dient het gevorderde te worden afgewezen.
Bij het voorgaande komt bovendien dat door [appellant] niet is gesteld welk zoutgehalte in de
gevels aanwezig was en dat dat zoutgehalte - dat door [appellant] gesteld had moeten worden - te hoog was om de geadviseerde Keimverf te kunnen gebruiken.
Opvolging advies?
5.8.
Het hof overweegt verder dat de conclusie dat Keim jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld door een onjuist advies te geven alleen kan worden getrokken indien voldoende vaststaat dat dat advies is opgevolgd. Als dat niet het geval is, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat er een (voldoende) oorzakelijk verband is tussen het advies van Keim en de schade van [appellant] .
5.9.
Gezien het verweer van Keim dat [appellant] zich niet aan het gedetailleerde verwerkingsadvies ter zake van voorbehandeling en afwerking heeft gehouden, met name wat
betreft het voldoende droog zijn van de gevels, heeft [appellant] nagelaten daarop specifiek in te gaan door verklaringen van de schilder, de aannemer en de architect.
5.9.1.
In het rapport van LJ Solutions dat Keim heeft laten opstellen is vermeld:
"Ook is het vreemd dat in het rapport van Keim, uitgebracht op 11 oktober 2012[het advies, toevoeging hof]
, gesproken wordt over Keim Soldalan verfsysteem terwijl blijkbaar Keim Royalan is toegepast. Waarom die wijziging?"En verderop in het rapport:
"Royalan kan gekozen worden omdat deze meer weerstand biedt tegen dampdiffusie. Prima dus, bij een luchtspouw. Maar niet altijd direct de keuze bij een nageïsoleerde spouw. Keim Soldalan is dan een betere oplossing."
Dat [appellant] mogelijk Royalan heeft laten aanbrengen in plaats van Soldalan ME, zoals door Keim geadviseerd, kan ook worden afgeleid uit een e-mail van de adviseur van Keim aan de architect van 2 mei 2013 (productie 2 bij inleidende dagvaarding). Daarin wordt medegedeeld dat de adviseur met de schilder heeft gesproken en wordt vervolgens uitgelegd waarvoor Royalan geschikt is.
[appellant] is op de zojuist geciteerde passage uit het rapport van LJ Solutions in het geheel niet ingegaan, maar heeft slechts in zeer algemene bewoordingen gesteld dat hij het advies heeft opgevolgd. Onduidelijk is derhalve gebleven of [appellant] , het advies volgend, Soldalan ME heeft laten aanbrengen op zijn woning. Als het daarentegen zo is dat [appellant] , tegen het uitdrukkelijk advies van 11 oktober 2012 in, Royalan heeft laten aanbrengen, is onduidelijk gebleven op wiens initiatief dat is gebeurd en wat de beweegredenen daarvoor zijn geweest. Naar het oordeel van het hof had van [appellant] hierover uitleg mogen worden verwacht.
5.9.2.
Toen in 2014 bleek dat de verf ging afbladderen, heeft [appellant] Keim benaderd. Keim heeft vervolgens [appellant] geadviseerd de plekken met een borstel met nylon haren kaal te borstelen en wederom, zodra de plekken droog genoeg waren, twee lagen keim aan te brengen.
Vaststaat dat [appellant] aan dit (vervolg)advies geen gevolg heeft gegeven.
5.10.
Gezien het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat onvoldoende is gesteld om te kunnen concluderen dat het advies van Keim onjuist was en dat [appellant] het advies van Keim voldoende heeft opgevolgd. [appellant] heeft dus niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat Keim jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering van [appellant] is niet toewijsbaar.
5.11.
Aan het door [appellant] gedane bewijsaanbod gaat het hof voorbij. [appellant] heeft geen feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing van de zaak zouden kunnen leiden.

6.De slotsom

6.1.
Alhoewel grief III slaagt, kan dat niet tot vernietiging van het bestreden vonnis
leiden. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd. De laatste grief, grief IV,
gericht tegen de door de kantonrechter uitgesproken proceskostenveroordeling, faalt.
6.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. Die kosten aan de zijde van Keim zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.020,00
- salaris advocaat € 2.163,00 (1,5 punten x tarief III)

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Almere (rechtbank Midden-Nederland) van 26 juni 2019;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Keim vastgesteld op € 2.020,00 voor griffierecht en op € 2.163,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en R.M. Wagemakers, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.